Bezoek TBS
Recht op bezoek
Ter beschikking gestelden (hierna: verpleegden) hebben volgens artikel 37 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (hierna: Bvt) het recht om ten minste één uur per week bezoek van familieleden of andere personen te ontvangen. Onder dit bezoek wordt verstaan ‘ieder visueel contact tussen een verpleegde en een ander persoon, die niet op de afdeling van de verpleegde verblijft en voorts ook niet gezamenlijk met de verpleegde aan bepaalde activiteiten deelneemt of met hem bepaalde werkzaamheden verricht, gedurende welke deze in de gelegenheid worden gesteld met elkaar te communiceren’. Bezoek kan dus ook contact tussen twee verpleegden in één en dezelfde inrichting omvatten, indien het verplegings- en behandelingsprogramma dit contact niet op andere wijze mogelijk maakt.[1]
De regels omtrent het aanvragen van bezoek zijn te vinden in de huisregels van de inrichting (artikel 37 lid 1 Bvt). Het hoofd van de inrichting kan het aantal tegelijk tot de verpleegde toe te laten personen beperken als dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting (artikel 37 lid 2 Bvt).
Weigering bezoek
Het hoofd van de inrichting kan bepaalde bezoekers weigeren toe te laten voor ten hoogste vier weken. Deze periode kan door het hoofd van de inrichting telkens worden verlengd. De weigering moet wel noodzakelijk zijn met het oog op een belang als genoemd in artikel 35 lid 3 Bvt:
- De bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen;
- De handhaving van de orde of de veiligheid binnen de inrichting;
- de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde;
- de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij door een verpleegde begane misdrijven;
- de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
Een voorbeeld waarbij de directeur het bezoek van de klager weigerde is een uitspraak op 15 februari 2022. Het bezoek werd geweigerd, omdat klager de screening van zijn netwerk weigerde. Volgens de instelling was dit noodzakelijk en uit artikel 7.3.1 van de huisregels bleek dat een verpleegde recht heeft op ten minste een uur per week bezoek, mits deze personen/bezoekers gescreend zijn door kliniekmedewerkers. Nu dit niet mogelijk was, is het bezoek volgens de beroepscommissie terecht geweigerd en is het beroep ongegrond verklaard.[2]
Tegen een beslissing, die een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld, staat beklag open.[3]
Toezicht
In beginsel vindt er tijdens het bezoek geen toezicht plaats. Het hoofd van de inrichting kan echter bepalen dat tijdens het bezoek toezicht wordt uitgeoefend als dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35 lid 3 Bvt. Het toezicht kan bestaan uit het meeluisteren of opnemen van het gesprek tussen een bezoeker en de verpleegde. De aard en de redenen van het toezicht moeten van te voren worden vermeld aan de verpleegde (artikel 37 lid 4 Bvt).
De bezoekers moeten zich bij binnenkomst op een deugdelijke wijze legitimeren (artikel 37 lid 5 Bvt). In de huisregels kunnen hieromtrent echter afwijkende regels worden opgesteld. Dit is bevestigd door de beroepscommissie in een uitspraak op 29 april 2016 met kenmerk 15/4023/TA namelijk: ”Nu in de huisregels is vermeld dat in bijzondere gevallen een uitzondering kan worden gemaakt op regel dat iedere bezoeker zich dient te legitimeren, had het hoofd van de inrichting in dit geval moeten motiveren waarom hiervan ten aanzien van het kleinkind van klager geen gebruik is gemaakt.”
Het hoofd van de inrichting kan bepalen dat een bezoeker aan zijn kleding wordt onderzocht op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar kunnen opleveren voor de orde of de veiligheid in de inrichting. Dit onderzoek kan ook betrekking hebben op door de bezoeker meegebrachte voorwerpen. De directeur is bevoegd dergelijke voorwerpen voor de duur van het bezoek onder zich te nemen tegen afgifte van een bewijs van ontvangst. Ook mag hij voorwerpen aan een opsporingsambtenaar ter hand stellen met het oog op de voorkoming of de opsporing van strafbare feiten (artikel 37 lid 5 van de Bvt).
Een voorbeeld is de uitspraak van 21 december 2020, waarbij de drugshond van de instelling aansloeg bij de vriendin van de klager. Indien een drugshond aanslaat bij een bezoeker kan dit betekenen dat die bezoeker ofwel drugs bij zich heeft ofwel met drugs in aanraking is geweest, ofwel drugs heeft gebruikt. Iemand die zich hieraan schuldig maakt vormt, volgens de beroepscommissie, een risico voor de orde en veiligheid van de instelling. Kijkend naar de belangenafweging die werd gemaakt, oordeelde de beroepscommissie dat de beslissing om de vriendin haar toegang te weigeren tot de instelling niet onredelijk of onbillijk is nu zij een risico vormt voor de orde en de veiligheid.[4]
Aangevangen bezoek kan door de directeur vroegtijdig worden beëindigd met als gevolg dat de bezoeker uit de inrichting wordt verwijderd (artikel 37 lid 6 Bvt). De verwijdering moet echter wel noodzakelijk zijn met het oog op een belang als genoemd in artikel 35 lid 3 Bvt.[5]
Separatie en afzondering
Verpleegden in separatie hebben in beginsel volgens artikel 3 lid 1 van de Regeling Rechten tijdens afzondering en separatie geen recht op bezoek. Tijdens separatie mogen zij enkel bezoek van geprivilegieerde personen ontvangen zoals een advocaat en andere instanties, omschreven in artikel 36 lid 1 Bvt. Tijdens afzondering kunnen de aan de verpleegde toekomende wettelijke rechten slechts worden beperkt op de in de wet genoemde gronden (artikel 2 lid 1 Regeling ‘Rechten tijdens afzondering en separatie’).
Geprivilegieerde personen en instanties- vrije toegang
Uit artikel 37 lid 7 Bvt blijkt dat geprivilegieerde personen- en of instanties vrij toegang hebben tot de verpleegden. Deze personen mogen zonder toezicht contact onderhouden met de verpleegden, tenzij de directeur na overleg met de bezoeker van mening is dat van de verpleegde ernstig gevaar voor de veiligheid van de bezoeker uitgaat. Van de geprivilegieerde personen en instanties hebben alleen leden van de RSJ en de commissie van toezicht te allen tijde toegang tot de verpleegde. De overige in artikel 36 lid 1 Bvt genoemde geprivilegieerde instanties en personen hebben alleen op de in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen toegang tot de verpleegde.
[1] Kamerstukken II, 1993-1994, 23 445, nr. 3, p. 43-44.
[2] RSJ 15 februari 2022, 21/23843/TA.
[3] Zie bijvoorbeeld; RSJ 6 maart 2023, 22/29855/TA.