KC 2013/038
- Datum uitspraak:
- 01/07/2013
- Artikel:
- 30 Bjj
- Samenvatting:
- Klager richt zijn klacht niet tegen het onvoldoende zoeken naar alternatieven voor een verlof dat eenmaal geen doorgang kon vinden. Daarnaast is de inrichting in de overige gevallen telkens in geslaagd om het verlof doorgang te laten vinden. De beklagrechter verklaart de klacht dan ook ongegrond waarbij opgemerkt wordt dat het aan de inrichting is, om een situatie te scheppen waarin verloven normaliter zonder problemen doorgang kunnen vinden. Als een verlof onverhoopt niet door zou gaan, moet naar alternatieven worden gezocht. Wanneer dat daadwerkelijk structureel niet mogelijk zou blijken, kan een situatie ontstaan waarin de inrichting (structureel) onzorgvuldig handelt.
- Uitspraak:
Beslissing van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij de Justitiële Jeugdinrichting [..].
1. De klacht
Jeugdige [..] (klager) heeft bij brief van 2 mei 2013, op 30 mei 2013 door de secretaris ontvangen, een klaagschrift ingediend. Klager mag wekelijks op begeleid verlof. Het verlof is een keer niet doorgegaan wegens een tekort aan personeel. In de brief doet klager enerzijds beklag over het feit dat wegens een tekort aan personeel zijn verlof niet door heeft kunnen gaan. Anderzijds stelt klager aan de orde dat als gevolg van nieuwe verlofbegeleidingsregels, het beschikbaar maken van voldoende personeel voor verlof een structureel probleem lijkt te zijn.
2. De stukkenhet klaagschrift van 2 mei 2013;
de weergave van feiten, ingekomen op 3 juni 2013, van [..];
de reactie van 7 juni 2013, van drs. [..], pedagogisch directeur, op de klacht van de jeugdige.
3. De mondelinge behandelingOp 4 maart 2013 heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
klager;
mw. mr. [..], voorzitter, en mw. [..], secretaris;
de heer [..], namens de directie, en meneer [..], afdelingshoofd.
4. Standpunten van partijenStandpunt van klager
Klager stelt zich op het standpunt dat hij door personeelsgebrek niet op verlof heeft kunnen gaan. Klager vertelt dat hij volgens de nieuwe verlofbegeleidingsregels altijd met twee begeleiders op verlof moet terwijl voorheen één begeleider voldoende was. Ten opzichte van voorheen is veranderd dat een jeugdige met een hoog recidivegevaar per definitie door twee personen begeleid dient te worden, zelfs als voor deze persoon een laag of geen onttrekkingsrisico bestaat. Meestal lukt dat wel, maar niet altijd. Wanneer er iemand van het personeel onverwachts ziek wordt, gaat mijn verlof niet meer door aldus klager. Door het OM is besloten dat klager elke week met verlof mag. Daarnaast geeft klager aan dat re-integratie juist heel erg goed is voor hem. Klager snapt wel dat de directeur de regels opvolgt zoals de minister die heeft opgelegd, maar vraagt zich toch af hoe de directeur dit in goede banen gaat leiden nu er wettelijk twee begeleiders voor het verlof nodig zijn. Vooral nu de zomerperiode eraan komt vraagt klager zich af of het weigeren van verlof niet vaker zal gaan gebeuren. Klager vertelt verder dat er laatst nog een personeelslid op zijn vrije dag is komen werken, zodat klager op verlof kon hetgeen volgens klager erg fijn is maar niet de bedoeling kan zijn. Klager geeft aan dat hij niet direct een probleem heeft met die ene keer dat hij niet op verlof is geweest, maar dat hij een situatie wil signaleren die op lange termijn onhoudbaar is. Volgens klager moet er iets aan gedaan worden.
Standpunt van de directeurDe directeur bestrijdt niet dat het voorval zich heeft voorgedaan zoals klager weergeeft. Verlof was voor klager goedgekeurd door het IJZ, maar die week van het verlof was er onvoldoende personeel om het verlof te kunnen garanderen. De directeur geeft aan dat de druk op het personeel op het moment erg hoog ligt doordat de minister nieuwe regels heeft opgelegd. Volgens de procedure is de uitkomst van de Savry leidend in het bepalen van het aantal begeleiders tijdens het verlof. Wanneer een jongere een hoog risico m.b.t. onttrekking heeft op de Savry moet hij tijdens zijn verlof door twee medewerkers begeleid worden. De jongeren van de ESP hebben bijna allemaal een hoog risico volgens de Savry. Niet omdat ze zich zullen onttrekken tijdens begeleid verlof, maar omdat een hoog risico hebben op recidiveren in eerdere delicten. Op de ESP zitten momenteel 6 jongeren die allemaal een begeleide verlof status hebben. Dit betekent dat deze jongeren steeds begeleid moeten worden door twee medewerkers. De directeur vertelt dat begeleiding van twee medewerkers tijdens een verlof een dusdanige druk bij het team legt dat het voor kan komen dat een jongere niet op verlof kan gaan. De directeur stelt dat dit de eerste keer is dat klagers begeleid verlof niet door kon gaan. En dat terwijl klager iedere week op verlof mag gaan. Maar de directeur geeft ook aan dat het moeilijk is om het iedere week weer voor elkaar te krijgen. Het is zelfs zo dat medewerkers langer in dienst blijven of op hun vrije dag komen werken om dit steeds weer te realiseren. De directeur is het met klager eens dat de regels rondom begeleid verlof die de minister heeft opgelegd, het begeleide verlof voor klager bemoeilijken.
5. De beoordeling
Op grond van artikel 30, eerste lid, van de BJJ (Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen) kan de directeur met machtiging van de Minister een jeugdige die in een inrichting verblijft op grond van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in de gelegenheid stellen de inrichting te verlaten bij wijze van verlof.
De directie erkent dat het geplande verlof op de dag zelf niet door kon gaan door personeelsgebrek als gevolg van ziekte. Het niet doorgaan van het ingeplande verlof was niet aan klager te wijten.
In een recente uitspraak in een vergelijkbare zaak ([..]) is aangenomen dat de inrichting onzorgvuldig handelt als er in een dergelijk voorkomend geval geen alternatieve mogelijkheid voor het verlof wordt geboden. Het incidenteel door overmacht niet kunnen meewerken aan een verlof hoeft dat op zichzelf dus nog niet te zijn.
Een discussie over de vraag of in voldoende mate naar alternatieven is gezocht voor het gemiste verlof is in deze zaak niet gevoerd. Sterker nog, uit de stellingen van klager komt naar voren dat de inzet (van het personeel) van de inrichting tot op heden uitermate flexibel is geweest. Klager wenst met name de structurele onderbezetting aan de kaak te stellen.
Namens de directie is erkend dat het door de combinatie van de nieuwe regels, de capaciteit en de relatief grote hoeveelheid jongeren die een begeleid-verlof status hebben, momenteel inderdaad grote moeite kost om voldoende personeel beschikbaar te houden voor verlofbegeleiding.
In aanmerking nemende ten eerste: dat de klacht niet specifiek gericht is op het niet voldoende zoeken naar alternatieven voor het verlof dat eenmalig geen doorgang heeft kunnen vinden en ten tweede: dat de inrichting er tot op heden in de overige gevallen telkens wel in geslaagd is om het verlof doorgang te laten vinden, acht de beklagcommissie de klacht ongegrond.
De beklagcommissie tekent daar echter nadrukkelijk bij aan dat de het probleem van ondercapaciteit zoals ook door de inrichting gesignaleerd niet afgeschoven kan worden op de jongere die in het kader van zijn behandeling op verlof mag. Het is aan de inrichting om een situatie te scheppen waarin verloven normaliter zonder problemen doorgang kunnen vinden en wanneer een verlof in een uitzonderingsgeval onverhoopt niet door zou gaan, om naar alternatieven te zoeken. Wanneer dat daadwerkelijk structureel niet mogelijk zou blijken, kan een situatie ontstaan waarin de inrichting (structureel) onzorgvuldig handelt. De inrichting kan dan bijvoorbeeld immers in onvoldoende mate uitvoer geven aan het beginsel van perspectief, resocialisatie en nazorg.6. DE BESLISSING
De beklagcommissie
verklaart het beklag ongegrond.
Aldus gedaan op 1 juli 2013 door [..] en [..].