KC 2014/011
- Datum uitspraak:
- 20/12/2013
- Artikel:
- 60 lid 1 van de Pbw, 21 Auteurswet
- Samenvatting:
- Klaagster beklaagt zich over een schending van haar privacy, nu tijdens het horen in de strafcel een filmploeg opnames maakte van het verhoor. De directeur is van mening dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de klacht een bejegeningskwestie betreft. De beklagcommissie ontvangt klaagster in haar beklag. De beklagcommissie toetst inhoudelijk of het recht van klaagster op privacy zwaarder weegt dan het recht van de media om te informeren wat er in de samenleving aan de hand is. Het filmen in een afzonderingscel levert naar het oordeel van de beklagcommissie een ernstige inbreuk van de privacy op waarbij de intimiteit van de betrokkene in belangrijke mate in het geding is. Onder de omstandigheden kan naar het oordeel van de beklagcommissie de toestemming van de directie tot het maken van filmopnamen niet volstaan en dient er voor camera opnames zoals de onderhavige in de privacy van haar cel, toestemming van de gedetineerde te worden verkregen. Het beklag wordt gegrond verklaard en de beklagcommissie kent aan klaagster €10,- toe.
- Uitspraak:
Penitentiaire Inrichtingen […]
op het klaagschrift van:
[…] (klaagster),
Het verloop van de beklagzaak
Klaagster heeft bij schrijven van 31 oktober 2013, ingekomen d.d. 5 november 2013 beklag ingediend ten aanzien van bejegening. Van de directie zijn per brief van 6 november 2013 schriftelijke inlichtingen ontvangen. De mondelinge behandeling van het beklag heeft plaatsgevonden op 13 december 2013. Hierbij waren klaagster en namens de directie de heer […] aanwezig.
De standpunten van de partijen
Het standpunt van klaagster (zakelijk weergegeven)
Klaagster brengt in haar klacht het naar voren dat op 30 oktober 2013 tijdens haar verblijf in de strafcel de directrice voor afhandeling van een rapport naar de cel is gekomen. Zij was vergezeld van de filmploeg van “Buch in de Bajes”. Klaagster geeft aan direct gezegd te hebben dat zij niet wilde dat er met de camera’s opnamen werden gemaakt. Klaagster brengt naar voren dat de directrice daarop heeft gezegd dat klaagster bij uitzending van de beelden niet herkenbaar in beeld zal worden gebracht. Klaagster vermeldt in de klacht dat zij daarop haar gezicht weg van de camera’s heeft gedraaid. Zij heeft tevens naar voren gebracht dat zij het gevoel heeft dat zij door de camera’s haar verhaal niet goed heeft kunnen vertellen. Klaagster acht het optreden een schendig van haar privacy. Zij brengt naar voren dat wanneer dit uitgezonden wordt dit gevolgen heeft voor haar veiligheid. Naar het oordeel van klaagster heeft de directrice haar gedwongen voor de camera te praten en haar privacy niet gerespecteerd.
Het standpunt van de directie (zakelijk weergegeven)
De directie heeft bij brief van 6 november het volgende naar voren gebracht.
Uit de klacht maak ik op dat [...] klaagt over bejegening van personeel. Ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire Beginselenwet kan een gedetineerde bij de beklagcommissie een beklag doen over een door of namens de directeur genomen individuele beslissing die hem persoonlijk betreft.
Omdat het beklagrecht voor een situatie met betrekking tot bejegening niet openstaat, verzoek ik u de klacht niet ontvankelijk te verklaren.
Mocht de beklagcommissie betrokkene in haar klacht willen ontvangen, dan verzoek ik u rekening te houden met de volgende informatie. Momenteel maakt een filmploeg opnamen voor een documentaire over PI […]. Hierover zijn de volgende afspraken gemaakt met betrekking tot het waarborgen van de privacy: Alle gedetineerden komen onherkenbaar in beeld (uit respect voor de nabestaanden en slachtoffers en ter bescherming van de gedetineerden zelf). Ik ben van mening dat de privacy van betrokkene is gerespecteerd en mw. […] niet onheus bejegend is. Ik verzoek u de klacht niet ontvankelijk te verklaren.
Beoordeling van de klacht
De beklagcommissie overweegt het volgende.
De directie heeft de commissie geraden het beklag niet ontvankelijk te verklaren nu het om een situatie van bejegening door het personeel zou gaan. De beklagcommissie kan deze redenering niet volgen. Er wordt geklaagd over de toelating van de cameraploeg door de directrice, de beklagcommissie zal het beklag dan ook ontvankelijk verklaren.
Ingevolge artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet kan een gedetineerde bij de beklagcommissie beklag doen over een door of namens de directeur genomen individuele beslissing die hem betreft.
In casu heeft de directie toestemming gegeven om opnamen te maken voor het programma “Buch in de bajes”. Dit programma wordt door de directie benoemd als een “documentaire”. Uit de internetsite van het programma komt naar voren dat seizoen 2 van dit programma 10 afleveringen telde. Het programma wordt in het algemeen omschreven als reality tv.
Door de directie is niet weersproken dat klaagster bezwaar maakte tegen het maken van opnames en tegen haar wil die opnames hebben plaatsgevonden.
De toestemming om de camera’s toe te laten in de inrichting ten behoeve van het programma “Buch in de bajes” heeft geleid tot een individuele beslissing ten opzichte van klaagster op het moment dat de directrice met cameramensen naar de strafcel is gegaan waar klaagster verbleef en ondanks haar weigering heeft toegestaan dat van klaagster opnames werden gemaakt.
De beklagcommissie overweegt dat het filmen heeft plaatsgevonden in een niet openbare ruimte. Bij filmopnamen in een niet openbare ruimte zoals een woning dient – in beginsel– toestemming te worden gevraagd voor de opnamen. Met betrekking tot de opnamen in de instelling is toestemming verleend door de directie. De beklagcommissie overweegt dat de gevangenis voor de gedetineerden en in casu dus voor klaagster als “woning” functioneert. De gedetineerden vertoeven langere of kortere tijd in de instelling en hun privéleven voltrekt zich uitsluitend daar. Het filmen in een instelling dient dan ook naar het oordeel van de beklagcommissie te worden vergeleken met filmen in een woning. De beklagcommissie betrekt in deze overweging dat klaagster zich op geen enkele wijze aan de opnames kon onttrekken nu zij de instelling niet kon verlaten. In de jurisprudentie en de literatuur over dit onderwerp komt naar voren dat in een dergelijke situatie er een conflict is van grondrechten: aan de ene kant het grondrecht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, aan de andere kant het recht van de media om te informeren wat er in de samenleving aan de hand is. Aan de hand van de omstandigheden moet worden beoordeeld welk grondrecht de doorslag geeft. Met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer worden de ernst van de inbreuk op privacy, de aard en de mate van intimiteit die worden onthuld, de aard en het belang van de feiten die worden openbaar gemaakt en de persoon waar het omgaat van belang geacht.
Het filmen in een afzonderingscel levert naar het oordeel van de beklagcommissie een ernstige inbreuk van de privacy op waarbij de intimiteit van de betrokkene in belangrijke mate in het geding is. Het filmen in een isoleercel levert (vaak) ontluisterende beelden op van een persoon waarbij die gekleed is in speciale kleding. Beelden waarvan het denkbaar is dat een persoon het niet op prijs stelt dan anderen, waaronder familieleden, hier kennis van nemen. Daar komt bij dat de opnamen van klaagster geen directe nieuwswaarde hebben maar zijn opgenomen in het kader van zgn. reality televisie. Voor wat betreft opnamen in een afzonderingscel zou gedurende de drie maanden durende periode van filmopnamen ook kunnen worden gekozen voor het maken van opnamen van een of meer personen die geen bezwaar hebben tegen het maken van filmopnamen.
Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van de beklagcommissie de toestemming van de directie tot het maken van filmopnamen niet volstaan en dient er voor camera opnames zoals de onderhavige in de privacy van haar cel, toestemming van de gedetineerde te worden verkregen.
De directie is van oordeel dat door het onherkenbaar maken van gedetineerden bij de uitzending de privacy van betrokkene voldoende is gerespecteerd.
De beklagcommissie overweegt dat wanneer het gezicht van iemand onherkenbaar in beeld wordt gebracht is gewaarborgd dat het portretrecht zoals neergelegd in artikel 21 van de Auteurswet niet wordt geschonden. Echter naar het oordeel van de beklagcommissie is het filmen van klaagster op zich een schending van de privacy die niet wordt weggenomen door het feit dat (het gezicht) klaagster onherkenbaar in beeld wordt gebracht bij een eventuele uitzending. Het beklag richt zich tegen het filmen zelf, waardoor de personen die bij het filmen betrokken waren aanwezig zijn geweest in de afzonderingscel en er zich opnamen van klaagster bevinden bij de televisie maatschappij waar personen van kennis nemen. Bovendien heeft klaagster zich aldus de klacht belemmerd gevoeld tijdens het gesprek met de directrice.
Ook neemt de beklagcommissie in overweging dat ondanks het onherkenbaar in beeld brengen van het gezicht van klaagster het voor de naaste familieleden en vrienden vaak toch duidelijk is om wie het gaat. De omstandigheden van een afzonderingscel zijn zo belastend voor klaagster dat ook deze herkenbaarheid bezwarend voor klaagster kan worden geacht.
Het beklag wordt dan ook gegrond geacht. In verband hiermee wordt aan klaagster een tegemoetkoming toegekend van € 10,00. Tevens geeft de beklagcommissie in overweging erop toe te zien dat geen uitzending plaatsvindt van de opnamen die gemaakt zijn van klaagster.
BESLISSINGDe beklagcommissie:
- verklaart het beklag […] gegrond;
- kent een tegemoetkoming toe van € 10,00 te betalen door de inrichting.
Deze uitspraak is gedaan door de beklagcommissie […] met ondersteuning van […], secretaris.