Wetgeving Forensische Zorg
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 10
1. Bij elke inrichting wordt door Onze Minister een commissie van toezicht ingesteld.
2. De commissie van toezicht heeft tot taak:
a. toezicht te houden op de wijze van tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen in de inrichting;
b. kennis te nemen van de door verpleegden naar voren gebrachte grieven en zonodig ter zake tussen een verpleegde en het hoofd van de inrichting te bemiddelen;
c. zorg te dragen voor de behandeling van klaagschriften ingevolge het bepaalde in hoofdstuk XIV;
d. aan Onze Minister, de Raad en het bestuur advies en inlichtingen te geven omtrent het onder a gestelde.
3. Indien het advies of de inlichtingen een justitiële particuliere inrichting betreffen en zijn bestemd voor Onze Minister of de Raad, voegt de commissie de desbetreffende opmerkingen van het betrokken bestuur daarbij, tenzij naar het oordeel van Onze Minister of de commissie bijzondere spoed geboden is dan wel het bestuur zijn opmerkingen naar het oordeel van de commissie niet binnen een redelijke termijn op schrift heeft gesteld.
4. De commissie stelt zich door persoonlijk contact met de verpleegden regelmatig op de hoogte van onder hen levende wensen en gevoelens. Bij toerbeurt treedt één van haar leden hiertoe op als maandcommissaris.
5. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de bevoegdheden, de samenstelling en de werkwijze van de commissie, de benoeming en het ontslag van haar leden alsmede over de werkzaamheden van de maandcommissaris.
Artikel 55
1. De verpleegde heeft het recht zich, mondeling of schriftelijk, tot de commissie van toezicht te wenden met het verzoek te bemiddelen ter zake van een grief omtrent de wijze waarop het hoofd van de inrichting zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem heeft gedragen of een bij of krachtens deze wet gestelde zorgplicht betracht. Een gedraging van een personeelslid of medewerker van de inrichting jegens de verpleegde wordt met het oog op de toepassing van deze bepaling als een gedraging van het hoofd van de inrichting aangemerkt.
2. Indien de grief een beslissing betreft waartegen beklag openstaat, dient dit verzoek uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van die beslissing te worden ingediend.
3. De commissie van toezicht streeft ernaar binnen vier weken een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te bereiken. Zij kan de bemiddeling geheel of ten dele aan de maandcommissaris of een ander uit haar midden aangewezen lid opdragen.
4. De commissie van toezicht stelt de verpleegde en het hoofd van de inrichting in de gelegenheid, al dan niet in elkaars tegenwoordigheid, hun standpunt mondeling toe te lichten. Indien de verpleegde de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, draagt de commissie van toezicht zorg voor de bijstand van een tolk.
5. Zij sluit de bemiddeling af met een mededeling van haar bevindingen aan het hoofd van de inrichting en de verpleegde. In de gevallen, bedoeld in artikel 56, wordt de verpleegde gewezen op de mogelijkheid van beklag en de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit moet worden gedaan.
6. Indien het hoofd van de inrichting of de verpleegde hierom verzoekt, wordt hem zo spoedig mogelijk een gedagtekend afschrift van de mededeling toegezonden of uitgereikt. De datum van die toezending of uitreiking wordt op dit afschrift aangetekend. Indien de verpleegde de Nederlandse taal niet voldoende begrijpt, draagt de commissie van toezicht zorg voor een vertaling van de mededeling.
Artikel 56
1. Een verpleegde kan bij de beklagcommissie beklag doen over de volgende door het hoofd van de inrichting genomen beslissingen:
a. de oplegging van een disciplinaire straf als bedoeld in artikel 49;
b. de plaatsing of voortzetting van het verblijf op een afdeling voor intensieve zorg als bedoeld in artikel 32 eerste en tweede lid;
c. een beslissing die een beperking inhoudt van het contact met de buitenwereld als bedoeld in hoofdstuk VII;
d. de weigering of intrekking van de toestemming om een kind in de inrichting onder te brengen als bedoeld in artikel 47 eerste, en vierde lid;
e. enige andere beslissing die een beperking inhoudt van een recht, dat hem op grond van een bij of krachtens deze wet gegeven voorschrift dan wel enig ander wettelijk voorschrift of een een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag toekomt behoudens het gestelde in artikel 57;
2. Een verpleegde kan bij de beklagcommissie beklag doen over de volgende door het hoofd van de inrichting genomen beslissing tot:
a. de intrekking van verlof als bedoeld in artikel 50, derde lid, indien het verlof op het moment dat het wordt ingetrokken een aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd;
b. tegen de intrekking van het proefverlof als bedoeld in artikel 51, derde lid;
3. Een beslissing van een personeelslid of medewerker van de inrichting wordt met het oog op de toepassing van deze bepaling als een beslissing van het hoofd van de inrichting aangemerkt.
4. Tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting een bij of krachtens deze wet gestelde zorgplicht betracht staat geen beklag open.
5. Met een beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt gelijk gesteld een weigering om te beslissen. Het nemen van een beslissing wordt geacht te zijn geweigerd, indien niet binnen de wettelijke of, bij het ontbreken daarvan, binnen een redelijke termijn een beslissing is genomen.
6. Het hoofd van de inrichting draagt zorg dat een verpleegde die beklag wenst te doen daartoe zo spoedig mogelijk in de gelegenheid wordt gesteld.
Artikel 57
1. Tegen een beslissing tot beperking van de bewegingsvrijheid als bedoeld in artikel 33 staat beklag open nadat deze een week heeft geduurd.
2. Tegen een beslissing tot separatie en de duur van de seperatie staat beklag open nadat de separatie een dag heeft geduurd.
3. Tegen een beslissing tot afzondering en de duur van de afzondering staat beklag open, nadat de afzondering twee dagen heeft geduurd.
4. De dag waarop een beslissing als bedoeld in het eerste tot en met derde lid is genomen blijft buiten beschouwing.
5. Tegen de beslissing tot verlenging van de separatie of afzondering op de voet van het bepaalde in artikel 34, vierde lid, staat beklag open.
6. Tegen de beslissing tot het toepassen van cameraobservatie op grond van artikel 34a, eerste lid, staat beklag open.
Artikel 58
1. De verpleegde doet beklag door de indiening van een klaagschrift bij de secretaris van de beklagcommissie van de inrichting waar de beslissing waarover hij klaagt is genomen.
2. De indiening van het klaagschrift kan door tussenkomst van het hoofd van de inrichting waar de verpleegde verblijft geschieden. Het hoofd van de inrichting draagt in dat geval zorg dat het klaagschrift, of, indien het klaagschrift zich in een gesloten envelop bevindt de envelop, van een dagtekening wordt voorzien.
3. Het klaagschrift vermeldt zo nauwkeurig mogelijk de beslissing waarover wordt geklaagd en de redenen van het beklag. Indien de verpleegde omtrent de beslissing waarover hij klaagt geen verzoek tot bemiddeling heeft gedaan, vermeldt hij de redenen hiervoor in het klaagschrift.
4. Indien de verpleegde de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, kan hij het klaagschrift in een andere taal indienen. De voorzitter van de beklagcommissie kan bepalen dat het klaagschrift in de Nederlandse taal wordt vertaald. De vergoeding van de voor de vertaling gemaakte kosten geschiedt volgens regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.
5. Het klaagschrift moet uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen worden ingediend. Als dag waarop het klaagschrift is ingediend, geldt die van de ontvangst door de secretaris dan wel de dagtekening, bedoeld in het tweede lid. Een na afloop van deze termijn ingediend klaagschrift is niettemin ontvankelijk, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de verpleegde in verzuim is geweest.
6. Ingeval de verpleegde een verzoek tot bemiddeling inzake de bestreden beslissing heeft gedaan, dan moet, in afwijking van het bepaalde in het vijfde lid, het klaagschrift worden ingediend uiterlijk op de zevende dag na die waarop de verpleegde de schriftelijke mededeling van de bevindingen van de commissie van toezicht heeft ontvangen.
Artikel 59
1. Het klaagschrift wordt behandeld door een door de commissie van toezicht uit haar midden benoemde beklagcommissie, bestaande uit drie leden, die wordt bijgestaan door een secretaris. Een lid van de commissie van toezicht neemt geen deel aan de behandeling van het klaagschrift, indien hij heeft bemiddeld ter zake van de beslissing waarop het klaagschrift betrekking heeft of daarmede op enige andere wijze bemoeienis heeft gehad.
2. Onze Minister kan, bij justitiële particuliere inrichtingen op voordracht van het bestuur, leden van andere commissies van toezicht aanwijzen die van een beklagcommissie deel uit kunnen maken.
3. De voorzitter dan wel een door hem aangewezen lid van de beklagcommissie kan, indien hij het beklag van eenvoudige aard, dan wel kennelijk niet ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht, als enkelvoudig lid van de beklagcommissie het klaagschrift afdoen, met dien verstande dat hij tevens de bevoegdheden bezit die aan de voorzitter van de voltallige beklagcommissie toekomen.
4. De voorzitter, dan wel het door hem aangewezen lid als bedoeld in het derde lid, kan de behandeling te allen tijde verwijzen naar de voltallige beklagcommissie.
5. De behandeling van het klaagschrift vindt niet in het openbaar plaats, behoudens ingeval de beklagcommissie van oordeel is dat de niet openbare behandeling niet verenigbaar is met enige een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag.
Artikel 60
1. De secretaris van de beklagcommissie zendt het hoofd van de inrichting een afschrift van het klaagschrift toe. Het hoofd van de inrichting geeft dienaangaande zo spoedig mogelijk schriftelijk de nodige inlichtingen aan de beklagcommissie, tenzij hij van oordeel is dat het klaagschrift kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. Hij voegt daaraan de opmerkingen toe waartoe het klaagschrift hem overigens aanleiding geeft. Aan de klager geeft de secretaris van de beklagcommissie schriftelijk kennis van de inhoud van deze inlichtingen en opmerkingen.
2. Indien de commissie van toezicht omtrent de beslissing waarover wordt geklaagd heeft bemiddeld en zij haar bevindingen schriftelijk aan de klager en het hoofd van de inrichting heeft medegedeeld, voegt de secretaris van de beklagcommissie de bevindingen bij de processtukken.
Artikel 61
1. De beklagcommissie stelt de klager en het hoofd van de inrichting in de gelegenheid omtrent het klaagschrift mondeling opmerkingen te maken, tenzij zij het beklag aanstonds kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond acht.
2. De klager en het hoofd van de inrichting kunnen de voorzitter van de beklagcommissie de vragen opgeven die zij aan elkaar gesteld wensen te zien.
3. De beklagcommissie kan het hoofd van de inrichting en de klager buiten elkaars aanwezigheid horen. In dat geval worden zij in de gelegenheid gesteld vooraf de vragen op te geven die zij gesteld wensen te zien en wordt de zakelijke inhoud van de aldus afgelegde verklaring door de voorzitter van de beklagcommissie aan de klager onderscheidenlijk het hoofd van de inrichting mondeling medegedeeld.
4. De beklagcommissie kan ook bij andere personen mondeling of schriftelijk inlichtingen inwinnen. Indien mondeling inlichtingen worden ingewonnen zijn het tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 62
1. De klager heeft het recht zich te doen bijstaan door een rechtsbijstandverlener of een andere vertrouwenspersoon, die daartoe van de beklagcommissie toestemming heeft gekregen. Indien aan de klager een advocaat is toegevoegd, geschieden diens beloning en de vergoeding van de door hem gemaakte kosten volgens regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.
2. Indien de klager de Nederlandse taal niet voldoende beheerst, draagt de voorzitter zorg voor de bijstand van een tolk. De beloning van de tolk en de vergoeding van de door de tolk gemaakte kosten geschieden volgens regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.
3. Tijdens de beklagprocedure staat de beklagcommissie aan de klager op diens verzoek toe van de gedingstukken kennis te nemen.
4. Indien de klager elders verblijft kunnen de opmerkingen als bedoeld in artikel 61, eerste lid, op verzoek van de beklagcommissie ten overstaan van een lid van een andere beklagcommissie worden gemaakt.
5. Van het horen van de betrokkenen maakt de secretaris een schriftelijk verslag, dat door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend. Bij verhindering van één van hen wordt de reden daarvan in het verslag vermeld.
Artikel 63
De voorzitter van de beklagcommissie kan de behandeling van het klaagschrift voor bepaalde of onbepaalde tijd uitstellen, indien hij van oordeel is dat het klaagschrift zich leent voor bemiddeling of indien de bemiddelingsprocedure nog niet is afgesloten. In het eerste geval stelt de voorzitter een afschrift van het klaagschrift ter hand aan de maandcommissaris of aan een ander lid van de commissie van toezicht met het verzoek om te bemiddelen. Artikel 55 is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 64
1. Hangende de uitspraak op het klaagschrift kan de voorzitter van de beroepscommissie op verzoek van de klager, na het hoofd van de inrichting te hebben gehoord, de tenuitvoerlegging van de beslissing waarop het klaagschrift betrekking heeft geheel of gedeeltelijk schorsen.
2. De voorzitter doet hiervan onverwijld mededeling aan het hoofd van de inrichting en de klager.
Artikel 65
1. De beklagcommissie doet zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen een termijn van vier weken te rekenen vanaf de datum waarop het klaagschrift is ontvangen of, bij toepassing van artikel 63, te rekenen vanaf de datum waarop de bemiddeling is afgesloten, uitspraak. In bijzondere omstandigheden kan de beklagcommissie deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van deze verlenging wordt aan het hoofd van de inrichting en de klager mededeling gedaan.
2. De uitspraak is met redenen omkleed en gedagtekend. Aan de uitspraak is een verslag van de door de beklagcommissie gehoorde personen gehecht. Zij wordt door de voorzitter, alsmede door de secretaris ondertekend. Bij verhindering van één van hen wordt de reden daarvan in de uitspraak vermeld. Aan de klager en het hoofd van de inrichting wordt onverwijld en kosteloos een afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie toegezonden of uitgereikt. De datum van die toezending of uitreiking wordt op dit afschrift aangetekend.
3. De uitspraak vermeldt de mogelijkheid van het instellen van beroep bij de beroepscommissie en de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit moet worden gedaan alsmede de mogelijkheid van het doen van een verzoek aan de voorzitter van de beroepscommissie om hangende de uitspraak op het beroepschrift de tenuitvoerlegging van de uitspraak van de beklagcommissie geheel of gedeeltelijk te schorsen.
4. Indien de klager de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en in de inrichting niet op andere wijze in een vertaling kan worden voorzien, draagt de voorzitter van de beklagcommissie zorg voor een vertaling van de uitspraak en de mededeling als bedoeld in het tweede, onderscheidenlijk derde lid. De vergoeding van de voor de vertaling gemaakte kosten geschieden volgens regelen te stellen bij algemene maatregel van bestuur.
5. De voorzitter van de beklagcommissie kan de uitspraak ook mondeling mededelen aan de klager en het hoofd van de inrichting. Deze worden daarbij gewezen op de mogelijkheid tot het instellen van beroep bij de beroepscommissie, de wijze waarop en de termijn waarbinnen dit moet worden gedaan, alsmede op de mogelijkheid tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de uitspraak als bedoeld in artikel 67, vierde lid. Als dag van de uitspraak geldt de dag van het doen van deze mededeling. Indien mondeling uitspraak wordt gedaan, wordt de uitspraak op het klaagschrift aangetekend.
6. Indien het vijfde lid toepassing heeft gevonden en beroep wordt ingesteld als voorzien in artikel 67, eerste lid, vindt uitwerking van de uitspraak van de beklagcommissie plaats op de wijze als bedoeld in het tweede lid. De secretaris van de beklagcommissie zendt een afschrift van deze uitspraak toe aan het hoofd van de inrichting, de klager en de beroepscommissie.
7. De secretaris zendt van alle uitspraken van de beklagcommissie een afschrift naar Onze Minister. Een ieder heeft recht op kennisneming van deze uitspraken en het ontvangen van een afschrift daarvan. Onze Minister draagt zorg dat dit afschrift geen gegevens bevat waaruit de identiteit van de verpleegde kan worden afgeleid. Met betrekking tot de kosten van het ontvangen van een afschrift is het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde van overeenkomstige toepassing.
Artikel 66
De uitspraak van de beklagcommissie strekt tot gehele of gedeeltelijke:
a. niet ontvankelijkverklaring van het beklag;
b. ongegrondverklaring van het beklag;
c. gegrondverklaring van het beklag;
2. Indien de beklagcommissie van oordeel is dat de beslissing waarover is geklaagd:
a. in strijd is met een in de inrichting geldend wettelijk voorschrift of een ieder verbindende bepaling van een in Nederland geldend verdrag, dan wel
b. bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht, verklaart zij het beklag gegrond en vernietigt zij de beslissing geheel of gedeeltelijk.
3. Bij toepassing van het bepaalde in het tweede lid kan de beklagcommissie:
a. het hoofd van de inrichting opdragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak;
b. bepalen dat haar uitspraak in plaats treedt van de vernietigde beslissing;
c. volstaan met de gehele of gedeeltelijke vernietiging.
4. Bij toepassing van het bepaalde in het derde lid, onder a, kan de beklagcommissie in haar uitspraak een termijn stellen.
5. De beklagcommissie kan bepalen dat de uitspraak geheel of gedeeltelijk buiten werking blijft totdat deze onherroepelijk is geworden.
6. Indien het bepaalde in het tweede lid toepassing vindt, worden de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing, voor zover mogelijk, door het hoofd van de inrichting ongedaan gemaakt, dan wel in overeenstemming gebracht met de uitspraak van de beklagcommissie.
7. Voor zover de in het zesde lid bedoelde gevolgen niet meer ongedaan te maken zijn, bepaalt de beklagcommissie, na het hoofd van de inrichting te hebben gehoord, of enige tegemoetkoming aan de klager geboden is. Zij stelt de tegemoetkoming, die geldelijk van aard kan zijn, vast.
Reglement verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 7
1. Bij elke inrichting is een commissie van toezicht waarvan de leden worden benoemd voor de tijd van vijf jaren. Zij kunnen tweemaal voor herbenoeming in aanmerking komen.
2. De commissie bestaat uit ten minste zes en ten hoogste een door Onze Minister vast te stellen aantal leden.
3. De commissie van toezicht is zo breed mogelijk samengesteld. Van elke commissie maken in elk geval deel uit:
a. een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht;
b. een psychiater;
c. een gedragsdeskundige met kennis van de intramurale zorg voor geestelijk gestoorden;
d. een advocaat
Artikel 8
1. De leden van de commissie van toezicht worden door Onze Minister benoemd. Onze Minister wijst uit de leden een voorzitter aan.
2. Aan de commissie is een secretaris verbonden. Deze is geen lid van de commissie. De secretaris wordt door Onze Minister benoemd en ontslagen. De secretaris van de commissie van toezicht is tevens secretaris van de beklagcommissie.
3. De commissie kan uit haar midden een of meer plaatsvervangende secretarissen aanwijzen om, in overleg met de secretaris, bepaalde secretariaatswerkzaamheden te verrichten en de secretaris bij diens afwezigheid te vervangen. Onze Minister kan aan een commissie van toezicht een of meerdere plaatsvervangende secretarissen toevoegen die geen lid zijn van de commissie.
4. Onze Minister beslist binnen drie maanden op een verzoek tot benoeming.
Artikel 9
1. De benoeming van de leden en de secretaris alsmede de aanwijzing van de voorzitter van de commissie van toezicht bij een justitiële particuliere inrichting geschiedt op voordracht van het bestuur dan wel de Raad van Toezicht indien die de taken van het bestuur vervult.
2. Een lid van het bestuur of de Raad van Toezicht indien die de taken van het bestuur vervult, kan niet worden benoemd tot lid, secretaris of plaatsvervangend secretaris van de commissie van toezicht.
Artikel 10
Voor benoeming als lid, secretaris of plaatsvervangend secretaris komen niet in aanmerking:
a. ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen, niet zijnde ambtenaren bij het openbaar ministerie;
b. personeelsleden of medewerkers, werkzaam bij een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden;
c. personen, werkzaam bij een door Onze Minister gesubsidieerde instelling die werkzaam is op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen indien zij in het kader van de uitoefening van hun functie te maken hebben met de personen ingesloten in de inrichting waarbij de commissie van toezicht is ingesteld;
d. personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister, indien hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid hetzij door hun positie, hetzij door de aard van hun werkzaamheden in het geding zou kunnen komen;
e. personen tegen wie bezwaren bestaan tegen de vervulling van de functie die blijken uit de algemene documentatieregisters als bedoeld in het Besluit justitiële gegevens of de politiegegevens, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet politiegegevens. De bezwaren dienen betrekking te hebben op het vertrouwelijk karakter van de functie alsmede de aan de functie verbonden bevoegdheden.
Artikel 11
1. Een lid van de commissie van toezicht wordt door Onze Minister tussentijds ontslagen:
a. op eigen verzoek;
b. bij de aanvaarding van een ambt of betrekking dat onverenigbaar is verklaard met het lidmaatschap van een commissie van toezicht;
c. wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;
d. wanneer hij naar het oordeel van Onze Minister door handelen of nalaten ernstig nadeel toebrengt aan het in hem te stellen vertrouwen.
2. Aan een lid kan door Onze Minister tussentijds ontslag worden verleend bij het verlies van de hoedanigheid of beëindiging van de ambts- of beroepsvervulling in verband waarmede de benoeming heeft plaatsgevonden.
Artikel 12
1. De leden van de commissie van toezicht hebben te allen tijde toegang tot alle plaatsen in de inrichting en tot alle plaatsen waar de verpleegden verblijven.
2. De leden van de commissie van toezicht ontvangen van het hoofd van de inrichting en de personeelsleden of medewerkers in de inrichting alle door hen gewenste inlichtingen ten aanzien van de verpleegden en kunnen alle op de wijze van tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende straffen en maatregelen betrekking hebbende stukken inzien. Zij zijn tot geheimhouding verplicht behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot bekendmaking verplicht of in verband met de tenuitvoerlegging van hun taak de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit. Dossiers die verpleegden betreffen kunnen worden ingezien, tenzij de verpleegde bezwaar maakt.
3. Het hoofd van de inrichting brengt alle voor de uitoefening van de taak der commissie belangrijke feiten en omstandigheden ter kennis van de commissie.
Artikel 13
1. De commissie van toezicht vergadert, zo mogelijk, eenmaal in de maand.
2. Het hoofd van de inrichting woont de vergaderingen van de commissie van toezicht bij. Hij brengt op iedere vergadering een algemeen verslag uit over hetgeen sedert de vorige vergadering in de inrichting is geschied.
3. De commissie kan besluiten buiten tegenwoordigheid van het hoofd van de inrichting te vergaderen.
4. Onze Minister is bevoegd vergaderingen van de commissie van toezicht door een door hem aan te wijzen ambtenaar van zijn ministerie te doen bijwonen.
5. ln iedere vergadering van de commissie van toezicht wordt mededeling gedaan van de grieven terzake waarvan werd bemiddeld, de door de beklagcommissie behandelde klaagschriften, en de bijzondere opmerkingen waartoe zij aanleiding geven.
Artikel 14:
1. De maandcommissaris, bedoeld in artikel 10, vierde lid, tweede volzin, van de wet, houdt ten minste tweemaal per maand in de inrichting spreekuur. Dit spreekuur wordt tijdig bekend gemaakt en kan worden bezocht door elke verpleegde die de wens daartoe te kennen geeft.
2. De maandcommissaris doet van zijn werkzaamheden verslag aan de commissie van toezicht.
Artikel 15
1. De beklagcommissie, of, indien artikel 59, derde lid, van de wet wordt toegepast, de voorzitter dan wel de door hem aangewezen persoon, houdt zitting zo dikwijls als een onverwijlde behandeling en afdoening van de klaagschriften dit noodzakelijk maken. Deze wordt bijgestaan door een secretaris.
2. Indien de beklagcommissie zitting houdt treedt bij voorkeur als voorzitter op een met rechtspraak belast lid van de rechterlijke macht.
Artikel 16
1. De commissie van toezicht brengt jaarlijks vóór 1 maart aan Onze Minister en aan de sectie terbeschikkingstelling en, voor zover het een justitiële particuliere inrichting betreft, tevens aan het bestuur, verslag uit over haar werkzaamheden in het voorgaande jaar.
2. Zij schenkt in haar verslag in het bijzonder aandacht zowel aan de door haar ingevolge artikel 55 van de wet verrichte bemiddeling en de uitkomsten daarvan als aan de werkzaamheden van de beklagcommissie, onder meer door een overzicht van de klaagschriften en de daarop genomen beslissingen. Onze Minister kan een model vaststellen omtrent de inrichting van het verslag.
Artikel 17
1. De kosten van de commissie van toezicht worden door de Staat gedragen.
2. De leden van de commissie van toezicht genieten vergoeding van reis- en verblijfskosten en een vacatiegeld met betrekking tot hun werkzaamheden overeenkomstig de bepalingen welke te dien aanzien voor de burgerlijke rijksambtenaren zijn vastgesteld.
3. Voor zover de secretaris of de plaatsvervangend secretaris geen ambtenaar is geniet deze tevens de in het tweede lid bedoelde vergoeding.