Jurisprudentie ISD
Hieronder vindt u de uitspraken van de beklagcommissies. Voor de uitspraken van de RSJ kunt u de jurisprudentiedatabank raadplegen.
Het klaagschrift betreft het uitblijven van een behandelplan/verblijfsplan. Conform artikel 18a Pbw dient dit binnen een maand na binnenkomst van de gedetineerde op de ISD-afdeling te geschieden. Niet gebleken dat klager, een ISD-er, enige behandeling krijgt of deelneemt aan een programma in het kader van de ISD-maatregel. Er is derhalve geen verblijfsplan opgesteld, terwijl dit een essentieel onderdeel is van de maatregel. Er wordt niet voldaan aan artikel 44i PM, de klacht wordt aldus gegrond verklaard. Tegemoetkoming € 50,-.
4 november 2013, KC204/012
Klager beklaagt zich over het feit dat de directeur de beslissing heeft genomen klager terug te plaatsen van de extramurale fase in een woon-werkcentrum met resocialisatieprogramma naar de PI, terwijl de directeur daartoe niet bevoegd was. Verder bestrijdt klager de gronden waarop de beslissing rust. Hem wordt verweten dat hij de boel heeft willen opruien in het woon-werkcentrum. De beklagcommissie oordeelt dat bij het nemen van de beslissing tot terugplaatsing niet is voldaan aan de in de Penitentiaire maatregel gestelde vereisten. De klacht wordt gegrond verklaard en aan klager wordt een tegemoetkoming toegekend.
1 februari 2013, KC2013/009
Klager is het niet eens met het trage verloop van zijn ISD-traject. Het verblijfsplan is niet op tijd vastgesteld. De klacht wordt ongegrond verklaard; er is niet gebleken dat het traject van klager niet voortvarend is aangevangen. Het verblijfsplan is binnen 4 weken opgemaakt.
15 februari 2012, KC2012/069
Klager, preventief gehecht na veroordeling tot plaatsing in een ISD, beklaagt zich erover dat in zijn situatie bij de beoordeling van zijn verlofaanvraag aansluiting dient te worden gezocht bij de preventief gehechte die reeds in eerste aanleg dan wel hoger beroep is veroordeeld tot een vrijheidsstraf. De directie stelt zich op het standpunt dat zowel het Wetboek van Strafrecht als de Pbw verschil maken tussen de gedetineerden die veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf en gedetineerden die veroordeeld zijn tot een vrijheidsbenemende maatregel. Derhalve handelt de directeur niet in strijd met artikel 1 GW en artikel 8 EVRM. De beklagcommissie is van oordeel dat de wetgever een uitdrukkelijke keuze heeft gemaakt om verlof voor een in een inrichting voor stelselmatige daders verblijvende gedetineerde pas mogelijk te maken tijdens de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel. Derhalve is de beklagcommissie van oordeel dat klagers situatie niet zodanig vergelijkbaar is met gedetineerden die nog niet onherroepelijk veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf. Dit betekent dat klager niet in aanmerking komt voor verlof. Het beklag wordt ongegrond verklaard.
5 januari 2010, KC2010/001
Aan klager is een ISD-traject opgelegd en zijn klacht richt zich tegen de late totstandkoming van het zorgplan en de onzorgvuldige wijze waarop deze tot stand is gekomen. De directie stelt zich op het standpunt dat zij heeft voldaan aan de wettelijke termijn nu het zorgplan binnen 28 dagen is opgesteld. Het traject kan nog niet worden gestart in afwachting van de uitslagen van het RISc-onderzoek. De beklagrechter stelt vast dat het binnen 28 dagen opgestelde zorgplan geen inhoudelijk plan bevat. Het heeft echter vier maanden geduurd voordat er een inhoudelijk plan is opgesteld en er gestart kon worden met het traject. De beklagrechter is van oordeel dat de directie verantwoordelijk is voor dit tijdsverloop en verklaart de klacht dan ook gegrond. Toegekende compensatie ter hoogte van € 50,00.