Bezoek
Wettelijk kader
De Nederlandse regelgeving over het recht op bezoek van ouders en familie is opgenomen in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (hierna: Bjj). De Bjj is met name gebaseerd op het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK).
Nederland heeft dit verdrag (IVRK) bekrachtigd en dient daarom te voldoen aan de eisen die het verdrag stelt. In het IVRK staan regels over de gevangenhouding van kinderen en over het contact tussen ouders en kind gedurende detentie. Naast het IVRK zijn nog een aantal regelingen van belang, zoals de Beijing Rules en de Havana Rules over jeugdigen in detentie. In het IVRK is opgenomen dat een kind in detentie het recht heeft op contact met zijn of haar familie, behalve in uitzonderlijke omstandigheden.[1] De uitzonderlijke omstandigheden zijn niet nader in dit verdrag gedefinieerd. Het recht op contact met familie bestaat uit correspondentie en bezoek. Dit wordt in het volgende kopje nader toegelicht.
In de Beijing Rules is opgenomen dat, in het belang van het welzijn van de jeugdige in de inrichting, de ouders of wettelijk vertegenwoordigers recht hebben op toegang tot de inrichting.
In de Havana Rules staan duidelijkere regels/bepalingen over een minimum contact van de jeugdige met zijn of haar familie. Elke jeugdige moet het recht hebben om regelmatig en frequent bezoek te krijgen, in principe eenmaal per week en ten minste een keer per maand, in omstandigheden die privacy van de jeugdige respecteren. Tevens heeft de jeugdige het recht op contact en onbeperkte communicatie met de familie en de verdediging.
In de Regeling model huisregels justitiële jeugdinrichtingen is het model voor de huisregels van een justitiële jeugdinrichting vastgesteld. In deze Regeling staat dat iedere jeugdinrichting in haar huisregels nader moet specificeren wanneer bezoek van ouders en familie is toegestaan.
Omvang van het recht op bezoek en het recht op correspondentie
Volgens de Bjj heeft een jeugdige recht op ten minste één uur per week bezoek.[2] De regels omtrent het bezoek dienen uitgewerkt te zijn in de huisregels van de jeugdinrichting.[3] In de huisregels van de jeugdinrichting dient te zijn vermeld wie er op bezoek mogen komen, hoelang het bezoek mag duren, wat het maximum aantal bezoekers is en hoe het bezoek aangevraagd moet worden. Ook dienen de tijden en plaatsen van het bezoek te worden aangegeven.
Daarnaast heeft de jeugdige het recht om brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen.[4] De directeur kan dit recht in bepaalde gevallen beperken door de verzending of uitreiking te weigeren.[5] De directeur mag de verzending of uitreiking niet weigeren als het gaat om brieven die door de jeugdige gericht zijn aan of afkomstig zijn van zijn of haar ouders of voogd, stiefouder of pleegouders.[6] Hiermee wordt duidelijk dat de wetgever het belang van het contact tussen jeugdige en ouders erkend.
Weigering bezoek
De directeur van de jeugdinrichting kan het bezoek van bepaalde personen weigeren als dit nodig is voor:
- de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
- de voorkoming of opsporing van strafbare feiten;
- de bescherming van slachtoffers van misdrijven of op een andere manier bij misdrijven betrokken personen;
- de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige;
- de uitvoering van het perspectiefplan van de jeugdige.
De weigering van een bezoeker op grond van 1, 2, 4 of 5 geldt voor maximaal vier weken en kan na het verstrijken van de termijn telkens opnieuw worden opgelegd indien de directeur dit nodig acht.
Toezicht tijdens het bezoek
Om dezelfde redenen als waarvoor bezoek geweigerd kan worden, kan de directeur ook bepalen dat tijdens het bezoek toezicht wordt gehouden. Medewerkers van de inrichting mogen dan meeluisteren met gesprekken en de gesprekken eventueel opnemen. Als dit gebeurt, worden de jeugdige en het bezoek daar van tevoren over geïnformeerd. In de huisregels is nader aangegeven op welke wijze in de inrichting het toezicht wordt uitgeoefend.
Beëindigen bezoek[7]
De directeur kan bezoek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen en de bezoeker uit de inrichting doen verwijderen, indien dit noodzakelijk is in verband met:
- de handhaving van de orde of de veiligheid in de inrichting;
- de voorkoming of de opsporing van strafbare feiten;
- de bescherming van slachtoffers van of anderszins betrokkenen bij misdrijven;
- de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige;
- de uitvoering van het perspectiefplan.
Geprivilegieerd bezoek[8]
In de wet is een aantal personen en instanties aangewezen als ‘geprivilegieerde’, oftewel bevoorrechte bezoekers.[9] Voor deze personen en instanties gelden ruimere bezoekmogelijkheden en andere regels. Bij een bezoek van een geprivilegieerde bezoeker is geen toezicht aanwezig, tenzij de directeur toezicht noodzakelijk vindt voor de veiligheid van de bezoeker. Enkele geprivilegieerde bezoekers kunnen de jeugdige altijd bezoeken als ze dat willen. Dit zijn onder andere de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming of leden daarvan en de commissie van toezicht, een beklagcommissie of leden daarvan. Een aantal andere geprivilegieerde personen kunnen de jeugdige alleen op vastgestelde tijden en plaatsen bezoeken. Dit zijn onder andere de ouders of de voogd, stiefouder of pleegouders van de jeugdige, behalve als de directeur vindt dat zwaarwichtige belangen zich daartegen verzetten. En ook valt de advocaat van de jeugdige hieronder.
Legitimatieplicht en mogelijk onderzoek aan kleding en meegebrachte voorwerpen[10]
Tijdens het bezoek aan de jeugdinrichting dient iedere bezoeker zich bij binnenkomst op deugdelijke wijze te legitimeren. De directeur kan bepalen dat een bezoeker aan zijn kleding wordt onderzocht op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar kunnen opleveren voor de orde of de veiligheid in de inrichting. Dit onderzoek kan ook betrekking hebben op door hem meegebrachte voorwerpen. De directeur is bevoegd dergelijke voorwerpen gedurende de duur van het bezoek onder zich te nemen tegen afgifte van een bewijs van ontvangst dan wel aan een opsporingsambtenaar ter hand te stellen met het oog op de voorkoming of de opsporing van strafbare feiten.
[1] Artikel 37 sub c IVRK.
[2] Artikel 43 Bjj, eerste lid.
[3] Artikel 7.1 van de Bijlage van de Regeling model huisregels justitiële jeugdinrichtingen; Artikel 43 Bjj, eerste lid.
[4] Artikel 41 Bjj, eerste lid.
[5] Artikel 41 Bjj, vierde lid.
[6] Artikel 42 Bjj, eerste lid onder l.
[7] Artikel 43 Bjj, zesde lid.
[8] Artikel 7.2 van de Bijlage van de Regeling model huisregels justitiële jeugdinrichtingen jo. artikel 43 lid 1 Bjj.
[9] Artikel 42 Bjj, eerste lid onder a tot en met l.
[10] Artikel 43 Bjj, vijfde lid.