Jurisprudentie
Per 1 januari 2024 zal de jurisprudentie van de RSJ in het dossier niet meer worden geupdatet en per 1 juli 2024 zal deze volledig worden verwijderd. U kunt de jurisprudentiedatabank van de RSJ hiervoor raadplegen.
Kort geding voorzieningenrechter, Rechtbank Den Haag 13 oktober 2016
Eiser vordert bij vonnis, primair de Staat op straffe van verbeurte van een dwangsom te bevelen de beschikking van de raadkamer van 28 september 2016 na te leven door hem de opgelegde voorlopige hechtenis in nachtdetentie te laten ondergaan dan wel subsidiair in goede justitie een voorziening te treffen.
De Staat heeft onder meer betoogd dat geen aanleiding bestaat om vooruitlopend op de beslissing van de raadkamer op de vordering ex artikel 67b Sv en daarmee verband houdend ten aanzien van de wijze waarop de voorlopige hechtenis ten uitvoer dient te worden gelegd, in het onderhavige kort geding een oordeel te vellen over de vraag of eiser in de gelegenheid moet worden gesteld om de aan hem opgelegde voorlopige hechtenis in nachtdetentie te ondergaan.
Dit verweer van de Staat slaagt naar het oordeel van de voorzieningenrechter. (…) Bij zijn oordeel dat ingrijpen in kort geding niet aan orde is, betrekt de voorzieningenrechter bovendien dat thans onvoldoende aanwijzingen bestaan dat de raadkamer tot een voor eiser welgevallige beslissing zal komen. Ook om die reden bestaat onvoldoende aanleiding om vooruitlopend op de beslissing van de raadkamer te bepalen dat de Staat bedoelde voorlopige hechtenis in de vorm van nachtdetentie ten uitvoer dient te leggen. Een toewijzing van het gevorderde impliceert immers dat eiser naar een andere instelling moet worden overgeplaatst, welke overplaatsing bij toewijzing door de raadkamer van het door de OvJ verlangde van zeer korte duur zal zijn, hetgeen de voorzieningenrechter weinig zinvol voorkomt en ook niet in het belang van eiser geacht kan worden. Het gevorderde zal derhalve worden afgewezen.
Beklagcommissie
Er is geen bekende jurisprudentie inzake nachtdetentie van de beklagcommissie. De jurisprudentie inzake de KVJJ vind u hieronder.
Beroep tegen afwijzing van verzoek tot overplaatsing vanuit PI naar Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd (KVJJ) of verzuim/weigering hierop te beslissen. Geen strijd met uitgangspunt van voortvarende tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen door plaatsing in RJJI. Klager voldoet niet aan voorwaarden voor plaatsing in een KVJJ. Beroep ongegrond.
RSJ 15 november 2021, 21/22125/JB
Verzoek tot overplaatsing naar Kleinschalige Voorziening Justitiële Jeugd (KVJJ). Verweerder beslissingsbevoegd op grond van de Bjj. Klager voldoet nog niet aan de plaatsingsvoorwaarden, vanwege de beperkte mate waarin hij behandeling heeft ontvangen en planmatig verlof heeft genoten. Beroep ongegrond. Aanbevelingswaardig om intensieve behandeling zo snel mogelijk te starten, vanwege klagers motivatie en de aankomende mogelijke PIJ-verlenging.
Beroepscommissie
RSJ 25 juni 2013, 13/1196/JA
Klager beklaagt zich over (onder andere) de ongegrondverklaring van het beklag dat klager niet in nachtdetentie is geplaatst. Klager kan na zijn invrijheidstelling niet meer worden aangemerkt als jeugdige in de zin van de Bjj. Klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
RSJ 19 juli 2011, 11/0909/JB
Klager ondergaat ten tijde van de bestreden beslissing voorlopige hechtenis. Klager maakt bezwaar tegen de beslissing tot overplaatsing van klager,, mede in het licht van volgens klagers raadsman door de rechtbank Rotterdam bevolen nachtdetentie. Vast staat dat de selectiefunctionaris de overplaatsingsbeslissing heeft genomen En dat de selectiefunctionaris niet eerder dan door het overplaatsingsverzoek op de hoogte was van de uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De selectiefunctionaris kon bij het nemen van de beslissing op het overplaatsingsverzoek geen rekening houden met die uitspraak, nu de OvJ deze uitspraak niet naar de selectiefunctionaris heeft gezonden. Een en ander is in overeenstemming met het door de selectiefunctionaris overgelegde Beleidskader nachtdetentie van januari 2010.. Zo staat daarin dat de selectiefunctionaris met inachtneming van de aanwijzingen van het openbaar ministerie omtrent de tenuitvoerlegging selecteert en een jeugdige plaatst in een justitiële jeugdinrichting (artikel 16, vierde lid, Bjj). Daarbij neemt de selectiefunctionaris aanwijzingen van de rechter in aanmerking. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing van de selectiefunctionaris tot overplaatsing van klager naar Den Hey-Acker niet in strijd met de wet en/of artikel 5, vierde lid, EVRM en artikel 37 sub b en d, IVRK, en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, ook niet onredelijk of onbillijk worden genoemd. Beroep ongegrond.
RSJ 9 mei 2008, 08/1083/SJA
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de directeur van een JJI niet bevoegd te beslissen tot beëindiging van nachtdetentie. Een dergelijke beslissing is, naar moet worden aangenomen, voorbehouden aan de selectiefunctionaris. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter kan zij geen gevolg verbinden aan de omstandigheid dat de directeur onbevoegd verzoekers nachtdetentie heeft beëindigd. Immers, op grond van noch de Bjj noch van andere wet- of regelgeving staat een rechtsmiddel bij de beroepscommissie open tegen een beslissing tot beëindiging van nachtdetentie. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is zij dan ook niet bevoegd te oordelen over een verzoek tot schorsing van de beslissing van de directeur tot beëindiging van nachtdetentie. Om die reden kan zij verzoeker niet ontvangen in het schorsingsverzoek.