Sla inhoud over

Internet gedetineerden

Internetgebruik
Binnen penitentiaire inrichtingen wordt, net als daar buiten, steeds meer gebruik gemaakt van internet. In de Penitentiaire Beginselenwet (hierna: Pbw)  is internetgebruik niet geregeld. Hierdoor bestaat er geen algemeen recht op het gebruik van internet. Met name in het kader van re- integratie of onderwijs wordt het gebruik van internet toegestaan. Gedetineerden wordt ook steeds vaker de mogelijkheid geboden om contact te hebben met hun naasten via videobellen zoals Skype en Facetime of andere platformen. In steeds meer inrichtingen is het voor gedetineerden bijvoorbeeld mogelijk om te e-mailen met de buitenwereld.

In het dossier Post staat meer informatie over e-mailen.

 

European Prison Rules

De Europese Gevangenisregels betreffen minimumstandaarden voor de detentie die gelden voor alle 47 lidstaten van de Raad van Europa. Deze regels hebben geen juridische bindende status en zijn daarom niet afdwingbaar. Ze worden gerekend tot de categorie ‘soft law’. Om de status van hard law (juridisch bindende kracht) te krijgen, moet er eerst sprake zijn van omzetting door de nationale of internationale rechter. [1]


In artikel 24.1 van de European Prison Rules is het volgende bepaald:

‘Prisoners shall be allowed to communicate as often as possible by letter, telephone or other forms of communication with their families, other persons and representatives of outside organisations and to receive visits from these.’

Met andere woorden zegt de Raad van Europa hier dat gedetineerden zoveel mogelijk in de gelegenheid moeten worden gesteld om per post, telefonisch of op een andere manier contact te kunnen onderhouden met hun verwanten of andere personen en externe organisaties.

De toelichting op artikel 24 van de European Prison Rules heeft daarnaast uitgelicht dat hoewel gedetineerde hun vrijheid verliezen, dit niet betekent dat ze contact met de buitenwereld verliezen. Het is aan de gevangenisautoriteiten om dit zoveel mogelijk te waarborgen. Dit kan via de traditionele weg zoals post, telefoon en bezoek, maar de Raad van Europa legt ook extra nadruk op het feit dat de moderne technologie nieuwe manieren meebrengt waardoor gedetineerden ook contact met de buitenwereld kunnen onderhouden.

De beroepscommissie van de RSJ gaat hierin mee en leest in de toelichting op artikel 24 van de European Prison Rules (slechts) een inspanningsplicht voor de penitentiaire overheid om alert te zijn op technologische ontwikkelingen die elektronische communicatie mogelijk maken (Sancties aflevering 1, 13 maart 2013).

 

EHRM

Het EHRM heeft in februari 2021 een interessant arrest (Ramazan Demir/Turkije)  gewezen in het kader van het recht op toegang tot internet voor gedetineerden. In casu weigerden de autoriteiten de aanvraag van een gedetineerde (een advocaat) om toegang te krijgen tot juridische websites (waaronder die van het EHRM zelf). Volgens het Hof werd geen gedetailleerde analyse verricht van de veiligheidsrisico's die uit deze toegang zouden kunnen voortvloeien, temeer nu het websites van overheidsinstanties en van een internationale organisatie betrof, en de gedetineerde zich slechts onder toezicht van de autoriteiten en onder de door hen vastgestelde voorwaarden toegang tot deze websites had kunnen verschaffen. Er werd besloten tot een schending van art. 10 EVRM.

 

Webcam en Skype in de praktijk

In een uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ van 22 augustus 2006 met kenmerk 06/0698/GA werd het beroep beoordeeld van een gedetineerde van Israëlisch komaf, waarvan het webcam contact met zijn drieënhalf jarig zoontje was geweigerd. De beklagrechter had het beklag gegrond verklaard. De directeur stelde op advies van het Ministerie beroep in. De beroepscommissie heeft in deze zaak eerst vastgesteld dat de Pbw niet de mogelijkheid kent om via het internet contact met de buitenwereld te onderhouden.

De commissie vond echter dat het volledig uitsluiten van het gebruik van de webcam te ver ging. De beroepscommissie oordeelde dat de directie dat in dit soort gevallen een individuele belangenafweging moet maken waarbij naast feitelijke mogelijkheden een aantal factoren een rol spelen. De volgende factoren behoorden daartoe: het gegeven dat de gedetineerde de webcam zelf wilde financieren en invoeren, de omstandigheid dat het om een jong kind ging, alsmede de duur van de gevangenisstraf. Dit alles maakte de praktische bezwaren van de directeur niet onoverkomelijk. De PI beschikte over een internetverbinding. Het beroep van de directeur werd ongegrond verklaard.

Deze uitspraak had in zoverre gevolgen dat verschillende gedetineerden om overplaatsing gingen verzoeken naar inrichtingen waar de mogelijkheid bestond om per webcam met familie in het buitenland te communiceren. De individuele belangenafweging blijkt echter in de praktijk opmerkelijk vaak in het nadeel van de gedetineerde uit te vallen. Dit bijvoorbeeld vanwege onaanvaardbare veiligheidsrisico’s of omdat het ontbreken van webcamfaciliteiten voldoende zwaarwegend is. Tevens komt het voor dat gedetineerden protesteren in het geval ze worden weggeplaatst van een inrichting waarin met de webcam familiecontacten mogen worden onderhouden en dat dit in de ontvangende inrichting niet mogelijk is.[2]

In een uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ van 29 december 2017 met kenmerk 17/1326/GA wilde klager gebruik maken van Skype om op die manier contact te kunnen hebben met zijn in Nigeria woonachtige zoon. Klager voerde onder meer aan dat hij een lange gevangenisstraf uitzit en dat zijn familie in Nigeria hem niet kan bezoeken. De directeur heeft in beroep aangegeven dat Skypen beveiligingstechnisch nog niet mogelijk is in de inrichting. De directeur heeft verder aangegeven dat er aan wordt gewerkt om Skype mogelijk te maken, maar dat er nog geen toestemming vanuit het hoofdkantoor is gegeven en dat een ministeriële regeling nodig is. De beroepscommissie oordeelde als volgt: “Nu is voldaan aan artikel 39, eerste lid, van de Pbw en de pilot voor contact via skype nog niet is geëvalueerd en dus (nog) niet is uitgebreid naar de inrichting waar klager verblijft, is de beroepscommissie van oordeel dat de beslissing tot afwijzing van klagers verzoek om met zijn zoon contact te onderhouden via  Skype (thans) niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt”. Het beroep van klager werd ongegrond verklaard.

Gebruik van internet in het re-integratiecentrum
Een goede aansluiting van maatschappelijke voorzieningen na detentie is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de re-integratie van ex-gedetineerden. Om gedetineerden hierbij te faciliteren kunnen zij terecht in het re-integratiecentrum. Een re-integratiecentrum is een ruimte in de PI waar gedetineerden met een hulpvraag terecht kunnen. Zij kunnen zich in het re-integratiecentrum voorbereiden op hun terugkeer in de samenleving en hebben hierbij toegang tot computers met internetverbinding. Deze computers zijn voorzien van een zogenoemde ‘white-list’, met goedgekeurde websites.

Op 11 juni 2015 heeft de RSJ  in een uitspraak van 11 juni 2015 met kenmerk 15/0787/GA  opnieuw geoordeeld dat een gedetineerde in bepaalde gevallen gebruik moet kunnen maken van een computer ter voorbereiding van de tegen hem lopende strafzaak, om bijvoorbeeld jurisprudentie te raadplegen die niet beschikbaar is in de inrichting. Er is  geoordeeld dat het aan de directeur is om nader onderzoek te verrichten naar de mogelijkheid om bepaalde websites op de white-list te zetten, zoals www.rechtspraak.nl. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking dat klager in zijn beroepschrift heeft gesteld dat er bij het onderwijs en het Re-integratie centrum voldoende computers en personeel beschikbaar zijn en dat er voldoende toezicht is.

Meer informatie over het re-integratiecentrum is te vinden in het dossier re-integratiecentra.

Internetmogelijkheden met het oog op onderwijs
In artikel 48 lid 1 Pbw is bepaald dat een gedetineerde het recht heeft op het volgen van onderwijs en het deelnemen aan andere educatieve activiteiten voor zover deze zich verdragen met de aard en de duur van de detentie en de persoon van de gedetineerde. Deze bepaling impliceert dat de directeur gehouden is tot het maken van een individuele belangenafweging.

De beroepscommissie van de RSJ oordeelde op 21 juni 2022  dat de beslissing van de directeur omtrent onderwijsmogelijkheden blijk moet geven van een individuele op de persoon van klager betrokken belangenafweging. Nu de RSJ oordeelde dat hieraan niet was voldaan, werd de klacht van klager gegrond verklaard en werd de directeur opgedragen een nieuwe beslissing te nemen.[3]

Deze uitspraak van de RSJ is in lijn met eerdere vergelijkbare zaken, waaronder de zaak van 29 januari 2009 en de zaak van 16 juni 2014. In deze laatste zaak had de directeur ook niet voldoende blijk gegeven van een individuele op de persoon van klager betrokken belangenafweging. Daarnaast werd door de RSJ een kader geschetst dat de directeur bij zijn nieuwe beslissing kan volgen. Hierbij werd onder andere erkend dat de mogelijkheid tot het verstrekken van een laptop al dan niet met beperkte (white-list) internettoegang voor gebruik in de eigen verblijfsruimte steeds meer wordt beproefd. In het verband van die mogelijkheden moet bezien worden of klager ook afgezien van studiedoeleinden kan worden toegestaan te beschikken over een of meer van de door hem verzochte faciliteiten.[4]

Meer informatie over onderwijs en vorming is te vinden in het dossier Onderwijs en vorming.

                                                                                                                                                             

[1] de Jonge, G. (2006). De Europese gevangenisregels zijn vernieuwd. De rechtskracht ervan blijft echter gering. Sancties: Tijdschrift over Straffen en Maatregelen6, 340-354.

[2] Zie bijvoorbeeld; RSJ 31 augustus 2015, 15/1738/GB, RSJ 8 augustus 2018, R-292, RSJ 11 juni 2020, R-20/6698/GV.

[3] RSJ 21 juni 2022, 21/22806/GA.

[4] RSJ 16 juni 2014, 14/0158/GA. en RSJ 29 januari 2009, 08/2031/GA.