Jurisprudentie bezoek
Hieronder vindt u de uitspraken van de beklagcommissies. Voor de uitspraken van de RSJ kunt u de jurisprudentiedatabank raadplegen.
29 november 2018, KC 2018/031
Klager klaagt over het gebrek aan passende luiers voor zijn kind en het feit dat zijn kind niet vrij mag rondlopen in de bezoekzaal. Omdat klagers klacht niet ziet op een door of namens de directeur genomen beslissing jegens klager, acht de beklagcommissie de klacht niet-ontvankelijk.
29 mei 2018, KC 2018/007
Klager beklaagt zich over het gegeven dat zijn verzoek tot BZT is afgewezen. Het verzoek werd in eerste instantie afgewezen omdat klager een positieve UC had. Vervolgens werd een nieuw verzoek afgewezen omdat klager nog geen zes maanden aaneengesloten in een Huis van bewaring verbleef. De beklagcommissie overweegt dat de achtergrond van de BZT-regeling het bevorderen van family-life is. Gelet op deze achtergrond is de beklagcommissie van oordeel dat de wetgever de zes maanden aaneengesloten detentie niet expliciet heeft willen beperken tot louter de Nederlandse detentie. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat deze afwijzingsgrond niet op de geldende regelgeving dan wel de toelichting daarop is gebaseerd. Deze grond had niet tot een afwijzing van de aanvraag tot BZT kunnen leiden. De directeur heeft in echter wel in redelijkheid tot de afwijzing van het BZT-moment kunnen komen op grond van de positieve UC van klager. De beklagcommissie verklaart de klacht van klager dan ook ongegrond.
7 mei 2018, KC 2018/008
Klager is van Poolse afkomst en heeft een verzoek tot het ontvangen van bezoek ingediend. Bij het invullen van het aanvraagformulier vult hij de geboortedatum van zijn bezoek in zowel gebruikelijke cijfers als Romeinse cijfers in. Hierdoor ontstaat verwarring en wordt het Romeinse cijfer vijf (V) gelezen als elf (11). Klagers bezoek, dat speciaal voor het bezoekmoment overgekomen was vanuit Polen, werd de toegang geweigerd omdat de geboortedatum op de bezoeklijst niet overeenkwam met de geboortedatum in het paspoort. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard omdat de bezoekaanvraag op onredelijke gronden is afgewezen. Naar de mening van de beklagcommissie heeft de inrichting een zekere onderzoeksplicht. De enkele omstandigheid dat klager de geboortemaand, zoals gebruikelijk in Polen, in Romeinse cijfers heeft geschreven levert volgens de beklagcommissie niet voldoende grond op om direct over te gaan tot weigering van het bezoek. De beklagcommissie kent een compensatie toe van € 50,-. Klager wil zijn compensatie graag ontvangen in de vorm van verfspullen. Het resultaat van het schilderwerk zou dan wél opgehangen moeten worden in de gang waar de directie zit. De directie heeft inderdaad de twee doeken een plek in de gang gegeven.
13 september 2016, KC 2017/011
De beslissing om klager nog niet in aanmerking te laten komen voor relatie bevorderend bezoek is, gelet op het gedrag van klager in combinatie met de drie positieve urinecontroles, een redelijke beslissing geweest. Het beklag van klager wordt daarom ongegrond verklaard. Voor zover het beklag ook ziet op het feit dat klager geen beschikking heeft ontvangen betreffende de afwijzing(en) van zijn relatie bevorderend bezoek, is de beklagcommissie van oordeel dat het beklag op dit punt gegrond moet worden verklaard. De beklagcommissie is van oordeel dat klager recht heeft op een tegemoetkoming van € 5,-
31 mei 2015, KC 2016/032
Klager stelt dat het niet toestaan van onderling gedetineerdenbezoek met zijn levenslang gestrafte vader in strijd is met het recht op family life, zoals vastgelegd artikel 8 EVRM. Het OM weigerde toestemming - desgevraagd door de inrichting - twee keer omdat klager verdacht wordt van het plegen van geweldsdelicten, waarvan één tijdens een geschorst bevel voorlopige hechtenis gepleegd. De beklagcommissie acht de inbreuk op het family life, gelet op het tweede lid van artikel 8 EVRM, in dit geval gerechtvaardigd. Klacht ongegrond.
27 mei 2014, KC 2014/034
Klager beklaagt zich over de afwijzing van zijn verzoek om bezoek zonder toezicht (hierna BZT). Klager verwijst hierbij naar het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens inzake Varnas tegen Litouwen. De beklagcommissie deelt vergelijking niet. Voorts is de beklagcommissie ter zitting niet gebleken dat er in het geval van klager sprake is van specifieke persoonlijke omstandigheden, die het toestaan van BZT zouden moeten rechtvaardigen met uitsluiting van het verbod in de huisregels. Daar komt ten slotte bij dat de directie ter zitting heeft aangegeven dat hij in zeer bijzondere gevallen de bevoegdheid en de bereidheid heeft om met niet-strikte-toepassing van de huisregels aan een gedetineerde verblijvende in een HvB toch BZT toe te staan. De directie heeft in het geval van klager hier niet toe beslist. Klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
20 mei 2014, KC 2014/028
De beklagcommissie is althans van oordeel dat zich omstandigheden kunnen voordoen dat de directie redelijkerwijs niet zonder nadere belangenafweging (waarbij uiteraard ook de belangen van de P.I. betrokken moeten worden) een verzoek van gedetineerde kan afwijzen met een loutere verwijzing naar de Circulaire. De onderhavige beslissing bevat geen belangenafweging of overweging op dit punt. Gelet op vorenstaande zal de beklagcommissie het beklag van klager gegrond verklaren.
13 maart 2012, KC 2012/118
Klagers kind van 1,5 jaar komt niet in aanmerking voor de vierwekelijkse Ouder Kinddag, omdat dit project alleen geldt voor kinderen tussen de 3 en 16 jaar. Wel komt het kind van klager in aanmerking voor bezoek op de tweejaarlijkse Vader Kinddag. Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag nu hij zich beklaagt over een algemene in de inrichting geldende regel en niet een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Wel adviseert de beklagrechter de inrichting om, in lijn met uitlatingen van de staatssecretaris, te overwegen of de voorwaarden voor de Ouder Kinddag gewijzigd kunnen worden of althans ten minste vier Vader Kinddagen te organiseren voor gedetineerden die op enigerlei wijze zijn uitgesloten van deelname aan Ouder Kinddag.
17 januari 2011, KC 2011/014
Klager klaagt erover dat zijn bezoek geen doorgang kon vinden. Er was op donderdag bezoek voor klager. De bewaarders hebben klager echter aangegeven dat het bezoekuur stond gepland voor woensdag. Door de directie is een bezoekerslijst overhandigd aan de beklagcommissie. Hieruit bleek dat een eerder gedane mededeling door de directie over klagers bezoek, feitelijk onjuist is. De beklagcommissie oordeelt dat het bezoek van klager onterecht is weggestuurd en kent klager een tegemoetkoming toe van € 75,-.