Post jurisprudentie
Hieronder vindt u de uitspraken van de beklagcommissies. Voor de uitspraken van de RSJ kunt u de jurisprudentiedatabank raadplegen.
1 juni 2018, KC 2018/011
Klager beklaagt zich over het feit dat haar advocatenpost door een medewerker van de P.I. is opengemaakt. Omdat dit een maand eerder ook al is gebeurd, heeft de advocaat van klager een klacht ingediend om een signaal af te geven. De directie stelt zich op het standpunt dat er na de constatering dat de post door een medewerker is geopend, correct is gehandeld door contact op te nemen met de advocaat van klager voor overleg. Door de directie is verzocht klager niet-ontvankelijk te verklaren, nu er geen sprake is van een beslissing zoals bedoeld in artikel 60 lid 1 Pbw, maar van een individuele fout van een medewerker. Naar het oordeel van de beklagcommissie kan niet worden gesproken van een structureel probleem waarvoor de directeur verantwoordelijk kan worden gehouden. Vaststaat dat er een fout is gemaakt door een medewerker die na constatering adequaat is afgehandeld. Omdat er niet kan worden gesproken van een structureel probleem, is er geen sprake van een beslissing van de directeur zoals bedoeld in artikel 60 Pbw.
21 september 2017, KC 2018/027
Klager heeft een medewerker van de inrichting verzocht om brieven aan zijn raadsman, ten behoeve van de verdediging in zijn strafzaak, te kopiëren. Tijdens het kopiëren heeft de desbetreffende medewerker kennis genomen van de inhoud van deze brieven en hierover gerapporteerd. Klager klaagt erover dat hij in zijn recht op vrije en vertrouwelijke toegang tot zijn raadsman en in zijn recht op briefgeheim is geschonden en dat een deel van zijn PJ-rapportage onrechtmatig is verkregen. De directie stelt zich op het standpunt dat aan klager op voorhand uitdrukkelijk is medegedeeld dat als er iets gelezen zou worden, dit onder de observatie zou vallen en dat daarover gerapporteerd zou kunnen worden. De beklagcommissie is van oordeel dat het recht op vrije en vertrouwelijke toegang tot een raadsman een fundamenteel recht is, waar slechts onder bijzondere omstandigheden inbreuk op kan en mag worden gemaakt. In de artikelen 46 en 47 Wetboek van Sv zijn de situaties waarin en omstandigheden waaronder een dergelijke inbreuk gerechtvaardigd is, opgenomen. Naar het oordeel van de beklagcommissie valt een situatie als de onderhavige daar niet onder en is daarom het recht op vrije en vertrouwelijke toegang tot een raadsman geschonden. Nu er reeds een inbreuk is gemaakt op klagers rechten, vindt de beklagcommissie het een ernstige zaak, dat er bewust en weloverwogen is besloten om van de middels die inbreuk verkregen informatie gebruik te maken in de PJ-rapportage. De beklagcommissie verklaart daarom beide onderdelen van de klacht gegrond.
17 december 2013, KC 2014/007
Gezien de adressering van de brieven van klager moet er van uit worden gegaan dat het ging om geprivilegieerde post, deze had zonder verdere beperking moeten worden verzonden aan de geadresseerden. De blijkbaar gerezen twijfel hierover had de directeur kunnen wegnemen door navraag te doen bij klager en door voor zover nodig de adressering na te gaan, alvorens één van de gesloten enveloppen te openen buiten de aanwezigheid van klager. Door een en ander niet te doen heeft de directeur gehandeld in strijd met artikel 36 en 37 van de Pbw. Het beklag is daarom gegrond. De beklagcommissie ziet geen reden om een tegemoetkoming toe te kennen, nu van te compenseren schade niet is gebleken.
2 december 2013, KC 2014/015
Klager beklaagt zich over de postbezorging binnen de P.I. De beklagcommissie acht het aannemelijk dat de post verschillende keren te laat aan klager is uitgereikt en dat de interne postroute niet optimaal functioneert. Klagers klacht wordt gegrond verklaard en aan klager wordt een tegemoetkoming toegekend.
15 mei 2013, KC 2014/002
Klager dient in de ISO de mogelijkheid te worden geboden om klaagschriften in een afgesloten envelop aan te bieden.
12 april 2012, KC 2012/103
De klacht is ertegen gericht dat geprivilegieerde post van klager is geopend. Daarnaast beklaagt klager zich erover dat brieven aan een persoon in Haarlem, heel laat zijn aangekomen bij de geadresseerde. Volgens de directeur is het poststuk van de Nationale Ombudsman niet verstuurd als geprivilegieerde post zoals beschreven in de Regeling geprivilegieerde post gedetineerden en is de post derhalve niet beschouwd als geprivilegieerde post en geopend. Met betrekking tot het verstuurde, maar heel laat gearriveerde poststuk zijn aan de inrichtingszijde geen bijzonderheden gevonden. De voorzitter van de beklagcommissie oordeelt dat voor wat betreft het tweede onderdeel van de klacht, niet is vast te stellen waar de vertraging is ontstaan. De klacht wordt op dit onderdeel ongegrond verklaard. Voor wat betreft het eerste onderdeel heeft klager gesteld dat op de envelop duidelijk stond vermeld dat het post van de Nationale Ombudsman betrof. De directeur heeft dit niet weersproken. De brief had niet geopend mogen worden buiten de aanwezigheid van klager. De klacht wordt gegrond verklaard. Aan klager wordt geen tegemoetkoming toegekend.
26 augustus 2010, KC 2010/051
De klacht ziet op het openen van post van de advocaat van klager door een medewerkster van de afdeling Bureau Sociale Dienst. Klager heeft verklaard dat het duidelijk moet zijn geweest voor de medewerkster dat het om post van de advocaat ging, ondanks dat er wellicht geen begeleidende brief aanwezig was. Er zat een sticker op de envelop alsmede een stempel van de advocaat. Op de brief was vermeld ‘van advocaat aan cliënt’. De betreffende medewerkster heeft haar excuses aangeboden, maar ondanks dat wil klager zijn klacht doorzetten. Op grond van artikel 37 Pbw dient de directeur poststukken gericht aan of afkomstig van de in dat artikel genoemde personen en instanties in aanwezigheid van de betrokken gedetineerde te onderzoeken. In casu is de post geopend in afwezigheid van klager. De beklagcommissie is van oordeel dat de brief evident afkomst was van een van de personen als bedoeld in artikel 37 lid 1 onder i Pbw en derhalve niet in afwezigheid van klager had mogen worden geopend. De directie heeft juist gehandeld door excuses aan te bieden en de brief direct persoonlijk aan klager te overhandigen, dit laat echter onverlet dat klager in zijn belangen is geschaad. Nu inbreuk is gemaakt op het recht van vrij verkeer van post tussen een gedetineerde en zijn advocaat wordt de klacht gegrond verklaard.
26 maart 2008, KC 2008/06
Klacht richt zich tegen het openen van post van klagers advocaat zonder toestemming in strijd met artikel 36 jo 37 Pbw. Beklagrechter stelt vast dat het poststuk niet is aangeleverd door de advocaat conform de Regeling geprivilegieerde post voor gedetineerden. Klacht ongegrond.