Sla inhoud over

Jurisprudentie telefoon

Hieronder vindt u de uitspraken van de beklagcommissies. Voor de uitspraken van de RSJ kunt u de jurisprudentiedatabank raadplegen.

KC2023/032, 14 november 2023

Klager heeft op 2 januari 2023 een telefoongesprek gevoerd voordat hij ging luchten. Tijdens dit luchtmoment is er een pakketje over de muur van de inrichting gegooid. Vanwege verdenking van betrokkenheid van klager is zijn telefoongesprek van 2 januari uitgeluisterd. Op grond van informatie uit het telefoongesprek is klager 10 dagen in een strafcel geplaatst. De beklagrechter oordeelt dat de directie inhoudelijk voldoende grond had om de disciplinaire straf op te leggen. Klager stelt echter dat de straf is gebaseerd op feiten uit een opgenomen telefoongesprek, terwijl bij het opnemen en uitluisteren van het telefoongesprek de geldende voorschriften niet in acht zijn genomen. De beklagrechter oordeelt dat dergelijke verzuimen geen consequenties hoeven te hebben voor de beoordeling van de oplegging van de straf. Het betreft geen voorschriften die het opleggen van de straf rechtstreeks omringen en dienen ook niet ter waarborging van de betrouwbaarheid van de uit het telefoontoezicht ontleende feiten en omstandigheden. De RSJ heeft echter geoordeeld dat dergelijke verzuimen een formeel gebrek kan opleveren. De directie erkent dat niet in de huisregels is opgenomen dat telefoongesprekken standaard worden opgenomen, ook is dit niet aan klager medegedeeld. Daarnaast is niet medegedeeld dat in dít geval zijn gesprekken zijn uitgeluisterd en waarom. De klacht wordt daarom formeel gegrond verklaard en de beklagrechter kent een tegemoetkoming van € 7,50 toe.

KC2023/026, 26 april 2023

Klager klaagt ten eerste over het om onduidelijke redenen weigeren van zijn poststuk. Klagers post wordt gecontroleerd vanwege opgelegde GVM-maatregelen. Bij controle is gebleken dat klager in dit poststuk uitspraken doet die het gezag van personeel en de directie ondermijnt. De directeur heeft geweigerd het poststuk te verzenden op grond van artikel 36, lid 4 Pbw en heeft het in beslag genomen. De beklagcommissie is van oordeel dat er geen sprake was van (potentiële) ondermijning van het gezag van de directeur of het personeel van de inrichting waar klager was gedetineerd. Die beoordeling had moeten worden overgelaten aan de directeur van de ontvangende inrichting. Ook was geen sprake van schending van de orde en veiligheid in de inrichting. Het beklag is gegrond verklaard zonder toekenning van een tegemoetkoming. Klager klaagt ten tweede over de aan hem opgelegde ordemaatregel van 5 dagen afzondering in de afzonderingscel. Deze zou onvoldoende gemotiveerd zijn en klager is niet gehoord voorafgaand aan het opleggen van de beslissing. De directeur heeft de beslissing gebaseerd op ontvangen signalen, die aanleiding gaven tot nader onderzoek, waardoor de maatregel voor de orde, rust en veiligheid is opgelegd. De beklagcommissie heeft het beklag formeel gegrond verklaard, omdat klager niet voorafgaand aan het opleggen van de ordemaatregel is gehoord. Materieel is het beklag ongegrond verklaard. Aan klager is een tegemoetkoming toegekend van € 20,-. De RSJ heeft het beroep van de directeur op beide punten gegrond verklaard. De klachten zijn hiermee (alsnog) in zijn geheel ongegrond verklaard.

KC 2022/026, 1 november 2022.

Klager klaagt over het opnemen en uitluisteren van zijn telefoongesprekken en over een disciplinaire straf wegens het (na het uitluisteren van telefoongesprekken) geconstateerde (opdracht geven voor het) binnenbrengen en in bezit hebben van contrabande. De beklagcommissie is van oordeel dat de telefoongesprekken van klager standaard mochten worden opgenomen. Aan de uitspraak van de RSJ uit 2014, waarin zij stelt dat het beleid om alle telefoongesprekken in een P.I. op te nemen als onvoldoende gedifferentieerd moeten worden aangemerkt, conformeert de beklagcommissie zich niet. De beklagcommissie overweegt dat in het kader van de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit gekeken moet worden naar het in de afgelopen jaren sterk veranderde detentieklimaat en de veranderde populatie, waarbij het risico op voortgezet crimineel handelen binnen detentie is toegenomen, mede gelet op de steeds verdergaande uitgebreide faciliteiten die gedetineerden krijgen om contact met de buitenwereld te onderhouden. De beslissing van de directie tot het uitluisteren van de telefoongesprekken van klager is ook niet onredelijk of onbillijk. De directie heeft kennis gegeven van een individuele belangenafweging tot het uitluisteren van de telefoongesprekken. Verder heeft klager verwijtbaar gehandeld door opdracht te geven voor het binnenbrengen van contrabande en was hij in het bezit van contrabande tijdens de celinspectie. Daarmee handelde klager in strijd met de orde en veiligheid in de inrichting. De opgelegde disciplinaire straf is dan ook niet onredelijk of onbillijk of in strijd met de wettelijke voorschriften.


25 januari 2016, KC 2016/007
Klager beklaagt zich over de weigering om zijn raadsman te mogen bellen terwijl hij op dat moment zat ingesloten in verband met een disciplinaire straf. Namens de directeur is aangevoerd dat gedetineerden die niet zijn geblokt voor activiteiten of niet zijn ingesloten vrijelijk kunnen telefoneren. De beklagcommissie is van oordeel dat dit irrelevant is omdat klager was ingesloten vanwege een disciplinaire straf. Desondanks heeft klager onvoldoende onderbouwd wat de noodzaak van het telefonisch contact was op dat moment. Klacht ongegrond. 

29 oktober 2015, 
KC 2016/031

Na insluiting wilde klager bellen met zijn advocaat. Dit is pas rond 16.20 uur toegestaan, terwijl eerdere verzoeken zijn afgewezen. Ongegrondverklaring van het beklag tegen het niet mogen bellen van zijn advocaat. De noodzaak bestond en de gelegenheid was er uiteindelijk ook. Er is voldaan aan het gestelde in artikel 39, vierde lid, van de Pbw. Tevens is niet gebleken dat door het (mogelijk) eerder niet in de gelegenheid stellen om telefonisch contact te hebben met zijn raadsman klagers belangen zijn geschaad. 

16 december 2013, 
KC 2013/100
Standaard opnemen van telefoongesprekken met het nieuwe Telio-systeem is in strijd met hogere regelgeving. Het opnemen van telefoongesprekken met geprivilegieerde personen en instanties is tevens in strijd met hogere regelgeving. Geen beklag mogelijk over de hoogte van de beltarieven.

2 juli 2013, KC 2013/063
Klager beklaagt zich over het feit dat een waardekaart die hij gekocht in een andere PI niet meer geldig is. De alleensprekende beklagrechter is bekend met het gegeven dat PHONio is gebaseerd op het gebruik van individuele rekeningkaarten in combinatie met (op-)waardeerkaarten die afhankelijk van de wensen van de klant verschillende waardes kan bevatten. De kaart waarvan klager stelt dat hij die niet meer kan gebruiken, is een opwaardeerkaart. Deze opwaardeerkaarten zijn alleen bruikbaar in de inrichting waar de kaart is gekocht. De beklagrechter is van mening dat klager moest weten dat alleen de rekeningkaarten gebruikt konden worden om te telefoneren. De beklagrechter is van oordeel dat de gang van zaken waarover klager zich beklaagt een algemene regeling betreft, welke niet in strijd is met enig wettelijk voorschrift en waartegen derhalve in beginsel geen beklag mogelijk is. Klager wordt dan ook niet-ontvankelijk verklaard.

7 mei 2012, KC 2012/096 
Klager beklaagt zich over de, in het kader van zijn plaatsing op de lijst GVM, aan hem opgelegde maatregelen en de verlengingen daarvan. De beklagcommissie is van oordeel dat niet is gebleken dat de directeur een eigen belangenafweging, onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria, heeft gemaakt. De betreffende belangenafweging is in ieder geval niet inzichtelijk geworden. De beklagcommissie verklaart de klachten gegrond en kent aan klager een tegemoetkoming toe ter hoogte van € 250,-

6 januari 2012, KC 2012/016
De situatie om te beslissen bij welke van twee rechtszitting, die op één dag vallen, klager zal zijn, levert voldoende noodzaak, waaronder begrepen urgentie, op voor klager om telefonisch contact te hebben met zijn raadsman. Klager had daartoe dan ook in gelegenheid moeten worden gesteld.

2 januari 2012, KC 2012/043
Nu uit het klaagschrift niet de noodzaak is gebleken om vertrouwelijk te moeten bellen met zijn raadsman heeft klager zijn klacht niet voldoende onderbouwd.

22 april 2011, KC 2012/031  
Klager beklaagt zich erover dat hij buiten zijn recreatie-uren niet in de gelegenheid is gesteld om zijn advocaat te bellen. De directie stelt dat klager in de gelegenheid zou zijn gesteld met zijn advocaat te telefoneren indien hij de noodzaak hiertoe had aangetoond. De beklagcommissie is van oordeel dat klager de noodzaak op dat moment onvoldoende duidelijk heeft gemaakt. Het beklag wordt ongegrond verklaard.

30 oktober 2009, KC 2010/015
Klager beklaagt zich er over dat zijn telefoongesprek met Bureau Jeugdzorg gecensureerd zou worden. Bureau Jeugdzorg is geen geprivilegieerd contact, de klacht zal derhalve ongegrond worden verklaard.