Detentiefasering
Detentiefasering betekent dat een gedetineerde geleidelijk aan meer externe vrijheden verkrijgt binnen de detentie. Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021 is er op het gebied van detentiefasering veel veranderd.
Ten eerste zijn de (Zeer) Beperkt Beveiligde Inrichtingen (ZBBI en BBI) verdwenen. Daarnaast is het algemeen verlof en het regimesgebonden verlof vervangen door re-integratieverlof, dat alleen wordt verleend als het bijdraagt aan een veilige terugkeer in de maatschappij. Het incidentele verlof voor belangrijke gebeurtenissen blijft bestaan.
Nieuw is ook dat gedetineerden in de laatste fase van hun detentie buiten de muren aan het werk kunnen op de nieuwe Beperkt Beveiligde Afdelingen (hierna: BBA). Het doel hiervan is dat iedere gedetineerde die voldoet aan de voorwaarden, de kans krijgt om een duurzame baan te vinden waarin iemand ná zijn detentie kan blijven werken. Zij worden in een BBA geplaatst wanneer re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verleend. Het is aan de directeur om nadere voorwaarden te verbinden aan een reeds verleend re-integratieverlof, zoals elektronisch toezicht.[1]
Verder is het recht op arbeid en de plicht arbeid te verrichten voor gedetineerden komen te vervallen. Dit houdt kortgezegd in dat gedetineerden niet meer hoeven te werken als ze dat niet willen, waardoor het makkelijker wordt om te sturen op re-integratiedoelen. Ook is het voor werkmeesters fijner om te werken met gedetineerden die ook écht willen werken.
De selectiefunctionaris is namens de minister bevoegd om op het verzoek van een gedetineerde om re-integratieverlof voor extramurale arbeid te beslissen.[2]
Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen is er ook het een en ander veranderd omtrent het Penitentiair Programma (hierna: PP). Het PP bestaat slechts nog voor gedetineerden die minder dan 1 jaar straf hebben. Voor gedetineerden die op 1 december 2021, na aftrek van de voorwaardelijke invrijheidstelling, een strafrestant van minder dan 3 jaar hebben, bestaat een overgangsperiode van 3 jaar.
In een PP verblijft een gedetineerde niet langer in een penitentiaire inrichting maar extern (buiten) op een goedgekeurd verlofadres. Het doel van het PP is net als bij een BBA om de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
Het PP valt officieel niet onder de bovengenoemde definitie van detentiefasering die uit de wetsgeschiedenis blijkt. Aangezien het wel direct verbonden is aan de detentiefasering wordt het in dit dossier meegenomen.[3]
De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) verstaat onder detentiefasering ‘het op een zinvolle manier organiseren van de detentie per individuele ingeslotene’.[4] Detentiefasering is een belangrijk onderdeel van de voorbereiding van een gedetineerde op de terugkeer in de maatschappij (re-integratie) en draagt op deze manier bij aan de vermindering van het recidive risico.[5]
Werkwijze
In de inrichting wordt een gedetineerde minimaal één keer per zes weken besproken in het Multi Disciplinair Overleg (MDO) met als doel het detentie & re-integratieplan (hierna: D&R-plan) vast te stellen, aan te passen en de uitvoering te bewaken.[6] In het MDO zijn personeelsleden van verschillende disciplines in de inrichting betrokken waaronder in ieder geval de casemanager, een penitentiair inrichtingswerker (PIW’er), een arbeidsmedewerker en de medische dienst. Het afdelingshoofd is de voorzitter van het MDO.
Bij de Extra Zorg Voorziening afdeling maakt de psycholoog verplicht onderdeel uit van het MDO. De taak van het MDO is de directeur te adviseren over het D&R-plan van een gedetineerde.[7] Dit betekent dat het MDO de directeur onder meer adviseert over het al dan niet promoveren of degraderen en (over)plaatsingsverzoeken.
In de gevangenis van een Normaal Beveiligde Inrichting (NBI) maakt de casemanager op basis van de vrijheidsstraf een berekening van de faseringsdata. Dit zijn de data waarop de gedetineerde in aanmerking kan komen voor detentiefasering. Dit betreffen streefdata voor de mogelijke aanvang van de detentiefasering. Hier kunnen niet direct rechten aan worden ontleend.[8] Op basis van de situatie van de individuele gedetineerde wordt vervolgens in het MDO en in overleg met de gedetineerde een passend traject bepaald dat vervolgens wordt neergelegd in het D&R-plan. De casemanager vraagt vervolgens de noodzakelijke adviezen en stukken op. Het voorstel wordt besproken in het MDO dat een advies uitbrengt aan de directeur. De directeur bespreekt dit voorstel met het hoofd detentie & re-integratie in de vrijhedencommissie en neemt de beslissing tot het doen van een (over)plaatsingsverzoek aan de selectiefunctionaris. Namens de directeur stelt de casemanager een selectieadvies op (overplaatsingsverzoek) en stuurt deze naar de selectiefunctionaris. De selectiefunctionaris beoordeelt het verzoek en beslist.
Uit een uitspraak van de RSJ op 13 december 2023 blijkt dat de casemanager de verplichting heeft om voortvarend te handelen, indien de gedetineerde nog niet voldoet aan de voorwaarde voor een deelname aan het PP. Het is niet aan de casemanager om een aanvraag effectief niet in behandeling te nemen. Het blijft aan de klager om te bepalen of hij het verzoek om deel te nemen aan het PP wil voorleggen aan de directeur of Minister. Indien de casemanager de aanvraag niet in behandeling neemt, is er sprake van een tekortkoming in verzorgende taken van de directeur.[9]
Penitentiair Programma
Gedetineerden met een straf korter dan 1 jaar kunnen verzoeken om deelname aan het PP. Artikel 4 Pbw bepaalt dat een PP een samenstel is van activiteiten die zich richt op de combinatie van werk, opleiding en andere bezigheden om te voorkomen dat de deelnemer later weer in crimineel gedrag valt. Via dit programma krijgen gedetineerden de kans om het laatste deel van hun detentie buiten de inrichting door te brengen. Evenals elke vorm van re-integratieverlof is ook PP alleen toegestaan als het bijdraagt aan de realisatie van een of meer re-integratiedoelen zoals opgesteld in het persoonlijke D&R-plan van de gedetineerde. Specifiek voor PP geldt dat dit re-integratiedoelen moeten zijn die gericht zijn op de basisvoorwaarden werk, inkomen én huisvesting, de thuissituatie en het opbouwen van het sociaal netwerk. De gedetineerde heeft tijdens de detentie aan deze re-integratiedoelen gewerkt en PP dient een logische vervolgstap te zijn.[10]
Een PP omvat minimaal 26 uur per week aan activiteiten waaraan door de deelnemer aan dat PP wordt deelgenomen.[11] Deze activiteiten zijn gericht op het aanleren van bepaalde sociale vaardigheden, het vergroten van de kans op arbeid na invrijheidstelling, het bieden van onderwijs, het bieden van bijzondere zorg aan de deelnemer zoals ambulante verslavingszorg of ambulante geestelijke gezondheidszorg, of geven op andere wijze invulling aan de voorbereiding van de terugkeer in de maatschappij en het voorkomen dat de deelnemer later weer in crimineel gedrag vervalt.[12] Ondanks dat een gedetineerde het PP volledig buiten doorbrengt, is er formeel nog wel sprake van een detentie en de gedetineerde blijft administratief ingeschreven in een penitentiaire inrichting. De directeur van deze inrichting is om die reden dan ook verantwoordelijk voor de (detentie van de) gedetineerde.[13] De gedetineerde krijgt tijdens het PP een senior casemanager toegewezen die toezicht en contact onderhoudt tijdens het verloop. Ook de reclassering of andere instanties kunnen hierbij betrokken zijn.
Uit een uitspraak van de RSJ van 7 februari 2022 blijkt dat er een verplichting bestaat voor de casemanager om ervoor te zorgen dat er geen onduidelijkheden en/of tegenstrijdigheden bestaan over de intenties en de doelen van de gedetineerden gedurende en na het PP. Het is aan de casemanager om hier onderzoek naar te doen bij de betrokken partijen.[14]
Beslissingsbevoegdheid
De directeur kan aan de selectiefunctionaris voorstellen om een gedetineerde, die hij daartoe geschikt acht, deel te laten nemen aan het PP op grond van artikel 7 lid 1 Pm. De directeur voegt daarbij het advies van reclassering en indien vereist het advies van het OM.[15] De selectiefunctionaris beslist vervolgens over de deelname aan het PP. Een gedetineerde kan, op grond van artikel 18 lid 1 sub b Pbw, ook zelf een verzoek doen tot deelname aan een PP.
Bij de beslissing betrekt de selectiefunctionaris in ieder geval de volgende aspecten op grond van artikel 7 lid 3 Penitentiaire Maatregel (hierna: Pm):
- de aard, zwaarte en achtergronden van het gepleegde delict;
- de mate van onzekerheid over de datum van invrijheidsstelling;
- de beschikbaarheid van een aanvaardbaar verblijfsadres.
Voorwaarden PP
Gedetineerden kunnen in de gelegenheid worden gesteld tot deelname aan een PP direct voorafgaand aan de datum van invrijheidstelling, mits de gedetineerde voldoet aan de voorwaarden in artikel 4 lid 2 Pbw, namelijk:
- volwassen is of onder het volwassenstrafrecht valt;
- veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van minstens 6 maanden en maximaal één jaar;
- bij aanvang van deelname aan het PP een strafrestant heeft van 4 weken tot 2 maanden;
- deelneemt aan het plusprogramma;
- een geldig ID-bewijs en BSN heeft;
- een goedgekeurd verblijfadres heeft;
- werkt aan de re-integratiedoelen die zijn opgenomen in zijn of haar D&R-plan;
- de gedetineerde werk of dagbesteding heeft van minimaal 26 uur per week;
- binnen afzienbare tijd inkomen heeft;
- tekent voor akkoord met de voorwaarden en afspraken van de deelnameverklaring.
De deelnemer aan een penitentiair programma wordt onder elektronisch toezicht (hierna: ET) gesteld, indien het gedrag van de deelnemer daartoe aanleiding geeft, aan de deelname aan een penitentiair programma bijzondere risico’s zijn verbonden, dit voor de bescherming van de belangen van slachtoffers noodzakelijk is. De selectiefunctionaris is belast met de beslissing of een deelnemer onder ET wordt gesteld. Hij kan ook bepalen dat geen ET wordt toegepast.[16]
Voor PP gelden op grond van artikel 9 lid 1 PM als algemene voorwaarden dat de gedetineerde:
- zich gedraagt conform de aanwijzingen van degene die belast is het met toezicht;
- melding maakt bij wijziging van de verblijfplaats;
- zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Naast deze algemene voorwaarden kunnen er ook bijzondere voorwaarden worden opgelegd die worden afgestemd op de omstandigheden van het geval. Denk hierbij aan een verbod tot het gebruik van verdovende middelen, elektronisch toezicht, een locatieverbod, een locatiegebod of een contactverbod.
Bij overtreding van de algemene of bijzondere voorwaarden of verzuim van deelname aan het programma wordt de deelnemer teruggeplaatst in de PI. De directeur kan, afhankelijk van de ernst van de gedraging, beslissen tot het geven van een waarschuwing of wijziging of aanvulling van de bijzondere voorwaarden. Ook kan de directeur de selectiefunctionaris adviseren om de deelname aan het PP te beëindigen of indien dit dringend noodzakelijk is zelfstandig overgaan tot de beëindiging.[17]
Uit een uitspraak van de RSJ op 8 november 2023 bleek dat de deelname van de gedetineerde aan een PP werd beëindigd, omdat hij had geblowd. Dit had hij zelf toegegeven bij de reclassering in het kader van zijn meldplicht en urinecontroles. Een van de voorwaarde van de gedetineerde om deel te nemen aan een PP was een verbod op drugs en/of alcohol. Voor de gestelde voorwaarden had de gedetineerde zelf getekend en de voorwaarden waren volgens de RSJ duidelijk. Gezien het verleden van de gedetineerde en zijn bekentenis oordeelde de RSJ dat de beslissing tot beëindiging van deelname aan het PP niet onredelijk was.[18]
Duur van het PP
Artikel 4 lid 2 Pm bepaalt dat het PP niet langer duurt dan een zesde deel van de opgelegde vrijheidsstraf. Daarnaast moet er sprake zijn van:
- een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van ten minste zes maanden;
- een strafrestant tussen de vier weken en één jaar.
Gelet hierop duurt een PP, afhankelijk van de duur van de vrijheidsstraf, tussen de vier weken en één jaar.
Voor deelname aan het PP moet sprake zijn van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van tenminste zes maanden. Onder een vrijheidsstraf wordt verstaan een gevangenisstraf, (vervangende) hechtenis, militaire detentie en (vervangende) jeugddetentie. De uitspraak hoeft niet onherroepelijk te zijn. Het is dus mogelijk om met detentiefasering te starten wanneer een hoger beroep of cassatieberoep van de zaak nog loopt. Indien de veroordeling tot een vrijheidsstraf nog niet onherroepelijk is, wordt de datum van de invrijheidsstelling berekend op grond van de veroordeling waartegen het rechtsmiddel is aangewend.[19]
Uitgesloten van PP
Bepaalde categorieën gedetineerden zijn volgens artikel 6 Pm uitgesloten van de mogelijkheid tot deelname aan een PP. Het gaat hierbij om:
- gedetineerden ten aanzien van wie de tenuitvoerlegging van een tevens opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege nog moet aanvangen;
- gedetineerden die na de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf gevolg dienen te geven aan de op hen rustende vertrekplicht of die zullen worden uitgeleverd;
- gedetineerden die in een extra beveiligde inrichting zijn geplaatst;
- gedetineerden die in een beperkt beveiligde afdeling zijn geplaatst;
- gedetineerden aan wie de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd.
Overgangsrecht
Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen zijn de regels voor verlof, het PP en de VI veranderd. De overgangsperiode heeft een maximale duur van drie jaar, waarbij het overgangsrecht van toepassing is op gedetineerden die op 1 december 2021 (na aftrek v.i.) een strafrestant van minder dan 3 jaar hebben en een einddatum detentie vóór 1 december 2024 hebben.
Zie voor meer informatie hierover het informatieblad van DJI PP gedetineerden met overgangsrecht na 1 december 2021 en het Beleidskader Penitentiair Programma – overgangsrecht van het Gevangeniswezen.[20]
Insluittitel lijfsdwang & vervangende hechtenis schadevergoeding (smaatregel)
Indien een gedetineerde is ingesloten op de insluittitel lijfsdwang, is het niet mogelijk om te faseren. Lijfsdwang is namelijk geen vrijheidsstraf in de zin van de Pbw maar een vrijheidsbenemende maatregel.[21]
Lijfsdwang die echter aansluitend aan een gevangenisstraf wordt ondergaan hoeft niet aan detentiefasering in de weg te staan.[22] De vervangende hechtenis in het kader van een schadevergoeding (smaatregel) valt wel onder het begrip vrijheidsstraf van de Pbw en daarmee onder het begrip strafrestant, waardoor het op deze insluittitel wel mogelijk is om te faseren.[23]
Openstaande strafzaken
Indien een gedetineerde openstaande strafzaken op zijn justitiële documentatie (strafblad) heeft staan, zou dit detentiefasering in de weg kunnen staan. Dit heeft te maken met het strafrestant. Indien er op (korte) termijn zicht is op de inhoudelijke behandeling van een zaak die nog tijdens de huidige detentie kan leiden tot verschuiving van de einddatum van de gedetineerde, staat het strafrestant onvoldoende vast.[24] Hierdoor wordt niet voldaan aan het vereiste en kan detentiefasering niet plaatsvinden.[25] Dit kan anders zijn indien er sprake is van een zogenaamd voortdurend delict, bijvoorbeeld de onttrekking van een kind aan het ouderlijk gezag.[26]
Beperkt Beveiligde Afdeling
Met de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen per 1 juli 2021 is de Beperkt Beveiligde Afdeling in het leven geroepen. Deze afdeling is een nieuwe afdeling in of bij de gevangenis. In de BBA kan een gedetineerde in de laatste fase van zijn straf buiten de gevangenis werken in de regio waar de gedetineerde weer gaat wonen na detentie.[27] Dit kan eventueel in combinatie met opleiding/zorg.[28] Met deze extramurale arbeid kunnen gedetineerden belangrijke ervaring opdoen, waardoor zij hun kansen vergroten om na detentie een betaalde baan te vinden, wat een belangrijke voorwaarde is voor een succesvolle re-integratie en dus het voorkomen van recidive. De mogelijkheid tot het vinden van een baan wordt versterkt door de mogelijkheid van het verkrijgen van een Beschrijving Getoond Gedrag (BGG) na afloop van extramurale arbeid. Dit is voor de toekomstige werkgever een bewijs dat de kandidaat zich als een verantwoordelijke werknemer heeft gedragen.
Op grond van artikel 2 lid 1 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Rspog) komen uitsluitend gedetineerden, aan wie re-integratieverlof voor extramurale arbeid als bedoeld in artikel 20a van Rtvi is verleend, in aanmerking voor plaatsing in een BBA.
Het re-integratieverlof voor extramurale arbeid is geregeld in de artikelen 20a en 20ab van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: Rtvi).
Werkwijze en beslissingsbevoegdheid
Extramurale arbeid wordt in de Rtvi omschreven als “arbeid, verricht buiten de inrichting ten behoeve van een derde, alsmede het volgen van een dagopleiding buiten de inrichting”.[29] Volgens artikel 3 lid 1 van de Rtvi wint de directeur na ontvangst van het verzoek om verlof alle benodigde inlichtingen en adviezen in. De directeur wint in ieder geval het advies in van de plaatsings- en vrijhedencommissie. Het vierde lid van dit artikel geeft de mogelijkheid aan de directeur om zich te laten adviseren door de reclassering, de politie of hulpverleners.
Tot slot bepaalt lid 5 dat de directeur de selectiefunctionaris om advies vraagt in het geval dat hij namens de minister bevoegd is om te beslissen op een verzoek van een gedetineerde om re-integratieverlof. Bij dit verzoek dient de gedetineerde tevens een verzoek te doen tot plaatsing in dan wel overplaatsing naar een bepaalde inrichting of afdeling.[30]
Voorwaarden re-integratieverlof voor extramurale arbeid
Re-integratieverlof voor extramurale arbeid kan op zijn vroegst worden verleend bij een gevangenisstraf langer dan zes maanden, en gedurende ten hoogste een zesde deel van de oplegde straf voorafgaand het moment waarop de gedetineerde in aanmerking kan komen voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling dan wel invrijheidsstelling.[31]
Bij de beslissing tot het verlenen van re-integratieverlof (en dus ook het verlenen van re-integratieverlof voor extramurale arbeid) geldt dat dit alleen wordt verleend ten behoeve van een re-integratiedoel dat is vastgesteld in het D&R-plan. Daarnaast worden op grond van artikel 15 Rtvi de volgende aspecten betrokken:
- de mate waarin en de wijze waarop de gedetineerde door zijn gedrag gedurende de gehele detentie heeft doen blijken van een bijzondere geschiktheid tot terugkeer in de samenleving;
- de mogelijkheid om aan het verlof verbonden risico’s te beperken en te beheersen;
- de belangen van slachtoffers, nabestaanden en andere relevante personen in ieder geval met betrekking tot het eerste verzoek om onbegeleid re-integratieverlof ten aanzien van een gedetineerde die is veroordeeld voor een misdrijf, als bedoeld in artikel 51e, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;
- de door de gedetineerde geleverde inspanningen om door het strafbare feit veroorzaakte schade te vergoeden.
Een gedetineerde van wie het re-integratieverlof voor extramurale arbeid door eigen toedoen wordt beëindigd, komt hiervoor gedurende drie maanden niet in aanmerking.[32]
Duur van het re-integratieverlof voor extramurale arbeid
Re-integratieverlof voor extramurale arbeid kan worden verleend voor de duur van maximaal vier weken en van maximaal twaalf maanden. In het D&R-plan wordt de duur van het re-integratieverlof voor extramurale arbeid vastgelegd. Indien de maximale periode van twaalf maanden re-integratieverlof voor extramurale arbeid is verlopen en een voorwaardelijke invrijheidsstelling niet aanvangt, kan de selectiefunctionaris op verzoek van de gedetineerde namens de minister besluiten de duur van de extramurale arbeid met maximaal 24 maanden te verlengen.[33]
Uitsluitingsgronden voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid
Naast de weigeringsgronden, zoals beschreven in artikel 4 van Rtvi, komt de gedetineerde niet in aanmerking voor re-integratieverlof voor extramurale arbeid als hij of zij:
- is geplaatst in het basisprogramma;
- is gedegradeerd;
- niet wil meewerken aan een betalingsregeling;
- een levenslange gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen;
- een Tbs-maatregel opgelegd heeft gekregen;
- een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen;
- in een extra beveiligde inrichting of terroristen afdeling is geplaatst.
Verder kent artikel artikel 20ab lid 3 Rtvi ook een uitzonderingsgrond namelijk;
- personen die zijn geplaatst in een penitentiair programma.
Als een gedetineerde in aanmerking komt voor zowel re-integratieverlof voor extramurale arbeid als deelname aan een penitentiair programma beslist de selectiefunctionaris namens de minister.[34]
Met uitzondering van dit laatste punt gelden deze uitsluitingsgronden ook voor kort- en langdurend re-integratieverlof.[35]
Inrichtingen met een BBA
De volgende inrichtingen beschikken over een BBA:
- PI Nieuwersluis
- PI Dordrecht
- PI Alphen a/d Rijn, locatie Eikenlaan
- PI Heerhugowaard, locatie Amerswiel
- PI Ter Peel (alleen voor vrouwen)
- PI Rotterdam, locatie Hoogvliet
- PI Roermond
- PI Almelo, locatie De Karelskamp
Adequate afhandeling detentiefasering
De directeur van de inrichting is verantwoordelijk voor het detentieverloop en (het faciliteren van) de re-integratie en resocialisatie op grond van artikel 2 lid 2 Pbw. Dit betekent dat de directeur in beginsel op eigen initiatief detentiefasering dient op te starten. Daarnaast kan de gedetineerde ook zelf een verzoek doen tot detentiefasering op grond van artikel 18 Pbw. Volgens de RSJ is het niet aan de directeur of de casemanager om te beslissen dat de gedetineerden een verzoek kan indienen. De directeur is daarom verplicht om een dergelijk verzoek altijd in behandeling te nemen, ook als het verzoek volgens hem niet kansrijk lijkt te zijn.[36]
Namens de directeur is de casemanager direct verantwoordelijk voor het in gang zetten van de detentiefasering. De casemanager moet hierbij verschillende adviezen en stukken opvragen waaronder die van het OM, de Reclassering, de politie en eventueel de bewoner van het verblijfadres. Dit neemt enige tijd in beslag en de casemanager is daarbij ook afhankelijk van deze instanties en personen. De casemanager moet hiervoor dan ook enige tijd worden gegeven.[37] Daarbij komt dat ook de gedetineerde een verantwoordelijkheid heeft in het aanleveren van informatie zoals het verblijfadres en het verkrijgen van werk of een dagbesteding. Er dient (door de casemanager maar ook de gedetineerde) rekening te worden gehouden met de tijd die dit alles in beslag neemt. Gelet op alle noodzakelijke informatie en stukken is het verstandig om rekening te houden met een tijdsbestek van ongeveer acht weken. Er zijn echter geen officiële termijnen vastgesteld waarin een verzoek dient te worden afgehandeld. Dit blijft altijd afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Omdat de faseringsdatum een streefdatum betreft, is bij de overschrijding van die datum niet per definitie sprake van een niet adequate afhandeling.
Van geval tot geval dient te worden bekeken of er sprake is van een adequate afhandeling. Omdat de casemanager in dit kader in zijn taakuitoefening handelt namens de directeur, staat tegen het adequaat afhandelen van de detentiefasering beklag open bij de commissie van toezicht.[38] Daarentegen staat geen beklag open tegen de inhoud en de totstandkoming van een selectieadvies dat de directeur opstelt.[39]
__________________________________________________________________________________________
[1] RSJ 18 augustus 2023, 22/27673/GA.
[2] Art. 15 lid 3 Pbw, art. 4 Pbw en art. 7 Pm voor wat betreft PP en art. 20a Rtvi voor wat betreft re-integratieverlof voor extramurale arbeid.
[3] H. Schut, ‘Strengere eisen aan gedetineerde na wetswijziging’, DJIzien, 2021/24.
[4] Kst. II, 1994-1995, 24 263, nr. 3, p. 27.
[5] Kst. II, 2018-2019, 35 122, nr. 3, p. 5.
[6] Dienst Justitiële Inrichtingen, Handleiding toetsingskader promoveren en degraderen, 30 september 2020, p. 13.
[7] Stcrt. 2014, nr. 4617, p. 12.
[8] RSJ 24 april 2019, R-19/2956/GV.
[9] RSJ 13 december 2013, 22/30614/GA.
[10] Stcrt, 2022, nr. 17813, p. 1. & Informatieblad DJI PP gedetineerden met maximaal 1 jaar straf na 1 december 2021.
[11] Art. 5 lid 1 Pm.
[12] ‘Extramurale detentie en penitentiair programma’, Dji.nl.
[13] Art. 8 lid 1 Pm.
[14] RSJ 7 februari 2022, 21/24167/GB.
[15] Art. 7 lid 2 Pm.
[16] Artikel 7a PM.
[17] Artikel 9a PM.
[18] RSJ 8 november 2023, 23/34683/GB.
[19] Artikel 4 lid 2 Pbw.
[21] RSJ 26 april 2021, R20/7978/GB.
[22] RSJ 5 augustus 2014, 14/1683/GB.
[23] RSJ 20 juni 2019, R-18/2250/GB.
[24] RSJ 25 mei 2022, 22/25105/GB.
[25] RSJ 2 april 2019, R-19/2705/GB.
[26] RSJ 21 november 2018, R-1221.
[27] Het informatieblad van DJI Beperkt Beveiligde Afdeling (BBA) voor gedetineerden.
[28] Stcrt. 2022, nr. 1843, p. 1.
[29] Art. 1 sub o Rtvi.
[30] Art. 18 lid 1 sub a Pbw.
[31] Art. 6 Pm.
[32] Art. 20ab lid 4 Rtvi.
[33] Art. 20ab Rtvi.
[34] Art. 20ab lid 3 Rtvi.
[35] Art. 16 Rtvi.
[36] RSJ 20 december 2023, 23/35243/GA. Zie ook; RSJ 16 april 2014, 14/06/06/GA & RSJ 10 november 2009, 09/2036/GA.
[37] RSJ 23 januari 2018, 17/1928/GA. & RSJ 11 maart 2020, R-19/2882/GA.
[38] RSJ 18 februari 2019, R-18/1573/GA. Zie ook; RSJ 21 november 22/25952/GA, 2022. & RSJ 17 februari 2022, 21/19954/GA.