Jurisprudentie
Per 1 januari 2024 zal de jurisprudentie van de RSJ in het dossier niet meer worden geupdatet en per 1 juli 2024 zal deze volledig worden verwijderd. U kunt de jurisprudentiedatabank van de RSJ hiervoor raadplegen.
Jurisprudentie beroepscommissie
Huidige toetsingskader
RSJ 31 oktober 2022, 21/23740/GA
Beslissing van 10 augustus 2021 om klager uit te sluiten voor promotie wegens ontoelaatbaar gedrag voor de duur van drie maanden, terwijl klager bij beslissing van 6 augustus 2021 al is uitgesloten van promotie voor een periode van zes weken, past niet bij bedoeling van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden. Na ommekomst van de periode van zes weken n.a.v. de beslissing van 6 augustus 2021 is sprake van een nieuw beoordelingsmoment. De directeur kan op dat moment het gedrag van de gedetineerde beoordelen. Beroep gegrond, beklag gegrond. Geen tegemoetkoming.
RSJ 31 augustus 2022, 21/20979/GA
Degradatie wegens ontoelaatbaar gedrag. Directeur heeft niet in de degradatiebeslissing gemotiveerd waarom degradatie voor de duur van dertien weken passend is. Motiveringsgebrek, beslissing bij deze stand van zaken onredelijk en onbillijk. Beroep gegrond voor zover de degradatiebeslissing de duur van zes weken te boven gaat. Beklag gegrond. Tegemoetkoming €52,50.
RSJ 31 augustus 2022, 21/21736/GA
Degradatiebeslissing onredelijk en onbillijk. MDO, mentor en personeelsleden arbeid en onderwijs waarderen 'gewenst' en 'ongewenst' gedrag verschillend. Uit beslissing komt niet naar voren hoe directeur in belangenafweging ‘gewenst’ gedrag heeft gewaardeerd, anders dan algemene vermelding dat klager meewerkt aan dagprogramma en arbeid. Disciplinaire straf en ander ‘ongewenst’ gedrag is daarbij in dit geval onvoldoende zwaarwegend om te concluderen dat klager onvoldoende verantwoordelijkheid neemt voor re-integratie. Beroep gegrond. Tegemoetkoming €45,-
RSJ 29 augustus 2022, 21/24256/GA
Vervallen van de arbeidsverplichting en DBT. Hoewel de gedetineerde niet verplicht is om deel te nemen aan de arbeid, kan het niet meewerken aan de arbeid tot gevolg hebben dat hij niet in aanmerking komt voor het plusprogramma. Een gedetineerde kan wel worden gepromoveerd terwijl hij niet deelneemt aan de arbeid, indien op andere wijze blijkt dat hij voldoende verantwoordelijkheid neemt voor zijn re-integratie. Beslissing tot niet promoveren bevat geen deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging en is daarmee onvoldoende onderbouwd. Beroep gegrond. Tegemoetkoming €45,-.
RSJ 23 augustus 2022, 21/23340/GA
Geen promotie naar plusprogramma vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in NL. Ongewenst gedrag, omdat klager zich niet inzet voor het regelen van zijn identiteitsdocumenten. Hij neemt onvoldoende verantwoordelijkheid voor zijn re-integratie in het land van herkomst. Nog geen sprake van bestendig gewenst gedrag. Deugdelijke en inzichtelijke belangenafweging van de directeur. Beroep directeur gegrond, beklag alsnog ongegrond.
RSJ 28 juni 2022, 21/20142/GA, 21/20143/GA en 21/21643/GA
Directeur heeft klager gedegradeerd en tweemaal niet gepromoveerd, omdat hij geen gesprekken voert over zijn delict. Dit komt direct voort uit zijn ontkennende houding. Klager gaat voor het overige wel gesprekken aan. Enkele ontkenning van delict kan niet in de weg staan aan detentiefasering en daarom ook niet aan verblijf in plusprogramma. Geen ander negatief gedrag. Beroepen gegrond, klachten alsnog gegrond. Tegemoetkoming €135,-.
RSJ 27 juni 2022, 21/20486/GA
Beslissing om klager voor de duur van 26 weken te degraderen wegens bezit van een smartphone is voor zover het de duur van 13 weken te boven gaat onvoldoende gemotiveerd en onredelijk en onbillijk. Beroep directeur ongegrond.
RSJ 1 december 2021, 21/24390/SGA
Verzoeker is gedegradeerd naar basisprogramma voor duur zes weken, i.v.m. 'ongewenst' gedrag niet deelnemen aan de arbeid. Directeur heeft gemotiveerde belangenafweging gemaakt. Echter, directeur heeft eerder ook beslist verzoeker voor drie maanden uit te sluiten van deelname aan arbeid (o.g.v. art. 1a Regeling arbeid gedetineerden). Degradatiebeslissing voorlopig oordelend onredelijk en onbillijk, nu verzoeker gedurende degradatieperiode niet de kans heeft verbetering in zijn gedrag te laten zien ten aanzien van arbeid omdat hij is uitgesloten van deelname en verzoeker geen ander 'ongewenst' gedrag heeft vertoond. Schorsingsverzoek toegewezen.
RSJ 3 november 2021, R-20/6828/GA
Tegemoetkomingsberoep gegrond. Klager heeft negen dagen moeten wachten op een plek op een afdeling met plusprogramma terwijl hem gedurende die periode geen activiteiten ter compensatie zijn aangeboden. Tegemoetkoming €18,- (€2,- per dag).
RSJ 14 juni 2021, 21/21749/SGA
Verzoekers terugplaatsing naar het basisprogramma voor de duur van twaalf weken gelet op zijn gedrag, op voorhand niet onredelijk of onbillijk. De directeur heeft aangevoerd dat verzoekers ontoelaatbare gedragingen, tweemaal in één maand, een langere uitsluiting van promotie rechtvaardigen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is de door de directeur gegeven motivering voldoende om de degradatiebeslissing ook ten aanzien van de duur van de terugplaatsing op voorhand niet onredelijk of onbillijk te achten. Verzoek afgewezen.
RSJ 20 mei 2021, 21/21312/SGA
Verzoeker geeft voorkeur aan strafonderbreking boven strafoverdracht via de WETS om naar Polen terug te keren. Dat iemand gebruikmaakt van aan hem toekomende wettelijke rechten, zoals het voeren van een bezwaarprocedure. kan niet worden gezien als ongewenst gedrag. Feitelijke grondslag voor degradatiebeslissing ontbreekt. Schorsingsverzoek toegewezen.
RSJ 22 februari 2021, 21/19901/SGA
De vraag of sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding ten aanzien van het ingediende klaagschrift overstijgt het voorlopig oordeel van de schorsingsvoorzitter. Op voorhand is de bestreden degradatiebeslissing niet onredelijk en onblillijk. Schorsingsverzoek afgewezen.
RSJ 18 november 2020, S-20/4733/SGA
Beslissing tot degradatie naar basisprogramma voor wat betreft de duur van dertien weken onvoldoende gemotiveerd. Schorsingsverzoek toegewezen.
RSJ 12 november 2020, S-20/4683/SGA
Verzoeker is teruggeplaatst in het basisprogramma wegens 'ontoelaatbaar' gedrag, namelijk het poseren voor een foto die op social media is verschenen. In de reactie op het schorsingsverzoek heeft de directeur dit gedrag als 'ontoelaatbaar' dan wel 'ongewenst' aangemerkt. De gedraging valt niet onder de opsomming van ontoelaatbaar gedrag in de Regeling. Naar het oordeel van de voorzitter is de degradatiebeslissing onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Verzoek toegewezen.
KC 2022/004
Het beklag richt zich tegen de afwijzing van klagers verzoek om hem te promoveren naar het plusprogramma. In dit besluit wordt als ongewenst gedrag benoemt dat klager zich niet houdt aan de (huis)regels. De beklagrechter stelt vast dat de directeur het ongewenste gedrag van klager heeft afgezet tegen het gewenst gedrag dat hij heeft vertoond. De beklagrechter is echter van oordeel dat deze belangenafweging niet naar behoren is uitgevoerd. Het is niet in te zien waarom het belang om klager niet te promoveren naar het plusprogramma ondergeschikt wordt gesteld aan het belang van de inrichting om klager in het basisprogramma te houden. Daarbij neemt de beklagrechter in acht dat het ongewenste gedrag van klager slechts één incident betrof en dat klager voor dit incident “licht” is gestraft, namelijk met een voorwaardelijke straf van twee dagen eigen cel met een proeftijd van drie maanden. Voorts neemt de beklagrechter in acht dat klager voor het overige gewenst gedrag heeft vertoond. De beklagrechter is van oordeel dat de motivering het besluit om klager af te wijzen voor het plusprogramma, niet kan dragen. In dat geval is, conform de standaardbedragen tegemoetkoming van de RSJ, een tegemoetkoming van € 45,- op zijn plaats.
KC 2021/046
Het beklag van klaagster richt zich tegen de beslissing om haar terug te plaatsen in het basisregime. Tijdens de zitting is de beklagcommissie gebleken dat bij klaagster wellicht sprake is van verstandelijke beperkingen. Dit is ook niet weersproken door de directeur. In het besluit is echter niets terug te vinden van de problemen die klaagster daardoor ondervindt en in hoeverre daarmee rekening is gehouden bij de bestreden beslissing. De commissie vindt dat dit in het kader van een juiste belangenafweging en motivering wel had moeten gebeuren. Daar komt bij dat blijkbaar tot eind juli 2021 klaagster goed gedrag heeft laten zien. De commissie is van oordeel dat de beslissing onvoldoende is onderbouwd in hoeverre het klaagster kan worden verweten dat zij niet voldoende zou meewerken. Gelet hierop is de commissie van oordeel dat het beklag gegrond is. De commissie draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen die beter onderbouwd is en deze beslissing ter kennisname te zenden aan de commissie van toezicht.
KC 2021/014
Klager is na overplaatsing naar PI Lelystad in het basisprogramma geplaatst op basis van een onjuist selectie advies van zijn voorgaande inrichting. Bij binnenkomst meldt klager gelijk dat de degradatie naar dit programma onjuist is, maar desondanks heeft hij een week in het basisprogramma doorgebracht. De beklagrechter overweegt dat het niet onredelijk is dat klager in eerste instantie in een basisprogramma is geplaatst. Echter wordt door de directeur gesteld dat in die week nader onderzoek is verricht naar de degradatie van klager, maar heeft hij niet aangetoond waaruit dit heeft bestaan. Daarnaast kent een overplaatsing in het kader van een incident een ander criterium dan dat van degradatie naar het basisprogramma. Een dergelijke overplaatsing betekent daarom niet automatisch dat de gedetineerde ook is gedegradeerd. Doordat klager direct heeft aangegeven niet gedegradeerd te zijn en er geen degradatiebesluit bij het selectieadvies zat, overweegt de beklagcommissie dat het verblijf van één week in het basisprogramma als onredelijk en onbillijk moet worden beschouwd. De beklagrechter verklaart het beklag gegrond en kent een tegemoetkoming van € 5,00 toe.
Oude toetsingskader
RSJ 19 januari 2019, R-19/900/GA
De beroepscommissie is van oordeel datde directeur voorafgaande aan een beslissing over niet promoveren een belangenafweging dient te maken tussen het aan de beslissing ten grondslag gelegde negatieve gedrag van klager enerzijds en diens structurele gedrag, waaronder ook zijn positieve gedrag, anderzijds. De afwegingen die hij maakt om tot zijn beoordeling te komen, dienen gemotiveerd en schriftelijk kenbaar gemaakt te worden, zodat klager inzichtelijk wordt geïnformeerd over zijn gedragingen die uiteindelijk hebben geresulteerd in het niet promoveren, en zodat deze in beklag en beroep kunnen worden getoetst.
RSJ 3 december 2018, R-18/1693/GA
Op grond van artikel 1d, derde lid, van de regeling kan de directeur besluiten tot degradatie, indien de gedetineerde die is gepromoveerd, op een van de onderdelen van goed gedrag verzaakt. Volgens de nota van toelichting bij de regeling leidt ongewenst en dus rood gedrag in beginsel tot degradatie. De directeur dient hierbij een inzichtelijke en deugdelijke afweging te maken. De grondslag voor degradatie vormt immers niet de verstoring van de orde en veiligheid in de inrichting of de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming zonder meer, zoals dat wel het geval is bij de disciplinaire straf en de ordemaatregel, maar de (mate van) verantwoordelijkheid die de gedetineerde voor zijn eigen re-integratie toont. Niet elk ongewenst gedrag hoeft tevens in te houden dat klaagster niet meewerkt aan zijn re-integratie. Teneinde te voorkomen dat een gedetineerde op een incidentele gedraging wordt beoordeeld, dient de directeur naast de feiten en omstandigheden van het ongewenste gedrag mee te wegen het structurele gedrag van de betrokken gedetineerde, waarin alle onderdelen van goed gedrag worden meegenomen.
RSJ 9 juni 2017, nr. 16/4105/GA
De directeur kon niet beslissen om aan klager geen kleur toe te kennen gedurende de eerste drie weken van detentie. Het beroep en beklag zijn gegrond, tegemoetkoming € 15,=. Daarnaast is het D&R-plan niet binnen een maand na binnenkomst in de inrichting vastgesteld. Het beroep en beklag zijn gegrond, tegemoetkoming € 50,=.
RSJ 28 april 2017, nr. 17/0190/GA
Klager is alsnog ontvankelijk in zijn beklag gericht tegen het uitblijven van de beslissing omtrent promoveren of gedegradeerd blijven. Onduidelijk is of en wanneer klager in de vorige inrichting is besproken in het MDO en welk gedrag hij daar in de laatste periode van zijn verblijf heeft laten zien. De directeur had deze informatie kunnen verifiëren. De periode van zes weken die nodig was voor beoordeling van klager is in dit geval onredelijk en onbillijk. Het beklag is gegrond, tegemoetkoming € 15,=.
RSJ 21 maart 2017, 16/3564/GA
De beslissing om klager bij binnenkomst in het basisprogramma te plaatsen is niet onredelijk en onbillijk. De directeur heeft geïnformeerd in welk programma klager had verbleven en heeft ook de degradatiebeslissing van de inrichting van herkomst ontvangen. Degradatie 3 dagen voor binnenkomst. Beroep directeur gegrond.
RSJ 4 juli 2016, nr. 15/4317/GA
Bij de beslissing tot terugplaatsing naar het basisprogramma dient de directeur een kenbare belangenafweging te maken. Klagers structurele gedrag wordt niet vermeld, enkel het negatieve gedrag. Ook wordt geen keuze gemaakt tussen rood en oranje gedrag. Het beroep en beklag zijn gegrond, tegemoetkoming € 30,=.
RSJ 13 juni 2016, nr. 16/1953/SGA
Beslissing van directeur om verzoeker te degraderen, acht de voorzitter onredelijk nu de directeur in zijn beoordeling rekening heeft gehouden met een disciplinaire straf terwijl een tegen die straf ingediende klacht door de beklagcommissie gegrond was verklaard en ook omdat een opgelegde straf wegens aantreffen van contrabande onvoldoende zwaarwegend is. Schorsingsverzoek toegewezen.
RSJ 18 april 2016, 15/3247/GA
Conclusie in selectieadvies dat plaatsing in basisprogramma goed wordt bevonden, wordt niet gedragen door de inhoud van het advies. Onweersproken door klager gesteld dat hij in inrichting van herkomst in plusprogramma verbleef. Door directeur is nagelaten dit na te gaan. Beroep gegrond. Tegemoetkoming € 30,=.
RSJ 14 november 2014, nr. 14/4177/SGA
Schorsingsverzoek tegen de tenuitvoerlegging van een beslissing tot degradatie. Verzoeker had eenmaal rookwaar en eenmaal een aansteker meegenomen naar de arbeid. Verzoeker wist dat dit niet toegestaan was, maar heeft aangegeven dat hij er niet aan had gedacht dat hij genoemde goederen nog in zijn broekzak had. Niet is gebleken dat de directeur naast deze twee incidenten het structurele gedrag van verzoeker heeft meegenomen in zijn afweging. Niet ieder ongewenst gedrag hoeft tevens in te houden dat de gedetineerde niet aan zijn re-integratie meewerkt. Om die reden wordt het verzoek tot schorsing toegewezen.
RSJ 3 maart 2014, nr. 14/552/SGA
De beslissing om aan verzoeker de kleur oranje toe te kennen in het kader van de invoering van DBT is geen beslissing waartegen beklag kan worden ingediend als bedoeld in art. 60 Pbw. Daarvan is wel sprake indien de toekenning van een kleur tot gevolg heeft dat verzoeker wordt gedegradeerd of gepromoveerd. In het geval van klager is daar (nog) geen sprake van. Niet-ontvankelijkheid van klager.