Sla inhoud over

Jurisprudentie

Per 1 januari 2024 zal de jurisprudentie van de RSJ in het dossier niet meer worden geupdatet en per 1 juli 2024 zal deze volledig worden verwijderd. U kunt de jurisprudentiedatabank van de RSJ hiervoor raadplegen.


Jurisprudentie beklagcommissie
9 juni 2015, KC 2015/025
Klager beklaagt zich over de gang van zaken omtrent het aanvragen van  strafonderbreking en incidenteel verlof. Door onwetendheid van de casemanager is er veel tijd verspild aan het aanvragen van strafonderbreking in plaats van incidenteel verlof. De directie voert aan dat klager eerst strafonderbreking
wilde aanvragen. Toen dit verzoek was afgewezen, wilde klager pas een verzoek  tot incidenteel verlof in dienen. De beklagcommissie is allereerst van oordeel dat de directeur niet bevoegd was om het verzoek tot incidenteel verlof van klager te beoordelen. Hierdoor is sprake van het onbevoegd nemen van een beslissing op het verzoek om incidenteel verlof van klager. Wat betreft de gang van zaken bij de aanvraag is de beklagcommissie van oordeel dat de directeur klager slechts kan adviseren bij het indienen van een verzoek om de inrichting te verlaten. Uit de stukken is voldoende gebleken dat klager is geadviseerd en dat klager een verzoek tot strafonderbreking wilde indienen. Dit vanwege de duur en de reden van het verzoek. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat klager onjuist is voorgelicht. Klacht wordt ongegrond verklaard.

2 april 2008, KC 2008/051
Beslissing tot strafonderbreking wordt genomen door minister van justitie. Directeur van inrichting neemt verzoek tot
strafonderbreking in ontvangst, verzamelt gegevens en geleidt het door naar de
minister. Kosten van geneeskundige verzorging gedetineerde komen voor rekening
van de staat. Staat niet verantwoordelijk voor deze kosten, wanneer straf van de betrokkene feitelijk niet wordt ten uitvoer gelegd en wanneer hij niet in een penitentiaire inrichting verblijft. Eigen verantwoordelijkheid van een gedetineerde om zich hiertegen te verzekeren voor de periode dat hij niet in inrichting gevangenisstraf ondergaat. Gedetineerde moet worden geacht hiervan op de hoogte te zijn. Vraag of minister in het kader van zijn beslissing tot strafonderbreking klager heeft gewezen op noodzaak zich te verzekeren en zo nee, of de minister dit had behoren te doen, staat niet ter beoordeling aan de beklagcommissie. Beklag ongegrond.

Jurisprudentie beroepscommissie
RSJ 24 februari 2018, nr. 17/4076/GV
Naar het oordeel van de beroepscommissie kan uit artikel 40a van de Regeling en de toelichting daarop niet worden opgemaakt dat de strafonderbreking uitsluitend op initiatief van de betrokkene dient te worden opgestart. De Minister heeft in zijn beslissing van 5 december 2017 aangegeven het verzoek te hebben beoordeeld aan de hand van de regelgeving en daarbij de uitgebrachte adviezen betrokken. Het Openbaar Ministerie heeft, gelet op informatie vanuit de DT&V en het Centraal Justitieel Incassobureau (de slachtoffers zijn schadeloos gesteld), geen bezwaren meer tegen toepassing van strafonderbreking. Dat klager – onder meer in de schorsingsprocedure – heeft aangekondigd de voorwaarde om niet naar Nederland terug te keren niet te zullen nakomen, kan niet aan het verlenen van strafonderbreking in de weg staan. Dit heeft tot gevolg dat de tenuitvoerlegging van de straf zal worden hervat. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.

RSJ 16 januari 2018, nr. 17/2551/GV
De beroepscommissie constateert evenwel dat klager een betalingsverplichting heeft ter zake van een opgelegde schadevergoedingsmaatregel van € 14.848,52. Het gegeven dat een veroordeelde vreemdeling nog een schadevergoeding moet betalen kan op zichzelf aan het verlenen van strafonderbreking in de weg staan. Daarbij dient een balans te bestaan tussen de omvang van de te betalen vergoeding en de mate
waarin de gevangenisstraf door de verzochte strafonderbreking zou worden verkort (RSJ 11 april 2014, 14/0075/GV, en RSJ 25 augustus 2014, 14/2469/GV). De einddatum van klagers detentie is vastgesteld op 26 juni 2026. Hoewel de mate waarin de gevangenisstraf door het verlenen van strafonderbreking zou worden verkort zeer fors is, is de beroepscommissie van oordeel dat, gelet op de hoogte van de door klager te betalen schadevergoeding en de omstandigheid dat klager nog niet is gestart met betaling daarvan, de Staatssecretaris het verzoek om strafonderbreking in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Daarbij is
mede in aanmerking genomen dat, hoewel de ernst van het gepleegde delict op zichzelf onvoldoende is om te kunnen stellen dat van een geschokte rechtsorde sprake is, de feiten waarvoor klager is veroordeeld buitengewoon ernstig zijn. Gelet op het hiervoor overwogene is sprake van een contra-indicatie voor het verlenen van strafonderbreking en kan de bestreden beslissing, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.


RSJ 24 oktober 2017, nr. 17/3100/GV
Uit het advies van de medisch adviseur volgt dat gelet op de informatie van klagers uroloog de behandeling zo goed is aangeslagen dat klagers levensverwachting wat dit probleem betreft over jaren gaat. Er is volgens de uroloog geen sprake van een levensbedreigende situatie. Op grond van deze informatie heeft de medisch adviseur strafonderbreking op medische gronden niet geïndiceerd geacht. Het MDO heeft aangegeven dat klager tijdens detentie de nodige medische en psychische zorg kan worden geboden. Derhalve is naar het oordeel van de beroepscommissie geen sprake van dringende redenen van lichamelijke of psychische aard gelegen in de persoon van klager die aan de voortzetting van klagers detentie aan de weg zouden kunnen staan en kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

RSJ 10 december 2015, nr. 15/3820/GV
Sprake van een sociaal probleem rond de zwangerschap van klagers partner. Mogelijk een gevaarlijke situatie voor het ongeboren kind. Strafonderbreking noodzakelijk in het belang van het ongeboren kind teneinde de partner bij te staan en voorzieningen te treffen voor hervatting detentie. Beroep gegrond en opdracht nieuwe beslissing.

RSJ 29 december 2014, 14/4414/GV
Nu klager in strijd met de aan zijn strafonderbreking verbonden voorwaarde, toch is teruggekeerd naar Nederland, hij een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd en zijn familie woonachtig is in Nederland, kon zijn verzoek om strafonderbreking worden afgewezen. Beroep ongegrond.

RSJ 26 november 2014, 14/3556/GV
Lijfsdwang is een vrijheidsbenemende maatregel en geen vrijheidsstraf. Derhalve geen strafonderbreking mogelijk. Beroep ongegrond.

RSJ 18 november 2014, 14/4127/GV
De beroepscommissie heeft op basis van dezelfde medische stukken reeds eerder geoordeeld dat er geen sprake is van een levensbedreigende situatie van de vader en er dus geen grond is om strafonderbreking toe te kennen voor een bezoek naar het buitenland. Beroep ongegrond.

RSJ 22 juli 2014, 14/2292/GV
Klager wil naar zijn woning om te zien wat er aan inventaris ontbreekt zodat hij aangifte van diefstal en inbraak kan doen. Onvoldoende aannemelijk dat klagers persoonlijke aanwezigheid noodzakelijk is. Beroep ongegrond.

RSJ 13 augustus 2012, 12/2104/GV
Klager heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat voor bezoek aan zijn zieke vader een strafonderbreking noodzakelijk is en te verkiezen boven incidenteel verlof. Beroep ongegrond.

RSJ 7 augustus 2012, 12/2136/GV
Gelet op het advies van de medisch adviseur van het BIMA, waarin onder meer is vermeld dat een korte strafonderbreking van een aantal dagen in het belang is van de gezondheid van klagers vrouw en medisch is geïndiceerd, acht de beroepscommissie een korte strafonderbreking van een week geïndiceerd. Beroep gegrond en opdracht nieuwe beslissing. Geen tegemoetkoming.

RSJ 30 juli 2012, 12/2094/GV
Aanvraag strafonderbreking ivm dubbele hernia wordt niet ondersteund door inrichtingsarts. Negatief advies medisch adviseur. Beroep ongegrond.

RSJ 19 juli 2012, 12/1520/GV
Klager verzoekt om strafonderbreking om aanwezig te kunnen zijn bij de operatie van zijn zoontje. Niet aannemelijk dat zijn aanwezigheid noodzakelijk is. Bovendien heeft klager afgezien van de mogelijkheid om zijn zoontje onder begeleiding te bezoeken. Derhalve geen sprake van een zodanige bijzondere omstandigheid in klagers persoonlijke sfeer dat hem daarvoor strafonderbreking verleend had moeten worden. Beroep ongegrond.

RSJ 25 juni 2012, 12/1694/GV
Klager heeft geen documenten overgelegd om zijn uitzetting te realiseren waardoor er geen reisdocument kan worden aangevraagd. Klager kan Nederland niet daadwerkelijk verlaten zonder een tijdelijk geldig reisdocument. Beroep ongegrond.

RSJ 16 mei 2012, 12/1514/GV
Klager is zes maanden tevoren eerder strafonderbreking verleend om afscheid te nemen van vader. Dat overlijden toen niet heeft plaatsgevonden maar thans aan orde is, kan niet aan klager worden verweten. Zeer positief inrichtingadvies, positief advies medisch adviseur en nabije datum invrijheidstelling. Beroep gegrond, vernietigt beslissing, terstond nieuwe beslissing.

RSJ 19 januari 2012, 11/4338/GV
De in de artikelen 36 tot en met 38 van de Regeling opgesomde gronden voor strafonderbreking zijn niet limitatief bedoeld. De beroepscommissie is echter van oordeel dat het bijwonen van zijn 40-jarig huwelijksfeest niet kan worden aangemerkt als een zodanige bijzondere omstandigheid in de persoonlijke sfeer dat klager daarvoor strafonderbekening dient te worden verleend. Beroep ongegrond.

RSJ 9 november 2011, 11/3150/GV
Verzoek om aanhouding van behandeling of behandeling ter zitting afgewezen. Nu klager eerder strafonderbreking verleend heeft gekregen wegens dringende omstandigheden van zakelijke aard en strafonderbreking om die redenen slechts éénmalig kan worden verleend, is afwijzing van verzoek niet in strijd met de wet, noch onredelijk of onbillijk. Beroep ongegrond.

RSJ 1 september 2011, 11/2357/GV
Verleende strafonderbreking in maart in eerste instantie door directeur ingetrokken. Daarna in juli formele beslissing van Staatssecretaris. Deze gang van zaken is in strijd met een wettelijk voorschrift. Beslissing tot intrekking van de strafonderbreking is niet op de juiste gronden genomen. Beroep gegrond.
Tegemoetkoming € 300,=.

RSJ 7 juni 2011, 11/1299/GV
Verzoek om strafonderbreking ivm bevalling partner afgewezen. Gelet op aard en ernst van de delicten waarvoor klager is veroordeeld, dient het maatschappelijk belang bij het ononderbroken voortduren van de detentie te prevaleren. Dit temeer omdat vanwege de reden voor strafonderbreking van verlof onder begeleiding of bewaking geen sprake kan zijn. Beroep ongegrond.

RSJ 24 januari 2011, 10/3724/GV
Werkzaamheden ter waarborging van huisvesting voor klager en zijn partner na zijn detentie kunnen aanleiding vormen voor het verlenen van strafonderbreking. Nu de noodzaak van klagers persoonlijke aanwezigheid onvoldoende aannemelijk is geworden en ook niet aannemelijk is geworden dat anderen die werkzaamheden niet zouden kunnen uitvoeren, is het beroep ongegrond.

RSJ 1 november 2010, 10/2596/GV
Dringende omstandigheden van zakelijke aard en noodzaak van persoonlijke aanwezigheid niet aannemelijk geworden. Klager
wist, althans had moeten weten, dat hij door het niet verrichten van
taakstraffen vervangende hechtenis diende uit te zitten. Bestreden beslissing niet onredelijk of onbillijk nu niet is gebleken van andere bijzondere omstandigheden die zouden nopen tot strafonderbreking. Beroep ongegrond.

RSJ 15 november 2010, 10/3231/GV
Medisch adviseur acht geen medische reden aanwezig voor strafonderbreking. Voor bijwonen bevalling kan klager incidenteel verlof aanvragen bij directeur van inrichting. Beroep ongegrond.

RSJ 11 oktober 2010, 10/2246/GV
Strafonderbreking is niet bedoeld voor niet-onherroepelijk veroordeelde gedetineerden. In voorkomende situaties is artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering de aangewezen procedure. Indien het aangevraagde verlof beperkt blijft tot één dag, kan incidenteel verlof worden aangevraagd op grond van artikel 21 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting.