Sla inhoud over

Strafonderbreking

Disclaimer: 
“Op 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden. De bepalingen in deze wet hebben invloed op de inhoud van dit dossier. Op dit moment is de redactie nog niet in de gelegenheid geweest om de wijzigingen in dit dossier te verwerken. Dit betekent dat de informatie in dit dossier is gebaseerd op de situatie voor 1 juli 2021. We zijn voornemens de inhoud van dit dossier zo spoedig mogelijk aan te passen en in overeenstemming te brengen met de Wet straffen en beschermen. Meer informatie over de Wet straffen en beschermen vindt u hier.”

Naast incidenteel verlof kan strafonderbreking de gedetineerde in staat stellen om een gebeurtenis in de persoonlijke sfeer bij te wonen. De artikelen 34 tot en met 40 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: Rtvi) regelen deze vorm van verlof. De strafonderbreking duurt vaak langer dan incidenteel verlof en schorst, zoals de naam doet vermoeden, de tenuitvoerlegging van de straf. Onder bepaalde voorwaarden kunnen onherroepelijk veroordeelden in aanmerking komen voor strafonderbreking. De minister van Justitie is conform artikel 39 Rtvi de enige is die kan beslissen op een verzoek tot strafonderbreking.

De wettelijke basis voor strafonderbreking is artikel 570b Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Dit artikel geeft de minister van Justitie de bevoegdheid om de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf te onderbreken. Dit gebeurt op verzoek van betrokkene dan wel ambtshalve.

Verzoek om strafonderbreking
Elke gedetineerde kan verzoeken om een strafonderbreking, mits hij niet ter beschikking is gesteld, niet in vreemdelingenbewaring verblijft en niet in voorlopige hechtenis zit (conform art 570b Sv).

Bij het bepalen van de duur van de strafonderbreking wordt rekening gehouden met de omstandigheden van het geval. Het is raadzaam om een strafonderbreking te verzoeken wanneer de voor de gedetineerde benodigde tijd te lang is om hiervoor incidenteel verlof aan te vragen. Een strafonderbreking duurt minimaal twee etmalen en maximaal 3 maanden (artikel 35 Rtvi).

Net als bij het incidenteel verlof geldt dat er geen strafonderbreking kanplaatsvinden wanneer kan worden volstaan met een regimesgebonden verlof, algemeen verlof of als de invrijheidstelling kan worden afgewacht (artikel 34 Rtvi). Als een gedetineerde een verzoek tot incidenteel verlof indient maar de directeur opmerkt dat de gedetineerde beter om een strafonderbreking kan vragen, dan moet de directeur de gedetineerde hierop wijzen. De directeur kan dan aan de gedetineerde voorstellen zijn verzoek tot incidenteel verlof verder te behandelen als een verzoek tot een strafonderbreking.

De gronden voor het verlenen van een strafonderbreking komen grotendeels overeen met de gronden voor incidenteel verlof. De personen die gedurende de strafonderbreking bezocht mogen worden vormen dezelfde kring personen als bij incidenteel verlof, met dien verstande dat bijvoorbeeld ook voor het overlijden van een schoonouder een strafonderbreking kan worden verleend. Strafonderbreking kan worden aangevraagd voor elke situatie waarvoor geen andere vorm van verlof mogelijk is. Strafonderbreking kan ook worden verleend indien er sprake is van dringende medische, therapeutische of zakelijke omstandigheden. Als de gedetineerde dergelijke zaken niet vóór zijn straf heeft kunnen regelen en niemand dit voor hem kan waarnemen, kan hij in aanmerking komen voor strafonderbreking mits hij aan alle voorwaarden voldoet en er geen andere belemmeringen worden gezien.

Wanneer de omstandigheden wijzigen kan een reeds verleende strafonderbreking gedeeltelijk worden ingetrokken, naar een ander tijdstip verplaatst worden of kunnen er nadere voorwaarden aan gesteld worden (artikel 40 Rtvi). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan wijzigingen in de thuissituatie of wanneer er een gevaar voor de gedetineerde is ontstaan.

Beslissing op verzoek tot strafonderbreking
De beklagcommissie uit een Commissie van Toezicht is niet bevoegd klachten in behandeling te nemen die betrekking hebben op een beslissing over een verzoek tot een strafonderbreking. Die beslissing wordt namelijk door de minister genomen (artikel 39 Rtvi). Bij klachten over beslissingen van de minister dient de gedetineerde rechtstreeks een beroepschrift in te dienen bij de RSJ.

Wegens plaatsgebrek is het mogelijk dat arrestanten (zelfmelders die zichzelf na een oproep niet gemeld hebben en aangehouden zijn ter executie van het vonnis) voor wie geen plaats beschikbaar is in een penitentiaire inrichting, ambtshalve van de minister strafonderbreking krijgen op grond van artikel 570b lid 1 Sv. Deze onderbreking is voor de duur drie maanden. De gedetineerde krijgt een verlofpas mee om zich buiten de inrichting mee te kunnen legitimeren. De betreffende arrestant krijgt een nieuwe datum waarop hij zich moet melden voor de insluiting. Tegen deze ongevraagde strafonderbreking kan men ook in beroep gaan op grond van artikel 570b lid 3 Sv juncto Hoofdstuk XIII Pbw.[1] De beroepscommissie is, ondanks het feit dat deze personen geen gedetineerden zijn, van mening dat zij ontvankelijk zijn in hun beroep.[2]

Tijdens de strafonderbreking is men van rijkswege niet verzekerd en is het verstandig om uit te zoeken of men verzekerd is voor ziektekosten, ongevallen en wettelijke aansprakelijkheid. Men kan geld meekrijgen van de eigen rekening in de inrichting. Reiskosten om op de plaats van bestemming te komen en weer terug in de inrichting worden, tegen inlevering van de reiskaartjes, vergoed (zie de vaststelling bijdrage in de reis- en verblijfskosten bij de Rtvi) [3]

Strafonderbreking voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland
Ook aan een vreemdeling die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, kan voor onbepaalde tijd strafonderbreking worden verleend (artikel 40a Rtvi). De strafonderbreking wordt verleend met als voorwaarde dat de vreemdeling niet meer naar Nederland terugkeert. Indien de vreemdeling zich niet aan de voorwaarde genoemd in artikel 40a lid 3 Rtvi houdt, wordt de tenuitvoerlegging van de straf hervat. De strafonderbreking gaat pas in op het moment dat de vreemdeling daadwerkelijk Nederland heeft verlaten.

Een vreemdeling komt in aanmerking voor strafonderbreking wanneer hij een vrijheidsstraf van ten hoogste drie jaren opgelegd heeft gekregen waarvan hij tenminste de helft van de straf heeft ondergaan. Bij een vrijheidsstraf van meer dan drie jaren kan de vreemdeling pas strafonderbreking aanvragen nadat tenminste tweederde gedeelte van de straf is ondergaan (artikel 40a lid 2
Rtvi).

De Minister van Veiligheid en Justitie is bevoegd om strafonderbreking aan een vreemdeling te verlenen. De aanvragen van vreemdelingen worden voorbereid door de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).

Redenen om geen strafonderbreking aan een vreemdeling toe te kennen zijn(bijvoorbeeld) de belangen van de slachtoffers waarmee rekening wordt gehouden of de mate waarin de rechtsorde gereageerd heeft op het door de vreemdeling gepleegde delict. Tevens kunnen lopende onderzoeken van politie en justitie zich tegen strafonderbreking verzetten. [4]  



[1] G. de Jonge en H. Cremers, Bajesboek, handboek voor gedetineerden, Breda: Papieren Tijger 2008, p. 118-122.
[2] Beroepscommissie, thans Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, 11 oktober 2002, 02/1888/GV en 14 oktober 2002, 02/1894/GV.

[3] Vaststelling bijdrage reis- en verblijfskosten, Staatscourant. 1998, 247
[4] Staatscourant 2012 nr. 7141, in te zien via deze
link.