Sla inhoud over

Jurisprudentie geestelijke verzorging

Hieronder vindt u de uitspraken van de beklagcommissies. Voor de uitspraken van de RSJ kunt u de jurisprudentiedatabank raadplegen.

Geestelijke verzorging

KC 2012/134, 26 september 2012
Klager klaagt over de afwezigheid van de imam op bepaalde dagen. Ingevolge artikel 40 Bvt heeft een verpleegde het recht om zijn godsdienst vrij te belijden en te beleven. In artikel 2 is vastgesteld dat het hoofd van de kliniek zorg draagt dat in de inrichting voldoende geestelijke verzorging, die zoveel mogelijk aansluit bij de godsdienst of levensovertuiging van verpleegde beschikbaar is. Klager stelt het hoofd deze zorgplicht niet is nagekomen. Uit artikel 56, vierde lid Bvt blijkt dat tegen de wijze waarop het hoofd van de inrichting een bij of krachtens deze wet gestelde zorgplicht betracht geen beklag openstaat. Klager kan derhalve niet in zijn beklag worden ontvangen.

KC 2011/068, 6 december 2011
Klager beklaagt zich erover dat hij wordt gediscrimineerd op basis van zijn levensovertuiging. Klager is als Boeddhist aangewezen op de schaarse mogelijkheden in de vorm van onderbreking van de arbeid. Klager moest zijn recreatietijd aanspreken en tevens is het gebruikelijk dat slechts een persoon per keer de geestelijk begeleider mag bezoeken. De beklagcommissie overweegt dat niet kan worden gezegd dat de directeur aan klager zodanige beperkingen oplegt dat hij zijn levensovertuiging niet tot uitdrukking kan brengen, nu vaststaat dat eens per twee weken een geestelijk begeleider naar de inrichting komt tot wie klager zich kan wenden. Dat klager daar niet iedere twee weken gebruik van kan maken, kan de directeur niet worden aangerekend nu dat het gevolg is van het beleid van de geestelijke begeleider. De beperkingen die worden gemaakt op klager zijn bezoekrecht zijn naar het oordeel van de beklagcommissie gerechtvaardigd, omdat deze een louter praktische achtergrond kennen. De klacht wordt ongegrond verklaard.

Voeding
KC 2010/022, 29 maart 2010
Klager beklaagt zich er over dat hij een toetjes heeft gekregen waar varkensgelatine in zat. Klager mag vanwege zijn geloof geen varkensproducten. De directie verklaart dat klager zelf verantwoordelijk is voor wat hij eet. Klager had de mogelijkheid om een stuk fruit of een ander toetje te nemen. De beklagrechter is van oordeel dat zowel van klager als van de inrichting enige oplettendheid mag worden verwacht. De beklagrechter is voorts van oordeel dat de inrichting in strijd heeft gehandeld met art. 49 Bjj nu aan klager een verkeerd toetje is verstrekt. Beklag gegrond.