Nieuwe uitspraken
KC 2024/019
Geplaatst: 19/11/2024
Bij klager leidde een urinecontrole op 26 juli 2023 tot een niet-interpreteerbare uitslag wegens verdunde urine. Hij kreeg een disciplinaire straf van vijf dagen op eigen cel opgelegd en kwam zes weken niet in aanmerking voor promotie naar het plusprogramma. Klager stelde dat de uitslag beïnvloed was door medicatie die een droge mond veroorzaakte, waardoor hij veel water dronk. Dit werd bevestigd door de inrichtingspsycholoog. De beklagrechter oordeelde dat klager zich niet bewust was van de invloed van hoeveelheid waterinname op de urinecontrole. Het is in dit bijzondere geval onvoldoende aannemelijk geworden dat klager heeft gefraudeerd met het urinemonster. Daarnaast had klager geen eerdere positieve urinecontroles en had klager geen belang bij fraude. De beslissing van de directeur moet daarom als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. In de beslissing om klager gedurende zes weken niet in aanmerking te laten komen voor promotie is slechts het frauderen opgenomen als ontoelaatbaar gedrag. Gelet op voorgaande dient ook deze beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. De klacht wordt gegrond verklaard en klager ontvangt een tegemoetkoming van €50,-.
KC 2024-017
Geplaatst: 22/10/2024
Klager klaagt over de (voorgenomen) plaatsing in een mpc en de plaatsing in afzondering. De beklagrechter overweegt dat geconcludeerd moet worden dat de directie blijkbaar nog nader onderzoek noodzakelijk achtte om te beoordelen of klager mogelijk ongeschikt was voor plaatsing op een MPC. De beklagrechter is van oordeel dat het in die omstandigheden onredelijk en onbillijk is om klager in afwachting van dat onderzoek wel al op een MPC te plaatsen. Ook de oplegging van de ordemaatregel aan klager, omdat hij niet op een MPC geplaatst wilde te worden, is in die omstandigheden onredelijk en onbillijk. De beklagrechter maakt uit de stukken op dat er op het betreffende moment geen EPC beschikbaar was, maar dit kan niet voor rekening of risico van klager komen. De klacht wordt gegrond verklaard en er wordt een tegemoetkoming van € 37,50.
KC 2025/001
Geplaatst: 14/10/2024
De directeur heeft op grond van artikel 18 lid 2 Rtvi de bevoegdheid om te beslissen over een verzoek tot kortdurend re-integratieverlof, en wint volgens artikel 3 lid 5 Rtvi eerst advies in bij de selectiefunctionaris. De beklagcommissie leest dit niet als een “kan-bepaling” waarvan kan worden afgeweken. De beklagcommissie oordeelt dat een beslissing pas kan worden genomen nadat het advies is ontvangen. De klacht is ongegrond verklaard.
KC 2024/013
Geplaatst: 30/09/2024
Klager heeft vier jaar lang CBD-druppels gekregen voor de pijnbestrijding van zijn klapvoet. Dit is voorgeschreven door de pijnpoli en akkoord bevonden door de behandelend psychiater. Ook is de afkapwaarde voor de UC naar boven bijgesteld. In juni 2024 heeft de nieuwe behandelend psychiater besloten dat de afkapwaarde weer op 50 werd gezet en de verstrekking van CBD-olie stopgezet. Klager is het hier niet mee eens. De beklagcommissie is van oordeel dat sprake is van een wijziging in behandelstrategie, waarbij niet gebleken is dat er voorafgaand aan deze beslissing overleg is geweest met klager. Er is geen duidelijk kenbare belangenafweging gemaakt of een plan opgesteld hoe het beleid van de huidige behandelende psychiater vervolgens moet worden vormgegeven. Bovendien draagt het plotseling veranderen van het beleid dat al vier jaar wordt gevolgd niet bij aan het vertrouwen en de behandelsamenwerking tussen de kliniek en klager. Echter, de wijze waarop de zorg medisch inhoudelijk wordt vormgegeven, is niet ter beoordeling van de beklagcommissie. Het medisch inhoudelijk oordeel van de behandelend arts is op grond van de Bvt niet beklagwaardig. Daarom wordt klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.