KC 2024/019
- Datum uitspraak:
- 19/11/2024
- Artikel:
- 30 Pbw, 6, Rupi, 7 Rupi, 8 Rupi, 50 Pbw, 51 Pbw
- Samenvatting:
- Bij klager leidde een urinecontrole op 26 juli 2023 tot een niet-interpreteerbare uitslag wegens verdunde urine. Hij kreeg een disciplinaire straf van vijf dagen op eigen cel opgelegd en kwam zes weken niet in aanmerking voor promotie naar het plusprogramma. Klager stelde dat de uitslag beïnvloed was door medicatie die een droge mond veroorzaakte, waardoor hij veel water dronk. Dit werd bevestigd door de inrichtingspsycholoog. De beklagrechter oordeelde dat klager zich niet bewust was van de invloed van hoeveelheid waterinname op de urinecontrole. Het is in dit bijzondere geval onvoldoende aannemelijk geworden dat klager heeft gefraudeerd met het urinemonster. Daarnaast had klager geen eerdere positieve urinecontroles en had klager geen belang bij fraude. De beslissing van de directeur moet daarom als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. In de beslissing om klager gedurende zes weken niet in aanmerking te laten komen voor promotie is slechts het frauderen opgenomen als ontoelaatbaar gedrag. Gelet op voorgaande dient ook deze beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk te worden aangemerkt. De klacht wordt gegrond verklaard en klager ontvangt een tegemoetkoming van €50,-.
- Uitspraak:
UITSPRAAK VAN DE BEKLAGCOMMISSIE VAN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ
PENITENTIAIRE INRICHTING NIEUWEGEIN
De procedureDe alleensprekende beklagrechter heeft kennisgenomen van de klachten van:
[…], verder te noemen klager.
De klachten zijn gericht tegen de beslissingen van 31 juli 2023 om aan klager een disciplinaire straf op te leggen, alsook hem gedurende zes weken niet in aanmerking te laten komen voor promotie naar het plusprogramma wegens vermeende fraude met een urinecontrole (hierna: UC).
Klager wordt bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.A.H. Limbourg.
De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager en zijn raadsvrouw hebben daarvan een kopie ontvangen. Klager is rogatoir gehoord door de beklagcommissie bij PI Leeuwarden. De klacht is behandeld op de beklagzitting van 26 september 2024 in PI Nieuwegein, waarbij aanwezig waren […] (plv. vestigingsdirecteur) en […] (juridisch medewerker).
De beklagrechter heeft kennisgenomen van de in bijlage 1 genoemde informatie.
De standpunten in de beklagprocedureHet standpunt van klager
Voor het standpunt van klager wordt verwezen naar de klacht.
Het standpunt van de directeurVoor het standpunt van de directie wordt verwezen naar het verweerschrift. Ter zitting heeft de directie hier het volgende aan toegevoegd: “Ook al zegt iemand dat een medicijn een verlagend effect kan hebben, de mate waarin dat hier aan de orde is, is eigenlijk onmogelijk. Je moet liters water drinken om onder de 2 uit te komen. Als iemand veel drinkt kan het hooguit zakken naar 10. In de periode waarin we last hebben van de hitte zijn er gedetineerden die heel veel hebben gedronken en vervolgens 10 scoorden. Dus wij denken dat dit niet helemaal toe te schrijven is aan het medicijngebruik.”
De beoordelingJuridisch kader
Op grond van artikel 30 Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan de directeur een UC afnemen. De urine wordt dan gecontroleerd op de aanwezigheid van gedragsbeïnvloedende middelen. Nadere regels zijn neergelegd in de Regeling urinecontrole penitentiaire inrichtingen (hierna: de Regeling).
Zo is in artikel 6 lid 1 van de Regeling opgenomen dat de gedetineerde het recht heeft op een herhalingsonderzoek, en in artikel 7 lid 1 van de Regeling dat de gedetineerde het recht heeft op een bevestigingsonderzoek. De mogelijkheid van een herhalingsonderzoek is in de regeling opgenomen om de gedetineerde de mogelijkheid te bieden een nieuw onderzoek naar de urine te laten verrichten, zonder dat hieraan de relatief hoge kosten van een bevestigingsonderzoek verbonden zijn.[1]
Volgens artikel 8, eerste lid, van de Regeling kan een disciplinaire straf worden opgelegd als is gebleken dat de gedetineerde met het urinemonster heeft gefraudeerd.
Op grond van de artikelen 50 lid 1 Pbw en 51 lid 1 Pbw kan de directeur een disciplinaire straf opleggen wegens het begaan van feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, dan wel met de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming.
Uit de nota van toelichting bij de wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met een wijziging inzake het systeem van promoveren en degraderen (Stcrt. 2020, nr. 49131) komt naar voren dat het uitgangspunt is dat gedetineerden zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun detentie en re-integratie. Om te kunnen promoveren naar en te kunnen verblijven in het plusprogramma dient een gedetineerde aan te tonen dat zijn motivatie en inzet om zijn re-integratiedoelen te verwezenlijken, bestendig zijn. Promoveren en degraderen zijn dus afhankelijk van de mate van verantwoordelijkheid die de gedetineerde toont voor zijn eigen re-integratie, wat onder meer uit zijn gedrag kan blijken.
Wat is er gebeurd?Vast staat dat bij klager op 26 juli 2023 een UC is uitgevoerd, en dat de uitslag daarvan niet kon worden geïnterpreteerd als gevolg van een te lage creatininewaarde in klagers urine (minder dan 2.0 mmol/l). Vanwege de uitkomst van de UC is aan klager een disciplinaire straf opgelegd inhoudende plaatsing in eigen cel voor de duur van 5 dagen. Tevens heeft de directeur besloten dat klager gedurende zes weken niet in aanmerking zou komen voor promotie naar het plusprogramma. Dit besluit is aan klager bekend gemaakt op 31 juli 2023.
Inhoudelijke beoordelingKlager stelt dat de uitslag van de UC is beïnvloed door zijn medicijngebruik. Door de betreffende medicatie zou klager een droge mond krijgen, waardoor hij veel water dronk. De inrichtingspsycholoog heeft bevestigd dat het verlaagde creatininewaarde een resultaat was van bijwerkingen van de nieuwe
medicatie. Het is niet eerder voorgekomen dat bij verzoeker een te lage creatininewaarde is
vastgesteld.
Uit vaste jurisprudentie van de beroepscommissie volgt dat bij een creatininewaarde van minder dan 2.0 mmol/l uitgegaan mag worden van fraude, omdat een zodanig lage waarde wijst op verdunde urine ter manipulatie van de UC. Alleen bijzondere omstandigheden kunnen een uitzondering op deze regel rechtvaardigen.[2] Naar het oordeel van de beklagrechter is in dit geval sprake van bijzondere omstandigheden. De beklagrechter neemt daarbij in overweging dat klager veel water drinkt in verband met zijn medische conditie. Naar het oordeel van de beklagrechter is het voldoende aannemelijk geworden dat klager zich niet had gerealiseerd dat de hoeveelheid water die hij dronk, de UC kon beïnvloeden. Klager heeft onweersproken gesteld dat hij nooit eerder positief heeft gescoord op een UC. Het is bovendien onvoldoende aannemelijk dat klager een belang heeft om de uitslag van de UC te beïnvloeden. Tegen deze achtergrond geeft de beklagrechter klager – in dit bijzondere geval – het voordeel van de twijfel.
Gelet op het voorgaande is het onvoldoende aannemelijk geworden dat klager heeft gefraudeerd met het urinemonster. Daarom moet de beslissing van de directeur, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beklagrechter zal de klacht daarom in zoverre gegrond verklaren en ziet bovendien aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.
Naast de het opleggen van een disciplinaire straf, heeft de directeur besloten dat klager gedurende zes weken niet in aanmerking zou komen voor promotie naar het plusprogramma. In de beslissing is slechts het frauderen bij een UC opgenomen als ontoelaatbaar gedrag. Er is geen belangenafweging gemaakt. Gelet op hetgeen de beklagrechter hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de disciplinaire straf, is het onvoldoende aannemelijk geworden dat klager heeft gefraudeerd bij een UC. Daarmee is er geen sprake van ontoelaatbaar gedrag op basis waarvan (zonder belangenafweging) beslist had kunnen worden dat klager gedurende zes weken niet in aanmerking zou komen voor promotie naar het plusprogramma.
Gelet op het voorgaande en bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, moet ook deze beslissing van de directeur als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beklagrechter zal het beroep daarom ook in zoverre gegrond verklaren. Nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissing niet meer ongedaan zijn te maken, komt klager een tegemoetkoming toe.
BESLISSINGDe beklagrechter verklaart de klacht gegrond en kent een tegemoetkoming toe van €50,-.
Deze uitspraak is gedaan op 19 november 2024 door mr. E.J. Willekers, beklagrechter, bijgestaan door mr. S.C. van der Ree, secretaris.[1] Nota van Toelicht bij de Regeling urinecontroles penitentiaire inrichtingen, stcrt. 1999, 128, p. 8.
[2] RSJ 23/34706/GA, 17 oktober 2023.