WODC: Breed draagvlak voor behoud digitale zittingen in het kader van de penitentiaire beklag- en beroepsprocedure
In opdracht van het WODC heeft Pro Facto een onderzoek uitgevoerd naar de (on)mogelijkheden om bepaalde tijdelijke voorzieningen uit de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid om te zetten in permanente regelingen. In artikel 2a van de Tijdelijke wet is geregeld dat het horen van de klager en directeur in penitentiaire beklag- en beroepsprocedures kan plaatsvinden door middel van een tweezijdig elektronisch communicatiemiddel (door beeldbellen, (groeps)telefonie of gebruik van audiovisuele vergaderapplicaties, in plaats van een fysieke zitting. Voor het onderzoek heeft Pro Facto, voor wat betreft de penitentiaire beklag- en beroepsprocedure, gesproken met de landelijk coördinator van de kerngroep Commissies van Toezicht, de coördinator rechtspraak van de Raad voor Strafrechtstoepassing, vier secretarissen van verschillende beklagcommissies en twee plaatsvervangend-directeuren van een PI. Het onderzoek is inmiddels gepubliceerd. In hoofdstuk 3 van het rapport wordt ingegaan op de penitentiaire beklag- en beroepsprocedure. Geconcludeerd wordt dat in algemene zin geldt dat – afhankelijk van het type klacht, type klager, type beslissing waartegen wordt geklaagd en de wensen van procespartijen – een digitale zitting (efficiëntie)voordelen kan bieden: minder reistijd (en daarmee samenhangende kosten), een kortere doorlooptijd van de procedure en een grotere kans op aanwezigheid van bepaalde partijen (zoals deskundigen). De gesprekspartners menen dat het hierbij aan (de voorzitter van) de beklag- of beroepscommissie is om in het concrete geval een afweging te maken of fysiek of digitaal horen wenselijk is.