Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2011/038

Datum uitspraak:
12/04/2011
Artikel:
24, 51 Pbw
Samenvatting:
Geoordeeld is dat de in artikel 24 Pbw vastgestelde maximale termijn van 15 uren voor een bewaardersarrest ruim is overschreden. De beklagcommissie is van oordeel dat de stelling dat nachtelijke uren niet zouden hoeven worden meegeteld bij de vaststelling van de duur van een bewaardersarrest geen steun vindt in het recht. De klacht wordt dan ook formeel gegrond verklaard en klager wordt een tegemoetkoming toegekend. De klacht wordt materieel echter ongegrond verklaard. De genomen maatregel is niet redelijk en billijk volgens de beklagcommissie, vooral gezien het feit dat klager zijn vader-kinddag heeft moeten missen. De klacht is gegrond verklaard.
Uitspraak:

De beklagcommissie heeft gelezen de klaagschriften, ingekomen bij de commissie van toezicht op 29 juli 2010, 4 oktober 2010 en 12 oktober 2010, van de gedetineerde:

[...], verder te noemen klager

voorheen verblijvende in bovenvermelde inrichting,

betreffende: disciplinaire straf, ordemaatregel, activiteiten en contact buitenwereld.

1 Het verloop van de procedure
1.1
De beklagcommissie heeft, naast de klaagschriften, kennis genomen van de volgende stukken:

- ....

1.2
Klager is op 22 december 2010 op zijn klachten gehoord door de voorzitter van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij P.I. ...Van dat horen is een proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.

1.3
De mondelinge behandeling van het klaagschrift vond plaats op 18 februari 2011. Daarbij was namens de directie [...] aanwezig. Tevens was klagers raadsman, mr. [...], aanwezig.

2 De standpunten
2.1 Het standpunt van klager
Zakelijk weergegeven klaagt klager over het volgende.

Klachtnummer 1
Klager klaagt over de opgelegde disciplinaire straf van drie dagen cel en drie dagen voorwaardelijk, omdat hij met een verkeerde telefoon zou hebben gebeld. Klager heeft geen toestemming gehad om met deze telefoon te bellen, maar omdat hij bijna niet de gelegenheid krijgt om te bellen heeft hij deze telefoon gebruikt. Klager heeft niet aan een PIW'er gemeld dat hij bijna niet de gelegenheid krijgt om te bellen, omdat hij dan als verrader zou worden gezien.

Klachtnummer 2
Klager klaagt erover dat hij onterecht gestraft is. Klager heeft bij een incident tussen twee gedetineerden staan kijken en heeft hiervoor drie dagen straf gekregen. Hij heeft de opdracht om naar zijn cel te gaan niet gehoord. Volgens het rapport zou klager zijn ingesloten op bewaardersarrest op 27 september 2010 om 17.00 uur. Op 28 september 2010 om 15.00 uur is de straf echter pas opgelegd, zodat de termijn van het bewaardersarrest ruim is overschreden.

Klachtnummer 3
Aan klager is een ordemaatregel opgelegd en hij zou worden overgeplaatst. Tevens mocht hij niet naar de vaderkinddag. Klager is het hier niet mee eens. De vereiste noodzakelijkheid voor het opleggen van de maatregel blijkt niet uit de stukken, anders dan dat gesteld wordt dat er sprake is van 'directe spanningen'. Dit is echter onvoldoende voor het opleggen van een maatregel. 
 
2.2 Het standpunt van de directie
Zakelijk weergegeven is door de directie het standpunt als volgt toegelicht.

Klachtnummer 1
Ter zitting heeft de directie twee rapporten en een afschrift van de opgelegde disciplinaire straf overgelegd. Uit de rapporten blijkt dat klager met een verkeerde telefoon aan het bellen was. Hierop is aan klager rapport aangezegd en is vervolgens een disciplinaire straf opgelegd.

Klachtnummer 2
Klager is diverse malen betrokken geweest bij een geweldsincident. Op 27 september 2010 weigerde klager om naar zijn cel te gaan, terwijl er een incident op de gang gaande was. Indien klager is ingesloten op bewaardersarrest, dan is dat ingegaan op 28 september 2010 om 07.45 uur, omdat het voorval vlak voor insluiting op 27 september 2010 plaatsvond.

Klachtnummer 3
Klager heeft een maatregel opgelegd gekregen voor de duur van zeven dagen, in het kader van de orde en veiligheid binnen de inrichting. Onder andere de recent opgelegde disciplinaire straffen liggen hieraan ten grondslag. In het kader van de directe spanningen met een aantal medegedetineerden is tevens besloten klager niet mee te laten doen aan de vaderkinddag. Dit mede om escalaties tijdens deze vaderkinddag te voorkomen. Het bijwonen van de vaderkinddag is overigens een gunst en geen recht en komt ook niet in de plaats van een regulier bezoekmoment. Verder is klager voorgedragen voor overplaatsing naar een andere inrichting gelet op de orde, rust en veiligheid en oplopende spanningen in de inrichting.

3  De beoordeling
3.1

Klachtnummer 1
Klager klaagt over de opgelegde disciplinaire straf van zes dagen cel, waarvan drie dagen voorwaardelijk.

Ingevolge artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a, van de Penitentiaire Beginselenwet (Pbw) kan de directeur wegens feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, de disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte opleggen.

Bij beslissing van 23 juli 2010 heeft de directeur aan klager een straf van zes dagen opsluiting in eigen cel zonder televisie opgelegd, waarvan drie dagen voorwaardelijk. Aan die straf heeft de directeur ten grondslag gelegd dat klager onvoldoende de regels heeft opgevolgd.

De beklagcommissie overweegt dat voldoende is komen vast te staan dat klager zich niet gehouden heeft aan de geldende regels met betrekking tot het gebruik van de telefoon. Dat de telefoon die bestemd is voor zijn afdeling vaak in gebruik is, doet daaraan niet af. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat de directeur met het opleggen van een straf van zes dagen cel, waarvan drie voorwaardelijk, niet de grenzen van redelijkheid en billijkheid overschreden. De klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.

3.2
Klachtnummer 2
Klager klaagt over de opgelegde disciplinaire straf en het feit dat hij te lang op bewaardersarrest heeft gezeten.

3.2.1
In het schriftelijk verslag/rapport van 27 september 2010 om 17.00 uur staat vermeld dat klager in afwachting van de afhandeling van het verslag is ingesloten. Op 28 september 2010 om 15.00 is vervolgens aan klager een disciplinaire straf opgelegd.

Op grond van artikel 24, vierde lid, Pbw kan een ambtenaar of medewerker een gedetineerde voor een periode van ten hoogste vijftien uren in afzondering plaatsen, welke maatregel veelal wordt aangeduid als bewaardersarrest.

De beklagcommissie overweegt dat klager op 27 september 2010 om 17.00 uur is ingesloten en dat hem pas op 28 september 2010 om 15.00 uur een straf is opgelegd. De beklagcommissie van oordeel dat de termijn van het bewaardersarrest is aangevangen op 27 september 2010 om 17.00 uur en niet pas op 28 september 2010 bij aanvang van het dagprogramma. Het rapport van 27 september 2010 vermeldt als tijdstip van het incident waarop de insluiting volgde, 27/09/2010 om 17.00 uur. Voorts vermeldt het rapport: "De gedetineerde is ingesloten in afwachting van afhandeling van dit schriftelijk verslag". De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat de in artikel 24 Pbw vastgelegde maximale termijn van 15 uren voor een bewaardersarrest hiermee ruim is overschreden. De stelling dat nachtelijke uren niet zouden hoeven worden meegeteld bij de vaststelling van de duur van een bewaardersarrest, vindt geen steun in het recht. De beklagcommissie zal het beklag formeel gegrond verklaren en aan klager een tegemoetkoming toekennen.

3.2.2
Ingevolge artikel 51, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pbw kan de directeur wegens feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting, de disciplinaire straf van opsluiting in een strafcel dan wel een andere verblijfsruimte opleggen.

Bij beslissing van 28 september 2010 heeft de directeur aan klager een straf van drie dagen opsluiting in eigen cel zonder televisie opgelegd. Aan die straf heeft de directeur ten grondslag gelegd dat klager een opdracht om naar zijn cel te gaan heeft geweigerd.

De beklagcommissie overweegt dat voldoende is komen vast te staan dat klager een opdracht heeft geweigerd en acht het dan ook niet onredelijk of onbillijk dat aan klager om die reden een disciplinaire straf is opgelegd. De stelling van klager dat hij de hem gegeven opdracht niet zou hebben gehoord, acht de commissie niet aannemelijk, mede nu klager een dergelijke opdracht had kunnen verwachten, gelet op het feit dat er zich een geweldsincident voltrok en het gebruikelijk is dat in zo'n geval andere gedetineerden naar hun cel worden gestuurd. Het beklag zal materieel ongegrond worden verklaard.

3.3
Klachtnummer 3
Klager klaagt over de opgelegde maatregel en het feit dat hem zijn vaderkinddag is ontnomen.

Ingevolge artikel 24 van de Pbw is aan klager op 30 september 2010 een ordemaatregel opgelegd. Aan die maatregel heeft de directeur ten grondslag gelegd dat het in het kader van de orde, rust en veiligheid het noodzakelijk wordt geacht dat klager voor een andere inrichting wordt geselecteerd. Daarbij werd klager meegedeeld dat vanwege het gedrag en de directe spanning met een aantal medegedetineerden het een te groot risico is om klager te laten meedoen aan de vaderkinddag. In afwachting van de overplaatsing wordt klager op individueel programma gezet en dient hij in zijn eigen cel te verblijven.

De beklagcommissie overweegt dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting is besproken niet blijkt wat de grondslag is geweest voor het opleggen van de maatregel en het niet laten deelnemen aan de vaderkinddag, anders dan dat gesteld wordt dat er sprake was van 'directe spanning' en is gewezen op het gedrag van klager.

Ook ter zitting heeft de directie deze beslissing niet nader kunnen toelichten. Het is binnen de inrichting bekend dat deelname aan een vaderkinddag door gedetineerden als een groot goed wordt ervaren. De motivering van een maatregel die leidt tot uitsluiting van deelname dient alleen daarom al de beslissing te kunnen dragen. Daarvan is, nu het gedrag en de "directe spanning" niet zijn toegelicht, geen sprake.
De maatregel voldoet daarom niet aan de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Het beklag zal dan ook gegrond worden verklaard.

BESLISSING
De beklagcommissie verklaart de klaagschriften met de klachtnummer 1 ongegrond, het klaagschrift met klachtnummer 2 formeel gegrond en materieel ongegrond, en het beklag met klachtnummer 3 gegrond, en zal, na de directeur te hebben gehoord, bepalen of enige tegemoetkoming aan de klager geboden is conform artikel 68, zevende lid, van de Penitentiare beginselenwet voor wat betreft de klachtnummers 2 en 3.