KC 2011/057
- Datum uitspraak:
- 19/10/2011
- Artikel:
- 56 Bvt
- Samenvatting:
- Klager beklaagt zich erover dat hij, nadat hij een mitsmelding heeft gehad, gedurende vier weken niet op onbegeleid verlof mocht. Volgens de directie vertoonde klager zodanig gedrag jegens de hem omringende sociotherapeuten dat deze zich hierdoor bedreigd voelden. Naar aanleiding hiervan is een mitsmelding gedaan. Als gevolg daarvan is het (weekend)verlof van klager opgeschort voor de duur van vier weken. De beklagcommissie is van oordeel dat de intrekking van het verlof en het voortduren daarvan het gevolg zijn van de individuele situatie van klager en verklaren klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
- Uitspraak:
De beklagcommissie heeft te beslissen op de door
Klager, verblijvende in het […] te […], ingediende klacht.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij klaagschrift van 18 februari 2011 heeft klager beklag ingediend ten aanzien van het begeleid verlof.
1.2 De maandcommissaris heeft in deze zaak niet bemiddeld.
1.3 Op 17 maart en 7 april 2011 zijn van de zijde van de inrichting de schriftelijke inlichtingen ontvangen inzake de klacht.
1.4 Op 30 juni 2011 heeft klagers raadsman, mr. […] te Den Haag een aanvullend klaagschrift per fax gezonden.
1.5 Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag op 29 juli 2011 hebben klager, bijgestaan door zijn raadsman en namens de kliniek dhr. […] (hoofd sociotherapeutisch milieu) hun standpunten nader toegelicht.
2. STANDPUNTEN VAN KLAGER EN DIRECTIE
2.1 Uit het klaagschrift en de overige stukken blijkt het navolgende.
Nadat klager een zogeheten mitsmelding heeft gehad, is de beslissing genomen dat klager vier weken geen onbegeleid verlof kon praktiseren. Deze beslissing is op onterechte gronden genomen. De opschorting van het verlof dient volgens vaste jurisprudentie van de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) te worden aangemerkt als intrekking van het verlof. Ondanks het gestelde in artikel 56 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) is klager’s klacht ontvankelijk. Uit de Memorie van Toelichting bij de Bvt volgt dat de ratio van het onthouden van een rechtsmiddel aan tbs-gestelden tegen de beslissing tot intrekking van een verlof dat geen aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd, is gelegen in de wens te voorkomen dat (overmatig) juridisering van het verlofbeleid schade toebrengt aan het verplegingsproces van de tbs-gestelde. De strekking van de regeling is derhalve terug te voeren op de situatie van de individuele tbs-gestelde.
In gevallen waarin de intrekking van het verlof het gevolg is van omstandigheden niet samenhangend met de tbs-gestelde zelf, heeft de RSJ geoordeeld dat het in een dergelijk geval niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest aan de tbs-gestelde de mogelijkheid van beklag te onthouden, temeer niet indien het ingrijpende karakter van de beslissing in aanmerking wordt genomen (zie 07/153/TA en 08/1600/TA).
Klager is van mening dat zijn situatie hiermee gelijk kan worden gesteld. Hoewel de mitsmelding op zichzelf wel voortkwam uit vermeend gedrag van klager, was de duur van de opschorting ( vier weken) dat niet. Uit de brief van de kliniek van 16 maart 2011 blijkt immers dat bij een mitsmelding standaard een opschorting van het verlof van vier weken werd opgelegd. Er is dus in het geheel niet gekeken naar de ernst van het feit en evenmin een zorgvuldige belangenafweging toegepast. Inmiddels heeft de kliniek deze handelswijze aangepast. Klager meent dan ook dat de klacht op voornoemde gronden ontvankelijk en gegrond dient te worden verklaard en verzoekt een passende compensatie.
2.2 In haar schriftelijke inlichtingen heeft de directie - zakelijk weergegeven - onder meer het volgende aangevoerd:
Het beklag dient niet ontvankelijk te worden verklaard, nu het geen betrekking heeft op een beslissing waarover op grond van artikel 56 Bvt beklag kan worden gedaan. In casu is er geen intrekking van verlof dat 7 aaneengesloten dagen heeft geduurd.
Eveneens is er in dit geval geen sprake van het gegeven dat het niet kunnen verlenen van begeleid verlof qua rechtsgevolg dient te worden gelijkgesteld aan intrekking van verlof dat 7 aaneengesloten dagen heeft geduurd.
Ten overvloede ligt de reden voor intrekking van het begeleid verlof dat klager op 12 februari 2011 zodanig gedrag jegens sociotherapie vertoonde dat deze zich bedreigd voelde. Naar aanleiding van deze gebeurtenis is een mitsmelding gedaan. Klager hield zich derhalve niet aan de vooraf met klager gemaakte afspreken welke noodzakelijk zijn om klager op verlof te laten gaan.
Daarnaast heeft de kliniek in een reactie van 16 maart 2011 geschreven, dat het aan het begin van de verlofperiode van klager het standaardbeleid was dat het verlof vier weken werd opgeschort wanneer een betrokken patiënt een mitsmelding krijgt. Momenteel wordt dit standaardbeleid niet meer toegepast, doch wordt gekeken naar de ernst van het feit om te bepalen hoelang het verlof wordt opgeschort.
Hetgeen de kliniek overigens op dit punt heeft aangevoerd in haar schriftelijke inlichtingen, wordt hier als ingelast beschouwd.
2.3 Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klager - zakelijk weergegeven – onder meer aangevoerd:
Ik was erg teleurgesteld dat mijn vriendin niet op bezoek mocht komen. Daarnaast was ik geschokt door de suïcide door een medepatiënt. Ik wilde daar graag over praten met sociotherapie. We werden echter allemaal achter de deur gezet op de afdeling. Er was sprake van veel spanningen bij zowel de patiënten als het personeel. De dag erna wilde ik graag naar mijn kamer om tot rust te komen, maar dat mocht ik niet op dat moment. Ik kreeg meteen een afzonderingsmaatregel opgelegd. Ik mocht met mijn advocaat bellen, maar die was er niet. Ik wilde mijn verhaal gewoon kwijt. Ik heb inderdaad tegen het luikje gestompt.
Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft klagers raadsman- zakelijk weergegeven- onder meer aangevoerd:
Er was sprake van frustratie bij klager. Hij wilde graag praten, maar sociotherapie had door de onrust in […] geen tijd. De separatie heeft 5 dagen geduurd. Ik heb wel begrip voor wat de kliniek heeft ervaren die week.
Bij alle genomen maatregelen wordt het verlof opgeschort. Het krijgt het karakter van een straf. Er vindt geen goede belangenafweging plaats. Ik verwijs naar mijn verweer en de uitspraken van de RSJ.
2.4 Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft namens de directie van de kliniek dhr. […] - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:
Door een fors incident binnen de dependance kon het bezoek van klager niet doorgaan. Klagers onvrede stapelde zich op. Klager is vervolgens afgezonderd op zijn eigen kamer. Daar reageerde klager zich ook agressief, hetgeen resulteerde in een klap tegen het deurluikje, waarbij zijn arm door het luikje naar buiten kwam. Dit werd als bedreigend ervaren, zodat klager werd aangezegd dat hij gesepareerd zou worden. Klager wilde niet meewerken aan de separatie, waarna hij met behulp van de beveiliging naar de separeerkamer is gebracht, om de situatie onder controle te krijgen. Ikzelf het niet gezien dat klager door iemand op het oog is geslagen. Er wordt na de vakantie een gesprek met de betrokken beveiliger gehouden. Dagelijks is bezien of de separatie kon worden beëindigd. Het doel van de separatie was controle en rust in de situatie te krijgen. Klager is na enkele dagen later naar zijn kamer teruggekeerd, waar hij nog een tijdje afgezonderd heeft gezeten.
Er was sprake van een combinatie van factoren, te weten het gedrag en hetgeen klager feitelijk heeft gezegd. Ik vind het begrijpelijk dat sociotherapie zo heeft gereageerd.
Voor wat betreft de beoordeling van de duur van de opschorting van het verlof. De aanpassing van het beleid is in februari 2011 gebeurd. Deze zaak is dus al wel individueel bekeken. Dit wordt gedaan tijdens het multidisciplinair overleg. Iedere week wordt opnieuw bekeken of het verlof kan worden hervat.
3. DE BEOORDELING
De beklagcommissie overweegt het volgende:
Op 12 februari 2011 vertoonde klager zodanig gedrag jegens de hem omringende sociotherapeuten dat deze zich daardoor bedreigd voelden. Naar aanleiding van deze gebeurtenis is een zogenaamde mitsmelding gedaan.
Als gevolg daarvan is het (weekend)verlof van klager opgeschort voor de duur van vier weken.
Aan een nadere toelichting van de kliniek kan worden ontleend dat een dergelijke opschorting voorheen standaardbeleid vormde in het geval een patiënt een mitsmelding ontving.
Aan de orde is de vraag of klager kan worden ontvangen in zijn klacht en in het bevestigende geval of de klacht is gegrond.
Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ dient opschorting van het verlof te worden aangemerkt als intrekking daarvan.
Uitgangspunt daarbij is dat de patiënt geen beklag kan indienen tegen een beslissing tot intrekking van verlof als dat verlof nog geen aaneengesloten periode van meer dan een week heeft geduurd. De ratio daarvan is blijkens de memorie van toelichting bij de Bvt gelegen in de wens te voorkomen dat (overmatige) juridisering van het verlofbeleid schade toebrengt aan de verpleging en behandeling van de individuele patiënt.
De hiervoor bedoelde gedachte - aldus de RSJ - mag er echter niet aan in weg staan dat de patiënt de mogelijkheid van beklag wordt onthouden wanneer de intrekking van het verlof het gevolg is van andere omstandigheden dan die welke samenhangen met zijn individuele situatie.
Het beklag is onder die omstandigheden ontvankelijk.
De raadsman van klager stelt zich op het standpunt dat op grond van die gedachtegang ook het onderhavige beklag ontvankelijk is. Immers, aldus de raadsman, er staat vast dat de mitsmelding voortvloeide uit het gedrag van klager en de daaropvolgende intrekking van het verlof voor de duur van vier weken was daarvan volgens vast beleid het gevolg. De maatregel vloeit dus voort uit het standaardbeleid binnen de kliniek en is voor wat betreft de omvang daarvan niet terug te voeren op het individuele gedrag van klager. Enige individuele belangenafweging ontbreekt.
De commissie is met de raadsman van oordeel dat in de omstandigheden zoals door de raadsman geschetst de patiënt de mogelijkheid tot beklag niet zou mogen worden onthouden, te meer waar het hier gaat om een voor de patiënt zeer ingrijpende beslissing.
In het onderhavige geval is echter nog het navolgende van belang.
Op de eerste plaats heeft de commissie kennisgenomen van de schriftelijke mededeling van de kliniek dat voormeld standaardbeleid niet meer wordt toegepast maar dat in geval van een mitsmelding wordt gekeken naar de ernst van het feit en vervolgens op basis daarvan een beslissing wordt genomen over de duur van de intrekking van het verlof en dat zulks leidt tot het feit dat de patiënt na een mitsmelding eerder weer op verlof kan.
Voorts heeft de vertegenwoordiger van de kliniek ter zitting nog aangevoerd dat genoemde aanpassing van het beleid in februari 2011 heeft plaatsgevonden en dat in het kader van dit aangepaste beleid de zaak van klager al individueel is bekeken tijdens het multidisciplinair overleg.
De intrekking van het verlof en het voortduren daarvan is derhalve niet het gevolg van andere omstandigheden dan welke voortvloeien uit de individuele situatie van klager.
Het beklag is mitsdien niet ontvankelijk.
4. DE BESLISSING
De beklagcommissie:
verklaart het beklag met nummer […] niet-ontvankelijk.