KC 2013/090
- Datum uitspraak:
- 04/10/2013
- Artikel:
- 23, 24,25 van de Pbw
- Samenvatting:
- Klager klaagt over twee aan hem opgelegde ordemaatregelen van verblijf in een afzonderingscel voor de duur van 14 dagen van 31 mei en 12 juni 2013. De ordemaatregelen zijn ten uitvoer gelegd in andere inrichting. De eerste ordemaatregel is opgelegd omdat de directie vanuit het GRIP informatie kreeg dat klager vluchtgevaarlijk zou zijn. Op 12 juni 2013 is opnieuw een ordemaatregel opgelegd omdat de directie aanvullende informatie over de mate van vluchtgevaarlijkheid van klager had gekregen, op basis waarvan klager op de GVM-lijst is geplaatst met de status ‘extreem vluchtgevaarlijk’. De directie heeft aangegeven dat zij bij het opleggen van de maatregelen rekening heeft gehouden met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en het maatschappelijk belang van de algemene veiligheid heeft laten prevaleren boven het individuele belang van klager. De beklagcommissie is van oordeel dat niet gebleken is van een individuele afweging door de directeur gemaakt. Die wordt wel van belang geacht. Klachten worden gegrond verklaard, tegemoetkoming €95,-
- Uitspraak:
De beklagcommissie heeft kennis genomen van de stukken in de beklagzaken van de heer […] – hierna klager – te weten:
de klaagschriften van 6 en 18 juni 2013;het directiecommentaar van 13 juni 2013;
de schriftelijke mededelingen de ordemaatregelen van 31 mei 2013 en 12 juni 2013;
de schriftelijke mededeling plaatsing afzondering elders van 31 mei 2013;
het proces-verbaal rogatoir verhoor van 15 juli 2013;
de brief van de politie van 4 juli 2013;
het rapport GRIP van 28 mei 2013;
de uitspraken van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) inzake de schorsingsverzoeken van klager van 12 en 20 juni 2013.
De inhoud van genoemde stukken dient als hier ingevoegd te worden beschouwd.
De klaagschriften zijn behandeld ter zitting van de beklagcommissie van 29 augustus 2013, waarbij namens klager raadsman […] en namens de inrichting […], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, zijn gehoord.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting komt de beklagcommissie tot de volgende overwegingen.
Overwegingen1.1 Klager klaagt over de aan hem opgelegde ordemaatregelen van 31 mei en 12 juni 2013. In beide gevallen is aan klager een ordemaatregel van veertien dagen verblijf in een afzonderingscel opgelegd. Daarbij is bepaald dat de ordemaatregelen ten uitvoer worden gelegd in andere inrichting. De ordemaatregel van 31 mei 2013 is opgelegd omdat de directie vanuit het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (GRIP) informatie kreeg dat klager vluchtgevaarlijk zou zijn en omdat er gegronde redenen waren om aan te nemen dat klager met hulp van buitenaf wilde ontvluchten uit de inrichting. Het GRIP kon verder geen inhoudelijke informatie verschaffen, omdat het onderzoek daarmee ernstig geschaad zou kunnen worden. Op 12 juni 2013 is opnieuw een ordemaatregel van veertien dagen verblijf in een afzonderingscel opgelegd omdat de directie aanvullende informatie over de mate van vluchtgevaarlijkheid van klager had gekregen, op basis waarvan klager op de lijst Gedetineerden met een Vlucht-/Maatschappelijk risico (GVM) is geplaatst met de status ‘extreem vluchtgevaarlijk’. Voorts heeft de directie bepaald dat de maatregelen ten uitvoer worden gelegd in een ander inrichting, omdat de P.I. [...] niet geschikt is voor dit type problematiek. Daarom is in overleg met de selectiefunctionaris besloten dat de beslissingen ten uitvoer zullen worden gelegd op de afdeling voor beheersproblematische gedetineerden (BPG) van de EBI in Vught.
1.2 Klager is van mening dat bovengenoemde maatregelen onterecht en lichtvaardig zijn opgelegd. Uit de toelichting bij de ordemaatregelen blijkt niet de noodzaak voor het opleggen hiervan. De informatie van het GRIP is niet inzichtelijk, waardoor op geen enkele wijze getoetst kan worden in welke mate de mogelijke feiten of omstandigheden betrouwbaar, concreet of verifieerbaar zijn. De informatie op grond waarvan de eerste ordemaatregel is opgelegd is bovendien gedateerd en niet concreet, aldus steeds klager.Voorts heeft de RSJ de uitvoering van de eerste ordemaatregel en aldus de externe tenuitvoerlegging geschorst, omdat ‘het dreigende gevaar van onttrekking aan detentie onvoldoende aannemelijk is om bij afweging van alle betrokken belangen de bestreden beslissingen van de directeur te kunnen rechtvaardigen’. De directeur heeft deze uitspraak genegeerd en de ordemaatregel toch ten uitvoer gelegd. Klager stelt dat deze gang van zaken onrechtmatig is, omdat de beslissing van de RSJ wordt ondermijnd en omzeild, terwijl hiervoor geen rechtvaardiging kan worden gegeven. Klager wijst er daarnaast op dat de afdeling BPG van P.I. Vught hem op 13 juni 2013 uit eigen beweging heeft geplaatst in een normale cel in afzondering, omdat zijn gedrag geen aanleiding gaf tot plaatsing op de afdeling BPG.
1.3 Advocaat […] heeft ter zitting, in aanvulling op de klaagschriften, verklaard dat hij niet inziet waarom er voor de tweede maal een ordemaatregel van veertien dagen afzondering moest worden opgelegd, omdat de status van klager enkel was veranderd van ‘vluchtgevaarlijk’ in ‘extreem vluchtgevaarlijk’. Klager is daarnaast niet gehoord voorafgaand aan het opleggen van de tweede ordemaatregel, wat in strijd is met de wet en met jurisprudentie van de RSJ. Voorts is de inhoud van de aanvullende informatie van het GRIP ten aanzien van die tweede ordemaatregel niet aan klager en zijn raadsman medegedeeld. Volgens jurisprudentie van de RSJ dient in dergelijke zaken bovendien een Officier van Justitie (OvJ) van het Landelijk Parket te worden ingeschakeld. Dit is pas op 13 juni 2013 gebeurd, terwijl de beslissing tot het opleggen van de tweede ordemaatregel op 12 juni 2013 is genomen, aldus steeds mr. […].
1.4 De directie heeft zich op het standpunt gesteld dat de beslissingen tot het opleggen van de ordemaatregelen zijn gebaseerd op informatie afkomstig van het GRIP. Hieruit bleek in eerste instantie dat klager vluchtgevaarlijk was en in tweede instantie dat hij op basis van aanvullende informatie op de lijst van extreem vluchtgevaarlijke gedetineerden moest worden geplaatst. Het GRIP adviseerde om klager te plaatsen in de EBI in Vught. Voor de beslissing van 12 juni 2013 kwam daar bij dat de P.I. […] niet geschikt is voor de status extreem vluchtgevaarlijk. De directie is van mening dat het rapport van GRIP voldoende aanleiding geeft voor de genomen beslissingen. Daarbij merkt de directie op dat op het rapport van het GRIP per abuis een verkeerde datum werd vermeld, namelijk 22 maart 2013. Dit is inmiddels aangepast naar 22 mei 2013. De directie heeft bij het opleggen van de maatregelen rekening gehouden met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en zij heeft het maatschappelijk belang van de algemene veiligheid laten prevaleren boven het individuele belang van klager.In aanvulling op het schriftelijke commentaar heeft de directeur […] ter zitting verklaard dat de plaatsing in afzondering een standaardprocedure is in dergelijke zaken. Klager is op 31 mei 2013 gelijk in afzondering geplaatst in de EBI in Vught. Op 18 juni 2013 is klager formeel overgeplaatst naar de EBI. De directeur […] weet niet of haar collega […] heeft overwogen het Landelijk Parket in te schakelen.
1.5 De beklagcommissie overweegt als volgt. Vast staat dat de directeur aan klager twee ordemaatregelen van veertien dagen verblijf in een afzonderingscel heeft opgelegd. De directeur heeft deze beslissingen genomen op basis van de door haar verkregen informatie vanuit het GRIP. Uit deze informatie, daterend van 22 mei 2013, bleek dat er sprake was van ontvluchtingsgevaar bij klager. Op basis van die informatie heeft de directie de ordemaatregel van 31 mei 2013 aan klager opgelegd. Uit aanvullende, mondeling verkregen, informatie van het GRIP bleek daarna dat klager inmiddels met de status extreem vluchtgevaarlijk stond vermeld op de lijst van gedetineerden met vlucht-/ maatschappelijk risico (lijst GVM). Op grond van die nieuwe informatie heeft de directie op 12 juni 2013 aan klager een nieuw ordemaatregel opgelegd. De directie heeft daarnaast aangegeven dat zij bij het opleggen van de maatregelen rekening heeft gehouden met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting en het maatschappelijk belang van de algemene veiligheid heeft laten prevaleren boven het individuele belang van klager. De directie heeft zich niet uitgelaten over het gedrag van klager in de inrichting.De beklagcommissie gaat niet mee in de stelling van klager dat in dergelijke zaken een OvJ van het Landelijk Parket moet worden ingeschakeld. In de circulaire inzake het Gedetineerden Recherche Informatie Punt (circulaire GRIP) met kenmerk 5172795/02/DJI is impliciet bepaald dat de OvJ van het Landelijk Parket alleen dient te worden ingeschakeld als het gaat om zogenaamde zachte informatie, afkomstig van Criminele Inlichtingen Eenheden (CIE). In onderhavige zaak is in het rapport GRIP opgenomen dat het niet gaat om informatie die afkomstig is van CIE, maar om informatie van de nationale politie. In de circulaire is daarover bepaald dat deze informatie in beginsel onverkort wordt medegedeeld aan de directeur van inrichting in de vorm van een adviesrapport. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat er geen grond is om aan te nemen dat een OvJ van het Landelijk Parket de informatie van het GRIP diende te toetsen.
De vraag die vervolgens aan de orde is, is of de opgelegde maatregelen noodzakelijk zijn voor de handhaving van de orde, rust en veiligheid in de inrichting. De RSJ heeft in haar uitspraak van 2 maart 2012 met kenmerk 11/2428/GA in een vergelijkbaar geval het volgende overwogen:“Voor een oordeel hierover is van belang dat dient te blijken van een belangenafweging omtrent de noodzaak van de opgelegde maatregelen. De enkele verwijzing naar klagers plaats op de GVM-lijst is daarvoor onvoldoende. De directeur dient in een dergelijk geval een eigen belangenafweging te maken, onderbouwd met schriftelijke verslaglegging en getoetst op basis van ook voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke criteria.”
Van een dergelijke belangenafweging door de directie is in beide gevallen niet (voldoende) gebleken, nu de directie heeft verklaard dat de ordemaatregelen zijn opgelegd op grond van door het GRIP verstrekte informatie, welke niet inzichtelijk is voor klager. Die belangenafweging acht de beklagcommissie te meer noodzakelijk nu klager tweemaal voor lange tijd in afzondering is geplaatst. De beklagcommissie zal de klachten van klager dan ook gegrond verklaren op formele gronden, omdat van beide beslissingen onvoldoende is gebleken dat de directie een eigen onderbouwde afweging heeft gemaakt omtrent de noodzaak van deze beslissing. Aan klager zal, nu de rechtsgevolgen van de bestreden beslissingen van de directeur niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, een tegemoetkoming worden toegekend. De beklagcommissie stelt de hoogte van die tegemoetkoming vast op € 95,00, conform de richtlijn tegemoetkomingen van de RSJ.
BeslissingDe beklagcommissie verklaart de klachten met kenmerk [1] en [2] gegrond op grond waarvan aan klager een financiële tegemoetkoming van € 95,00 (vijfennegentig euro) wordt toegekend.
Deze uitspraak is gedaan op 4 oktober 2013 door […], voorzitter van de beklagcommissie van P.I. [...], en […] en […], leden, bijgestaan door […], secretaris.