Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2014/024

Datum uitspraak:
03/04/2014
Artikel:
40 Pbw
Samenvatting:
De beklagcommissie is van oordeel dat de directeur het verzoek van klager om een gesprek met een vertegenwoordiger van de media te voeren, onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. Het is volgens de beklagcommissie niet duidelijk geworden dat de weigeringsgronden van artikel 40 Pbw van toepassing zijn. Ook is niet duidelijk geworden of de directeur door het stellen van voorwaarden en/of het houden van toezicht op het perscontact heeft overwogen, hetgeen mogelijk een minder verstrekkende inperking van de rechten van klager had gegeven dan het in het geheel weigeren van het voeren van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media. Daarom verklaart de beklagcommissie de klacht tegen de weigeringsbeslissing van de directeur gegrond.
Uitspraak:

Uitspraak van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij [..] op de bij de secretaris ingekomen klaagschriften, respectievelijk gedateerd 19 februari 2014 en 4 maart 2014 van [..], verder te noemen klager.

Ter beklagzitting van 20 maart 2014 is klager gehoord. Klager werd bijgestaan door mr. [..]. Tevens was mr. [..] aanwezig. Namens de directie zijn gehoord de plaatsvervangend vestigingsdirecteur [..], de juridisch medewerker [..] en de juridisch medewerker [..] van de van de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Bevindingen en overwegingen
Klager heeft twee klachten ingediend, van welke klachten een afschrift aan deze uitspraak is gehecht en waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.

De directie heeft daarop (telkens) schriftelijk gereageerd, van welke reacties eveneens een afschrift aan deze uitspraak is gehecht en waarvan de inhoud ook als hier ingelast dient te worden beschouwd.

Namens klager heeft mr. [..] voornoemd, onder overlegging van een aantal schriftelijke bescheiden (bijlagen 1 tot en met 4), verkort en zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd.

Klager bevindt zich in uitleveringsdetentie als gevolg van een verzoek tot uitlevering aan de staat Rwanda. Tegen de beslissing van de rechtbank, strekkende tot toelaatbaarverklaring van dit uitleveringsverzoek, is inmiddels beroep in cassatie ingesteld. Voorts is er door de Nederlandse Vereniging van Journalisten een Kort Geding aangespannen tegen de afwijzende beslissing op het verzoek om klager te mogen interviewen. Dit Kort Geding zal op 4 april 2014 gaan dienen.
De bepalingen van artikel 10 van het EVRM zijn van toepassing op gedetineerden, terwijl artikel 40 Pbw het recht van gedetineerden om een gesprek met de media te voeren slechts kan beperken ter bescherming van een legitiem doel. In casu heeft de Nederlandse staat de autoriteiten van Rwanda ingelicht omtrent het verzoek van klager om een interview te mogen houden. Het kan niet zo zijn dat dit verzoek wordt geweigerd op wens van de Rwandese autoriteiten. Ook de bescherming van de betrekkingen tussen Nederland en Rwanda kan geen legitiem doel vormen om het gesprek tussen klager en [..] af te wijzen. Er is sprake van een interview door een serieuze journalist van een serieus tijdschrift, namelijk Vrij Nederland. De weigering om een dergelijk interview te laten houden moet ook noodzakelijk zijn.
De raadsman verwijst naar de uitspraak van het Europese Hof inzake de “Schweizerische Radio- und Fernsehgesellschaft” versus Zwitserland, waarin is bepaald dat er een dringende sociale noodzaak (“pressing social need”) moet zijn om grondrechten in te perken en dat hiervoor slechts een kleine beleidsruimte bestaat.Er is geen sprake van een afweging van alle belangen. Er is geen rekening gehouden met het feit dat klager groot belang heeft bij het vertellen van zijn zijde van het verhaal. Nadat klager aan Rwanda zal zijn uitgeleverd, zal hij geen contact meer kunnen krijgen met de media. Tevens wil klager vertellen over het feit dat binnenkort aangifte tegen de president van Rwanda zal worden gedaan en over de verdwijning van een aantal familieleden van klager, te weten onder meer zijn vader en broer. Klager is zelf slachtoffer van de genocide in Rwanda die twintig jaar geleden plaatsvond.
Klager had geen stiekem plan om [..] als kennis op de bezoekerslijst te plaatsen. Dit is gebeurd na telefonisch contact tussen [..] en de secretaresse van de directie.
De raadsman verzoekt om de klachten gegrond te verklaren, de beslissing van de directeur van 24 februari 2014 te vernietigen en voorts te bepalen dat klager mag worden geïnterviewd zonder dat hieraan voorafgaand voorwaarden worden gesteld. Tevens verzoekt de raadsman om de beslissing van de directeur op basis van artikel 66 van de Penitentiaire beginselenwet te schorsen.

Klager heeft ter beklagzitting verklaard dat weinig personen weten wie hij is. Hij is zelf slachtoffer van de genocide en heeft zijn vader en broer verloren. Klager is getuige geweest van de misdaden die zijn gepleegd door het huidige regiem in Rwanda.
Klager heeft in februari 2014 met het afdelingshoofd gesproken over de mogelijkheid van een bezoek door [..]. Klager kent haar inmiddels al vijf jaar. Het afdelingshoofd zei dat dit was toegestaan, maar dat de journaliste bij het bezoek aan klager slechts een pen en papier mocht meebrengen. Later vernam klager van een bewaarder dat dit officieel moest worden aangevraagd bij de directeur.

Door mr. [..] voornoemd is ter beklagzitting een pleitnota aan de aanwezigen overgelegd en hieraan, verkort en zakelijk weergegeven, toegevoegd dat de belangen om een interview toe te staan de belangen van de penitentiaire inrichting overstijgen. Om deze reden is de persvoorlichter van DJI verzocht om een advies te geven op het verzoek van klager.  Het verzoek is volgens de wettelijke procedure behandeld en afgewezen op wettelijk vastgelegde gronden. In de door de raadsman aangehaalde Zwitserse zaak bij het Europese Hof is er sprake van een gedetineerde die reeds onherroepelijk was veroordeeld voor een strafzaak die in Zwitsersland uitvoerige media-aandacht had gekregen. Bovendien was er, zeer summier gemotiveerd, besloten om een verzoek om in de gevangenis te filmen niet toe te staan. In Rwanda geldt de regel dat gedetineerden, die zich in voorlopige hechtenis bevinden, geen contact met de pers mogen hebben. De beslissing om het interview niet toe te staan is op goede gronden genomen en de juridisch medewerker concludeert tot ongegrondverklaring van de klachten.
Door de plaatsvervangend vestigingsdirecteur is aan de reactie op de klacht met het nummer [..] toegevoegd dat klager niet de Koninklijke weg heeft bewandeld met het invullen van zijn bezoekerslijst. Niettemin is de directeur van mening dat sprake is van een kennelijke miscommunicatie tussen een medewerker van de PI [..] en de betreffende journaliste. Bezoek aan een gedetineerde door een persoon met een journalistieke status kan slechts na toestemming van de directeur gebracht worden.

De beklagcommissie overweegt als volgt
Contacten van individuele gedetineerden met de media worden niet als ‘gewone’ bezoek-contacten beschouwd doch zijn nader genormeerd in artikel 40 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw). Deze contacten zijn een uitwerking van artikel 7 van de Grondwet (GW), artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 19 van het verdrag tot bescherming van BUrgerlijke en POlitieke rechten (BUPO) inzake het recht op vrije meningsuiting. Inperkingen van dit recht moeten worden gerechtvaardigd door artikel 15 GW.


Artikel 40 Pbw geeft de directeur bevoegdheid om aan gedetineerden toestemming te geven voor het voeren van een gesprek met de media voorzover dit zich verdraagt met de volgende belangen:

de handhaving van de orde of veiligheid binnen de inrichting;

de bescherming van de openbare orde en de goede zeden;

de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen;

de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.


De directeur van PI [..] heeft bij beslissing van 24 februari 2014 bepaald dat het  voeren van een gesprek door klager met een vertegenwoordiger van de media zich niet verdraagt met de belangen als genoemd in artikel 40, lid 1 onder b, c en d Pbw en hij heeft het verzoek van klager derhalve afgewezen. Deze beslissing is op 27 februari 2014 aan klager uitgereikt.


De beklagcommissie overweegt dat de directeur bij zijn overwegingen omtrent  de weigeringsgrond van artikel 40, lid 1 onder b Pbw weliswaar wijst op mogelijke gevolgen voor de nabestaanden van de genocide, als door een persartikel een afschuwelijk verleden wordt opgerakeld, maar daarmee is niet aangetoond dat het toestaan van een interview zich niet verdraagt met de bescherming van de openbare orde en de goede zeden.  Uit de inhoud van de overgelegde stukken en de behandeling ter beklagzitting acht de beklagcommissie niet aannemelijk gemaakt, noch geworden dat door een contact tussen klager en de media de openbare orde en de goede zeden in gevaar kan worden gebracht.


Met betrekking tot de weigeringsgronden van artikel 40, lid 1 onder c en d Pbw overweegt de beklagcommissie dat de directeur zich op het standpunt stelt dat hij niet kan voorzien of het interview effect kan hebben op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten, terwijl hij over de belangen genoemd bij c niet rept. Dat de staat Rwanda andere regelgeving heeft als het gaat om het al dan niet toestaan van persgesprekken aan gedetineerden, doet niets af aan het feit dat de directeur een beslissing dient te nemen op basis van de Nederlandse wet. Derhalve acht de beklagcommissie de weigering onvoldoende gemotiveerd. Dit klemt te meer nu blijkens artikel 40, lid 2 Pbw de directeur voorwaarden kan verbinden aan een gesprek tussen gedetineerden en vertegenwoordigers van de media. Daarbij kan worden gedacht aan het vóór publicatie of uitzending kennisnemen van het journalistieke product of het bedingen van vetorecht aangaande de openbaarmaking. Tevens heeft de directeur op voet van artikel 40, lid 3 Pbw de bevoegdheid om toezicht uit te oefenen op een dergelijk gesprek.

De beklagcommissie is van oordeel dat de bevoegdheden tot het stellen van voorwaarden en het houden van toezicht op het perscontact de directeur voldoende gelegenheid en waarborgen biedt om de uitoefening van vrijheid van meningsuiting van een gedetineerde binnen de kaders van de Pbw te reguleren.

De beklagcommissie is van oordeel dat de directeur het verzoek van klager om een gesprek met een vertegenwoordiger van de media te voeren, onvoldoende gemotiveerd heeft afgewezen. Thans is onvoldoende gebleken dat (een van) de in artikel 40, lid 1 sub b, c en/of d van de Pbw genoemde weigeringsgronden daadwerkelijk aan de orde zijn.

Voorts is niet gebleken dat de directeur de in artikel 40, lid 2 jo lid 3 van de Pbw genoemde bevoegdheden tot het stellen van voorwaarden en/of het houden van toezicht op het perscontact heeft overwogen, hetgeen mogelijk een minder verstrekkende inperking van de rechten van klager had gegeven dan het in het geheel weigeren van het voeren van een gesprek met een vertegenwoordiger van de media.

Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, komt de beklagcommissie tot het oordeel dat de beslissing tot afwijzing van het verzoek van klager om een gesprek met een vertegenwoordiger van de media te voeren, zoals thans gemotiveerd, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Het beklag zal daarom gegrond worden verklaard, de beslissing van de directeur van 24 februari 2014 zal worden vernietigd en de beklagcommissie zal bepalen dat de directeur binnen twee weken –met inachtneming van deze uitspraak- een nieuwe beslissing zal dienen te nemen.

De klacht met het nummer [..] is ter beklagzitting door de directeur niet weersproken en zal mede daarom door de beklagcommissie gegrond worden verklaard.

Gelet op het bovenoverwogene acht de beklagcommissie geen termen aanwezig om te bepalen dat aan klager een tegemoetkoming zal dienen te worden verstrekt.

Met betrekking tot het ter beklagzitting gedane verzoek tot schorsing als omschreven in artikel 66 van de Penitentiaire beginselenwet is de beklagcommissie van oordeel dat de bevoegdheid tot schorsing exclusief is voorgeschreven aan de voorzitter van de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Klager zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in dit verzoek.

BESLISSING

De beklagcommissie verklaart de klachten gegrond en bepaalt ten aanzien van de klacht met nummer [..], onder vernietiging van de beslissing van de directeur van 24 februari 2014, dat de directeur binnen twee weken –met inachtneming van deze uitspraak- een nieuwe beslissing zal nemen.

De beklagcommissie bepaalt dat ten aanzien van de klacht met het nummer [..] aan klager geen tegemoetkoming dient te worden verstrekt.

De beklagcommissie verklaart klager niet-ontvankelijk in het ter beklagzitting gedane verzoek als bedoeld in artikel 66 van de Penitentiaire beginselenwet.

Aldus gedaan te [..] door mr. drs [..], voorzitter, [..] en [..], leden, bijgestaan door [..], secretaris.