Uitgewerkte mondelinge uitspraak van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij de […], locatie […]
Jeugdige […] (klager) heeft bij brief van 1 juli 2016, op 11 juli door de secretaris ontvangen, een klaagschrift ingediend met betrekking tot weigeren van verlof.
Stukken
De volgende stukken zijn aan de beklagcommissie overgelegd:
- het klaagschrift van 1 juli 2016;
- rapport maandcommissaris 2 augustus 2016;
- verweerschrift (met bijlagen) van 8 september van mw […], op de klacht van de jeugdige
Mondelinge behandeling
Op 12 september 2016 heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden.
Aanwezig waren:
klager;
mr. […], voorzitter, en mr. […], secretaris;
namens de directie: mw. […].
Standpunten van partijen
Klager heeft zich op het standpunt gesteld dat zijn verlof aanvraag ten onrechte is geweigerd omdat de aanvraag één dag te laat is ingeleverd, terwijl de aanvraag ging over verlof dat meer dan een week later zou plaatsvinden. Bovendien wordt er vaker later getekend. Het is volgens klager selectief weigeren geweest. Klager meent dat er geweigerd is omdat er te weinig personeel aanwezig zou zijn op zijn verlofdag.
De directeur heeft zich in de brief van 8 september en ter zitting op het standpunt gesteld dat het verlof terecht is geweigerd vanwege een late aanvraag. Er is gekozen voor strikte naleving van de regelgeving met betrekking tot de verlofprocedure. Er was geen reden een uitzondering te maken. Bovendien heeft, volgens de directeur, het aanvragen van verlof naast een praktische functie ook een leeraspect. Het leren plannen en overleg leren plegen met de mentor is één van deze aspecten. Klager is bekend met de afspraak dat een verlofinvullingsplan in de week voorafgaand het verlof met de mentor of schaduwmentor besproken en ingeleverd wordt. Daarna wordt het verlofplan binnen het multidisciplinaire team besproken. Klager heeft zijn verlofplan dit keer pas twee dagen voor zijn verlof ingediend, terwijl er voldoende tijd en mogelijkheid voor is geweest. Ter zitting heeft de directeur gesteld dat klager gemiddeld éénmaal per week met begeleid verlof gaat. Klager is op 14 juli weer op verlof geweest, alsook op de daarop volgende weken.
Beoordeling
Artikel 65 Bjj bepaalt dat een jeugdige bij de beklagcommissie beklag kan doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.
Artikel 30, eerste lid, Bjj bepaalt dat de jeugdige die op strafrechtelijke titel in een jeugdinrichting verblijft in de gelegenheid wordt gesteld in het kader van verlof de inrichting te verlaten met een machtiging van de Minister van Justitie. Het verlaten van de inrichting schort de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel niet op. Aan het verlof kunnen bijzondere voorwaarden gesteld worden. Ingevolge het vierde lid kan de directeur het verleende verlof weer intrekken, wanneer blijkt dat de jeugdige een gevaar voor de maatschappij vormt, ingeval dit noodzakelijk is voor de veiligheid van andere personen of goederen of indien de jeugdige een bepaalde voorwaarde niet nakomt.
Ingevolge artikel 30, vijfde lid, van de BJJ, kan Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld met betrekking tot het verlaten van de inrichting bij wijze van verlof. Deze betreffen in elk geval de criteria waaraan een jeugdige moet voldoen om voor het verlof in aanmerking te komen, de bevoegdheid tot en de wijze van verlening, weigering.
Ingevolge artikel 33, eerste lid, Reglement justitiële jeugdinrichtingen kan aan de jeugdige die op strafrechtelijke titel in een inrichting is geplaatst kan planmatig verlof worden verleend. Planmatig verlof wordt verleend in het kader van een verlofplan, dat onderdeel is van het perspectiefplan en dat ten doel heeft de resocialisatie van de jeugdige.
De beklagcommissie stelt voorop dat klager kan worden ontvangen in zijn beklag over het weigeren van verlof. In een uitspraak van beroepscommissie van de RSJ van 15 april 2016, kenmerk 15/4172/JA, is verklaard dat hoewel de wet niet voorziet in de mogelijkheid van opschorting van verlof, opschorting van verlof rechtens hetzelfde gevolg heeft als intrekking van dat verlof als bedoeld in artikel 30, vierde lid, Bjj en is het op die grond daarmee gelijk te stellen.
De beklagcommissie is van oordeel dat uit de stukken en wat ter zitting naar voren is gekomen, blijkt dat klager zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden, die zijn afgesproken met betrekking tot de verlofaanvraag. Klager gaat eenmaal per week met begeleid verlof.
Vast is komen te staan dat klager op de hoogte is van de voorwaarden, maar deze wekelijkse aanvraag niet op tijd heeft ingeleverd en besproken met zijn mentor. Dat klager meent dat hij niet op verlof kon wegens personeelsgebrek is niet aangetoond; daarbij wordt betrokken dat klager op 14 juli en de daaropvolgende weken weer op verlof is geweest. Dat er voorwaarden worden gesteld en klager daar aan wordt gehouden in verband met een leeraspect komt de beklagcommissie niet onredelijk voor en daarom wordt de klacht ongegrond verklaard.
BESLISSING
De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven op 17 oktober 2016 door […] en […].
Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk hiervan is: 16/3189/JA.
De RSJ heeft het beroep ongegrond verklaard en klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag.