KC 2017/038
- Datum uitspraak:
- 10/07/2017
- Artikel:
- 30, vierde lid, BJJ
- Samenvatting:
- Klager beklaagt zich over de tijdelijke intrekking van zijn onbegeleide verlof. Hij stelt er onrecht van zijn beschuldigd dat hij zich in de buurt van lagere scholen ‘ophoudt’. Klager kan via de GPS op zijn telefoon aantonen dat dit niet klopt. Hij heeft er slechts langsgefietst. Wel stopt hij bij een AH in de buurt van een van de scholen, om iets te kopen. Er is geen concrete informatie binnengekomen en klager stelt dat er geen aanleiding is geweest om zijn verlof in te trekken. De directie stelt dat een informant zorgelijke signalen heeft gemeld over de verblijfplekken van klager tijdens zijn onbegeleide verlofmomenten. Hij heeft zich volgens de directie opgehouden bij basisscholen in de regio. Vanwege mogelijke risico’s moest dit worden onderzocht en is klagers onbegeleide verlofstatus tijdelijk ingetrokken. Reeds is het onbegeleide verlof weer opgestart wegens het uitblijven van concrete informatie door de melder en klagers openheid over zijn staan en gaan tijdens onbegeleide verloven. De beklagcommissie is van oordeel dat de directie terecht heeft besloten, voor de duur van het onderzoek het onbegeleide verlof in te trekken met het oog op bescherming van de maatschappij. Hierbij is betrokken dat het besluit is besproken door een gedragskundige met klager en dat de bekende risicofactoren bij het besluit zijn betrokken. Klacht ongegrond.
- Uitspraak:
UITGEWERKTE MONDELINGE UITSPRAAK VAN DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE Rijks Justitiële Jeugdinrichting, locatie […]
De klacht
Jeugdige […] (klager) heeft op 20 juni 2017 een klaagschrift ingediend met betrekking tot een tijdelijke intrekking van zijn onbegeleide verlofstatus.
De stukken
De volgende stukken zijn aan de beklagcommissie overgelegd:
- het klaagschrift van 20 juni 2017;
- verweerschrift (met bijlagen) van 30 juni 2017, ontvangen op 3 juli 2017, van mw. […], Manager […], op de klacht van de jeugdige;
De mondelinge behandeling
Op 10 juli 2017 heeft de mondelinge behandeling van de klacht plaatsgevonden.
Aanwezig waren:- klager;
- mr. […], voorzitter, en mr. […], secretaris;
- namens de directie: […], afdelingshoofd.
Standpunten van partijen
Standpunt van klager
Klager heeft in het klaagschrift gesteld dat zijn verlof op grond van ongefundeerde vermoedens zomaar is stop gezet. Hierdoor liep klager belangrijke dingen mis. Klager heeft ter zitting gesteld dat hij er ten onrechte van was beschuldigd zich in de buurt van lagere scholen ‘op te houden’. Dit klopt niet; klager stelt aangetoond te hebben via de GPS op zijn telefoon, dat hij zich niet heeft opgehouden bij lagere scholen. Hij is daar langsgefietst, maar heeft daar niet gestopt en heeft er niet rondgehangen. Klager fietst veel tijdens zijn onbegeleide verlof en stopt wel bij een AH in de buurt van een van de scholen, om iets te kopen. Klager gaat al anderhalf jaar op verlof. Er heeft zich nog nooit een incident voorgedaan en dit is nu ook niet zo geweest. Er is geen concrete informatie binnengekomen en klager stelt dat er geen aanleiding is geweest om zijn verlof in te trekken.
Standpunt van de directeurNamens de directeur is verwezen naar het verweer en de aanvullende informatie. Hierin staat ondermeer dat een informant zorgelijke signalen heeft gemeld over de verblijfplekken waar klager zich tijdens zijn onbegeleide verlofmoment heeft opgehouden. Klager zou zich tijdens onbegeleide verloven hebben opgehouden bij basisscholen in de regio. Daar dit vanwege mogelijke risico’s onderzocht moest worden is besloten om klagers onbegeleide verlofstatus tijdelijk in te trekken hangende het onderzoek. Op 28 juni is besloten het onbegeleide verlof weer op te starten wegens het uitblijven van concrete informatie door de melder en klagers openheid over zijn staan en gaan tijdens onbegeleide verloven.
Ter zitting is aangegeven, namens de directie, dat de informant bekend is bij de inrichting, maar bang was geworden om nadere informatie te verstrekken. Hierop heeft de inrichting wel gesprekken met de informant gevoerd om hem te overreden toch de benodigde informatie te geven, maar dit is niet gelukt. De eerder gedane melding was serieus genoeg om een onderzoek in te stellen, waardoor het nodig was het onbegeleide verlof tijdelijk in te trekken.
De beoordeling
Artikel 65 Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) bepaalt dat een jeugdige bij de beklagcommissie beklag kan doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing.
In artikel 30, vierde lid, van de BJJ is bepaald dat de directeur het verlof kan intrekken, indien dit noodzakelijk is met het oog op de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de jeugdige voor de veiligheid van anderen dan de jeugdige of de algemene veiligheid van personen of goederen of indien de jeugdige een bepaalde voorwaarde niet nakomt.
De beklagcommissie is van oordeel dat uit de stukken en wat ter zitting naar voren is gekomen, blijkt dat de directie terecht heeft besloten, voor de duur van het onderzoek het onbegeleide verlof in te trekken met het oog op bescherming van de maatschappij. Daarbij is betrokken dat in een brief van 20 juni van de Manager Opvoeding en Behandeling staat dat het besluit is besproken door een gedragskundige met klager en dat de bekende risicofactoren bij het besluit zijn betrokken. De directie heeft de zorg te voorkomen dat er tijdens een verlof iets misgaat. Een melding over het ophouden bij lagere scholen in de regio is serieus genomen en onderzocht. Achteraf was de informatie niet concreet te maken, maar er is wel tijd besteed van de kant van de inrichting de informatie na te trekken. Bij brief van 28 juni is klager geïnformeerd dat het onderzoek was beëindigd en is het onbegeleide verlof weer opgestart. Begrijpelijk is dat klager dit vanuit zijn standpunt als een onterechte intrekking van zijn verlof heeft gezien; maar de inrichting heeft wel besproken met klager dat er risicofactoren zijn bij onbegeleid verlof waar de inrichting, en ook klager, voorzichtig mee moet omgaan.
De beslissing is niet onredelijk en niet in strijd met wet- of regelgeving.
Daarom wordt de klacht ongegrond verklaard.
BESLISSING
De beklagcommissie verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven op 10 juli 2017 door mr. […], voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. […], secretaris.
Er is beroep ingesteld bij de RSJ, het kenmerk hiervan is: 17/3046/JA.
De RSJ heeft het beroep van klager ongegrond verklaard.