KC 2020/009
- Datum uitspraak:
- 25/02/2020
- Artikel:
- 5 jo. 12 Pbw, 8 EVRM en 3 en 9 IVRK
- Samenvatting:
- Klaagster wil dat haar baby bij haar in detentie verblijft. Volgens klaagster heeft de directeur bij de afwijzing onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het kind en is de beslissing niet in overeenstemming met de rechten van ouder en kind. De directeur stelt zich op het standpunt dat het alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk is voor een gedetineerde om samen met haar kind in detentie te verblijven. Daarnaast is niet gebleken dat er geen goede opvangmogelijkheden zijn voor het kind. Zo verblijft het kind samen met zijn zusje bij zijn oma. De beklagcommissie is van oordeel dat de dat de directeur onvoldoende heeft onderbouwd waarom het kind alleen in uitzonderlijke gevallen in detentie kan verblijven. Zo wordt er niet verwezen naar relevante regelgeving dan wel ander beleid. Daarnaast is onvoldoende gemotiveerd waarom de openstaande strafzaak van klaagster plaatsing van haar baby in de weg staat. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en draagt de directeur op om binnen twee weken een beslissing te nemen over de wijze van compensatie voor klaagster.
- Uitspraak:
Uitspraak van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij […]
DE STUKKEN- Een e-mail bericht van mr. […], advocaat te […], gedateerd 5 december 2019, waarin hij namens klaagster klaagt over de nieuwe beslissing van de directie omtrent het uitplaatsen van haar baby.
- Schriftelijke inlichtingen en opmerkingen van de directeur, gedateerd 7 januari 2020, ontvangen d.d. 9 januari 2020, met bijlagen, waarvan de inhoud bij het standpunt van de directeur is weergegeven.
De inhoud van voormelde stukken wordt als hier ingelast beschouwd.
Op 28 januari 2020 was de mondelinge behandeling van het beklag ingepland. Door onvoorziene omstandigheden kan de zitting niet doorgaan.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 februari 2020. Aanwezig waren klaagster, haar raadsman en namens de directie, […] (plv. vestigingsdirecteur) en […] (juridisch medewerker).
Al hetgeen tijdens de zitting naar voren is gebracht en is verklaard, is in deze beschikking zakelijk weergegeven, tenzij anders is vermeld.
STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN HAAR RAADSMAN“Op 25 november 2019 is een besluit genomen waarin het verzoek van mevrouw […], strekkende tot het verblijf van haar zoontje […] (geboren d.d. […]) bij zijn moeder (voornoemde […]) is afgewezen.
Mevrouw […] is het niet eens met voornoemde beslissing en meent dat deze onterecht en op onjuiste gronden is genomen. Dit besluit voldoet ook niet aan hetgeen de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij de penitentiaire inrichting […] op 18 november 2019 heeft besloten.
De plaatsvervangend vestigingsdirecteur, […], heeft klaarblijkelijk niets gedaan met de overwegingen van voornoemde Commissie en (voor zover bekend) ook geen beroep ingesteld tegen voornoemde beslissing van de beklagcommissie. Bovendien is het besluit niet binnen 3 dagen genomen en is er wederom een onjuiste en onzorgvuldige afweging gemaakt welke niet in overeenstemming is met de rechten van ouder en kind. Er wordt met name onvoldoende rekening gehouden met de belangen van het kind.
In dit kader wordt verder nog gewezen op het volgende:
Gedetineerden met kinderen tot 9 maanden[1]
In principe verblijven er geen kinderen bij hun ouder in detentie. De huidige praktijk is echter dat kinderen tot negen maanden bij hun moeder in de inrichting mogen verblijven. Daarvoor zijn speciale moeder-kindcellen ingericht. Deze toestemming wordt verleend ongeacht de vraag of de moeder het kind zelf voedt. Een beperking van deze mogelijkheid is volgens de Memorie van Toelichting niet te rechtvaardigen. Bovenstaande heeft ook betrekking op gedetineerden vaders. In het geval van gedetineerde vaders zou gedacht kunnen worden aan de situatie waarin een vader voor detentie al de verzorging van het kind op zich nam. Dit geval lijkt in de praktijk nog niet te zijn voorgekomen.
Bij een kind ouder dan 9 maanden bestaat het risico dat de detentie schadelijke effecten heeft op de fysieke en verstandelijke ontwikkeling. Daarom is plaatsing in een gesloten setting vanaf die leeftijd in beginsel niet mogelijk. Alleen als er geen andere mogelijkheid tot opvang van de kinderen is, kan de minister van Veiligheid en Justitie inrichtingen of afdelingen aanwijzen waar kinderen onder mogen worden gebracht (art. 12 Pbw). Over de concrete toestemming van de onderbrenging beslist de directeur van de aangewezen inrichting (art. 5 lid 4 Pbw). In de wet is geen maximumleeftijd voor plaatsing neergelegd.
De P.I. in Ter Peel beschikt over een Moeder Met Kindhuis (MMK). Hier kunnen kinderen tot vierjaar bij hun gedetineerde moeder verblijven. Voorwaarde is dat de gedetineerde moeder in aanmerking komt voor plaatsing in een meer open deel van de gevangenis en waarin zij ook periodiek verlof heeft. Het huis staat op het terrein van de P.I. en beschikt over huiselijke voorzieningen en een speelruimte. De kinderen verblijven overdag in een kinderdagverblijf in de regio.
Internationaal kader
Ten eerste is in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) het recht op eerbiediging van privé-familie- en gezinsleven vastgelegd. Dit betekent dat de overheid een verplichting heeft om een gezins- en familieleven mogelijk te maken.
Daarnaast is in artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (hierna: IVRK) neergelegd dat bij alle beslissingen en maatregelen die worden genomen het belang van het kind voorop moet staan. In artikel 9 van het IVRK is vastgelegd dat het kind het recht heeft om niet afgezonderd te worden van zijn ouders, tenzij dat in zijn belang is en de afzondering door een gerechtelijke procedure gebeurt.
Tot slot staan in niet-bindende, gezaghebbende internationale documenten artikelen waarin is vastgelegd dat een gedetineerde recht heeft op het krijgen van bezoek en het onderhouden van contact met familie. Zo benadrukken bijvoorbeeld de artikelen 37 en 92 van de United Nations Minimum Rules of the Treatment of Prisoners dat de gedetineerde de kans moet krijgen contact te leggen met familie en hen te ontmoeten. Toezicht is alleen aanwezig indien dit noodzakelijk wordt geacht.
Op voorhand wordt reeds aangegeven dat mevrouw […] aanspraak wenst te maken op compensatie indien deze beschikking geheel of gedeeltelijk gegrond wordt verklaard door uw Commissie.”
Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag heeft de raadsman gemeld dat hij zich verbaast over de gang van zaken. Begin augustus 2019 is het beklag over het verblijf van […] bij zijn moeder reeds ingediend. Dit beklag is pas op 12 november 2019 door de beklagcommissie behandeld en gegrond verklaard. De beslissing volgde op 18 november 2019 waarbij de directie is opgedragen binnen 3 dagen na dagtekening van de beslissing (op 18 november 2019) een nieuwe beslissing te nemen, waarbij rekening diende te worden gehouden met zeven punten die de directie onvoldoende had gemotiveerd in haar eerste beslissing. Het ligt voor de hand dat de directie, indien men het niet eens is met de beslissing, hiertegen beroep in te stellen. Hij hoort de directeur zeggen dat dit niet is gebeurd. Klaagster kan geen beroep instellen; omdat het beklag gegrond is verklaard kan zij niet in haar beroep worden ontvangen.
In de nieuwe beslissing van de directie heeft de vingerwijzingen van de commissie niet meegenomen. In de beslissing van 25 november 2019 van de directie wordt verwezen naar een telefoongesprek van 19 november 2019 met Veilig Thuis, waarbij klaagster en haar casemanager aanwezig zouden zijn. Tijdens dit telefoongesprek zou zijn gemeld dat de jeugdprofessional heeft aangegeven dat de dochter van klaagster zich positief ontwikkelt. Het is voor de advocaat niet duidelijk dat dit voor […] ook geldt. Hij was twee maanden toen hij zijn moeder moest verlaten. De verzorging door de oma van […] zou goed gaan. De vraag is echter of het jonge kind bij zijn moeder kan verblijven en of zij recht heeft dat het kind bij haar in detentie verblijft.
Hij vindt met klaagster dat zij met een kluitje het riet zijn ingestuurd.
De directeur blijft zich op het standpunt stellen dat het beleid is dat het verblijf van een kind in detentie niet wordt toegestaan, tenzij, terwijl het zou moeten zijn dat het kind bij moeder verblijft, tenzij. De directeur heeft niet aangetoond waarop het beleid is gebaseerd. Niet is gebleken dat er naar de belangen van het kind is gekeken.
Klaagster vult aan dat zij […] sinds zijn vertrek slechts twee keer heeft gezien.
Haar schoonmoeder zorgt voor haar dochtertje en voor […]. Daarnaast heeft ze nog de zorg over een ander kleinkind. Zij heeft begrepen dat het haar schoonmoeder te veel wordt. Jeugdzorg en Veilig Thuis hebben haar daarom vorige maand gebeld, omdat ze […] bij haar zouden willen plaatsen. De casemanager heeft ook regelmatig contact met Jeugdzorg. Haar schoonmoeder wil haar wel bezoeken, maar dat is erg moeilijk. Zij woont verder weg en heeft geen rijbewijs.
Klaagster heeft verder geen netwerk in Nederland. Haar familie woont in […]. Zij weet niet hoelang zij nog gedetineerd zal zijn. De stelling dat klaagster vluchtgevaarlijk zou zijn klopt niet.
Zij stelt dat zij op 19 november 2019 niet met Veilig thuis heeft gesproken over de telefoon. Er is alleen een gesprek geweest over kinderbijslag.
STANDPUNT VAN DE DIRECTEUR
Klaagster klaagt over een afwijzend besluit d.d. 25/11/2019 inzake het verblijf van haar zoontje […] in detentie.
Alleen in uitzonderlijke gevallen is het mogelijk voor een gedetineerde samen met haar kind in detentie te verblijven.
Er is onder andere rekening gehouden met het strafrestant van klaagster. Omdat de ontslagdatum niet bekend is, is het risico aanwezig dat het kind weer uitgeplaatst moet worden wat zeer onwenselijk is.
Er is tevens niet aangetoond dat er geen goede opvangmogelijkheden zijn voor het kind. Betrokkene heeft nog een kind dat elders wordt opgevangen. Het samen verblijven van het kind […] samen met zijn zusje bij zijn Oma verdient de voorkeur en wordt onderschreven door een deskundige jeugd professional.
Conform beleid van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) is het uitgangspunt bij een plaatsing van het kind bij moeder in detentie dat allereerst de ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf en soepel verloop van de rechtsgang van de moeder een absolute voorwaarde om het kind bij de moeder te kunnen laten verblijven in de P.l.
Als daar aan voldaan is geldt onderstaand uitgangspunt:
Kinderen verblijven alleen in uitzonderingssituaties bij hun moeder in een penitentiaire inrichting, dus als er geen andere opties zijn. Wanneer het kind in detentie geboren wordt en de verwachting bestaat dat het kind niet bij de moeder in detentie zal blijven, zal ernaar gestreefd worden zo snel mogelijk een plaatsing buiten de penitentiaire inrichting te realiseren. Daarbij zal conform het kinderrechtenverdrag allereerst gestreefd worden naar plaatsing bij de andere (gezaghebbende) ouder of binnen de familie of netwerk van de ouder(s). (Advies van de Raad voor de Kinderbescherming 1999: “In het algemeen hanteert de Raad het uitgangspunt dat kinderen alleen in uitzonderingssituaties bij hun moeder in detentie verblijven. Wanneer de vader het kind kan verzorgen en dat ook op langere termijn kan blijven doen, moet daaraan de voorkeur worden gegeven. Hetzelfde geldt voor een verblijf in een pleeggezin. Wanneer het kind bij aanvang van de detentie al verblijft bij de vader of in een pleeggezin, dan dient deze situatie niet gewijzigd te worden.”
Het netwerk is beperkt: het gaat om personen in de directe nabijheid van het kind. Voor een netwerkonderzoek dient de moeder toestemming te geven. Daarna volgt een aanmelding bij het wijkteam. Als de moeder hier niet aan meewerkt, kan geen toestemming worden verleend om het kind bij de moeder in detentie te laten verblijven).
Gezien voornoemde belangenafweging is in alle redelijkheid besloten geen gehoor aan het verzoek te geven het kind in detentie bij klaagster te laten verblijven. Verzocht wordt het beklag ongegrond te verklaren.
Tijdens de mondelinge behandeling van het beklag meldt de directeur dat er geen hoger beroep is ingesteld tegen de eerder beslissing van de beklagcommissie. Het gaat haar om de inhoud, niet om verdere juridisering van de klacht van klaagster.
Primair stelt zij zich op het standpunt dat alleen in uitzonderlijke gevallen een gedetineerde met haar kind in de P.I. kan verblijven. Er is geen beleid vastgesteld; per situatie wordt een beslissing genomen. Naar aanleiding van twee klachten is nu beleid in voorbereiding.
Voordat een beslissing wordt genomen over het verblijf van een baby in de inrichting wordt informatie ingewonnen bij andere ketenpartners. Daarbij is uitgegaan van het uitgangspunt geen kinderen in detentie, tenzij. Er is geen einddatum van de detentie bekend. Het is niet goed voor een kind om dan een periode bij de moeder te zijn, om dan alsnog te worden uitgeplaatst, zeker als er een alternatief binnen de familie aanwezig is. Aangetoond is dat ook heel jonge kinderen detentieschade kunnen oplopen. […]heeft zich nu al snel kunnen hechten aan de schoonmoeder.
Zij blijft bij haar standpunt zoals is beschreven in het schriftelijke verweer.
Mocht de beklagcommissie het beklag gegrond verklaren dan moet worden nagedacht over de mogelijkheden tot compensatie. Het is niet mogelijk dat klaagster gebruik kan maken van het logeerhuis omdat zij niet aan de voorwaarden voldoet. Het is nu ook niet duidelijk of er meer bezoekmomenten zouden kunnen zijn.
Op de vraag van de voorzitter waarom de beslissing pas op 25 november 2019 op schrift is gesteld en op 2 december 2019 is uitgereikt kon de directeur geen antwoord geven.
BEOORDELING
De beklagcommissie verwijst allereerst naar de overwegingen van haar beslissing van 18 november 2019 in het beklag bekend onder nummer […].
In deze beslissing is bepaald dat de directie binnen drie dagen na dagtekening een nieuwe beslissing diende te nemen, met inachtneming van de overwegingen van de beklagcommissie.
De uitspraak was gedagtekend op 18 november 2019 en verzonden op 19 november 2019.
Uit het verweer blijkt dat klaagster op 19 november 2019 is medegedeeld dat er geen dringende noodzaak was om […] op te nemen in de P.I. […], omdat er opvang buiten is. […] zou zich veilig voelen bij zijn oma, waar ook zijn zusje verblijft. Volgens de jeugd professional ontwikkelt de dochter zich goed en geldt de verwachting dat dit ook voor […] zou gelden. Veilig thuis adviseert dan ook om […] niet onder te brengen in de P.I. […].
Dit advies heeft niet geleid tot een beslissing van de directie op uiterlijk 21 november 2019, althans uit de stukken blijkt dat op 25 november 2019 een schriftelijke beslissing is opgesteld. Hiermee is niet voldaan aan de opdracht zoals is gegeven door de beklagcommissie.
Evenmin is voldaan aan een onverwijlde uitreiking van deze beslissing aan klaagster. Uit de overlegde beslissing blijkt immers dat deze op 2 december 2019 is uitgereikt aan klaagster. De commissie is dan ook van oordeel dat het beklag formeel gegrond dient te worden verklaard.
Gelet op de grote belangen van klaagster en de langere onzekerheid waarin zij heeft verkeerd is de beklagcommissie van oordeel dat klaagster een tegemoetkoming toekomt in verband met dit gebrek van € 10.--.
Inhoudelijk overweegt de beklagcommissie het volgende.
De beklagcommissie merkt op dat de directie weliswaar de beslissing op het verzoek van klaagster om […]bij zich te plaatsen iets uitgebreider heeft gemotiveerd dan de eerste beslissing, maar dat op diverse punten geen rekening is gehouden met hetgeen door de beklagcommissie is overwogen.
Allereerst stelt de beklagcommissie vast dat de directie geen beroep heeft aangetekend bij de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) tegen de eerdere beslissing van de beklagcommissie. Dit betekent dat het juridisch toetsingskader zoals uiteengezet in de eerdere beslissing onverkort aan de orde is bij de beoordeling van de onderhavige klacht.
Voorts constateert de commissie dat de motivering van de Directie dat een kind slechts bij uitzondering bij de moeder in detentie kan verblijven niet voldoende is onderbouwd, immers de door de beklagcommissie aangevoerde overwegingen zijn niet alle terug te vinden in de nieuwe beslissing. Er is niet verwezen naar de wet, beleidsregels of (huis)regels die dit zouden bepalen. Uit het gevoerde verweer blijkt dat er ten aanzien van het verblijf van een kind in detentie geen beleidsstukken aanwezig zijn anders dan de beleidsnota KIDS van maart 2016. In deze beleidsnota komt naar voren dat een kind gedurende 6 en onder omstandigheden 9 maanden bij de moeder in detentie kan verblijven. De beklagcommissie is niet duidelijk geworden waarom dat in dit geval niet mogelijk is. De enkele verwijzing naar een nog niet bekende einddatum in verband met een nog openstaande strafzaak is naar het oordeel van de beklagcommissie niet voldoende. Immers niet is vast te stellen dat dit als grond geldt om een baby niet bij de moeder te laten verblijven in de P.I.
Uit het dossier blijkt dat kennelijk voorondersteld wordt dat deze situatie waarin klaagster een straf uitzit en nog in een geschorste voorlopige hechtenis van een lopende strafzaak verblijft, in de weg staat aan een plaatsing van de baby bij de moeder. Deze vooronderstelling is evenmin gemotiveerd door de Directie.
Uit het D&R plan van 7 januari 2020 blijkt dat einddatum van de huidige detentie is vastgesteld op […]. De voorlopige hechtenis is door de rechter-commissaris in strafzaken bij de Rechtbank […] op 21 juni 2019 geschorst om de opgelegde straf door het Gerechtshof […] met parketnummer […] uit te zitten en enkel voor deze straf. Het is de beklagcommissie niet bekend of klaagster al dan niet zal worden berecht voor de nog openstaande strafzaak vóór 20 juni 2020. De commissie overweegt dat indien er nog geen strafvonnis is gewezen op deze datum, klaagster op basis van dit bevel de strafzaak buiten detentie kan afwachten. De commissie is dan ook van oordeel dat de stelling van de directie dat er geen einddatum bekend is niet klopt. Wel bestaat de mogelijkheid dat klaagster alsnog een straf opgelegd krijgt, maar zolang er geen datum bekend is waarop klaagster zich moet verantwoorden voor de rechter, kan hier nu geen rekening mee worden gehouden.
De commissie overweegt voorts dat de omstandigheid dat een ouder kind van klaagster elders verbleef, niet maakt dat ervan uitgegaan moet worden dat baby […] ook elders zou moeten verblijven. […] is enkele maanden oud en juist dan is het belang van een verblijf bij zijn moeder – die […] voor de geboorte negen maanden lang bij zich heeft gedragen – groot. Dit ook met het oog op het belang van een goede hechting tussen moeder en kind. Nu wordt gesteld dat […] zich goed voelt bij oma en dat de verwachting is dat hij zich goed zal ontwikkelen, gelet op de ontwikkeling van zijn zusje. De directie heeft onvoldoende onderbouwd waarop deze veronderstellingen zijn gebaseerd.
Algemeen bekend is dat er in beginsel hechtingsproblematiek ontstaat wanneer een zeer jong kind gescheiden wordt van moeder. Dit komt ook naar voren uit de Beleidsnota. De Directie heeft in het besluit en in het verweer dat gevoerd werd, geen enkele rechtvaardiging gegeven voor de inbreuk die in dit kader gemaakt wordt door moeder en kind van elkaar te scheiden.
In de Beleidsnota staat vermeld dat er een belangenafweging gemaakt moet worden tussen de schade ten gevolge van hechtingsproblematiek en het goed laten verlopen van een detentietraject. De directie verwijst in haar verweer naar een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming uit 1999. Inmiddels zijn er twee decennia voorbijgegaan. Het had op de weg van de directie gelegen een recenter rapport over detentieschade naar voren te brengen.
Zelfs wanneer er vanuit zou worden gegaan dat de baby korter mag verblijven bij klaagster dan dat de detentie van klaagster duurt, is nog niet gemotiveerd door de Directie waarom dit kortere verblijf van de baby bij klaagster niet mogelijk gemaakt wordt.
Daarnaast heeft de beklagcommissie begrepen van de Directie dat het wel mogelijk is om kinderen langer dan 6 tot 9 maanden bij een moeder in detentie te houden, maar dat dit slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk zou zijn. De beklagcommissie is niet duidelijk waaruit blijkt dat dit slechts bij uitzondering mogelijk is en evenmin heeft de Directie onderbouwd waarom klaagster en haar baby hier niet voor in aanmerking zouden kunnen komen.
Kennelijk is vluchtgevaar geen reden meer om […] niet bij zijn moeder te laten verblijven.
Volgens de Directie is plaatsing van een baby bij een gedetineerde moeder alleen bij wijze van uitzondering gelet op het belang van het kind mogelijk. Niet valt in te zien dat indien de Directie het belang van het kind betrekt bij haar beslissing het niet als uitgangspunt heeft te gelden dat een kind van deze leeftijd bij de moeder verblijft. Het Verdrag inzake de Rechten van het Kind maar ook het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie schrijven voor dat als de autoriteiten van de lidstaten een beslissing nemen die (mede) betrekking heeft op kinderen, het belang van het kind steeds een eerste overweging moet zijn. De beklagcommissie overweegt dat de Directie weliswaar belast is, met in dit geval, het ordentelijk laten verlopen van de detentie van klaagster. Nu deze beslissing echter direct de rechten van […] als haar kind raken dient de Directie deze rechten – kenbaar – te betrekken bij de motivering van deze beslissing. Dat heeft de Directie nagelaten.
Tevens heeft te gelden dat het recht op familieleven als bedoeld in de zin van artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens weliswaar in beginsel kan worden beperkt in het geval van een rechtmatige detentie. Te denken valt bijvoorbeeld aan het niet kunnen garanderen van de veiligheid van het kind of andere gedetineerden of het niet beschikbaar zijn van adequate voorzieningen en zorg die passen bij de leeftijd van het kind. De Directie heeft zich hier echter geen rekenschap van gegeven, althans zulks blijkt niet uit het besluit en evenmin uit het gevoerde verweer. Ook hiervoor heeft overigens te gelden dat op de Directie een inspanningsverplichting rust om de rechten van het kind en de rechten van moeder zoveel mogelijk te waarborgen. De stelling dat alleen bij wijze van uitzondering een kind van de leeftijd van […] bij moeder kan verblijven is dus, daargelaten dat het voor de beklagcommissie onduidelijk is of dit uitgangspunt is neergelegd in de wet, lagere regelgeving, beleid of de huisregels, in strijd met internationale verplichtingen waar ook de Directie van een Penitentiaire Inrichting aan gehouden is.
De beklagcommissie is derhalve van mening dat het besluit onvoldoende zorgvuldig tot stand is gekomen en niet voldoet aan de motiveringsvereisten. Het klaagschrift wordt dan ook gegrond verklaard.
Inmiddels is […] 10 maanden oud.
De gevolgen van de beslissing kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt. Een geldelijke vergoeding kan, zoals besproken ter zitting, de geleden schade niet compenseren. De commissie is daarom van oordeel dat klaagster op een andere wijze dient te worden gecompenseerd. Zij geeft de directie in overweging extra bezoektijd met [zoontje] in te plannen. De commissie kan dit niet bij wijze van compensatie opleggen omdat de beklagcommissie niet kan overzien op welke wijze hieraan uitvoering kan worden gegeven. Ter zitting heeft de directeur verklaard te willen bezien welke mogelijkheden tot compensatie er zijn vooral het geval dat de klacht gegrond zou worden verklaard. De commissie draagt de directie op met klaagster en haar raadsman in overleg te gaan over een redelijke compensatie en de beklagcommissie het resultaat hiervan mede te delen.
BESLISSINGDe beklagcommissie:
- verklaart het beklag van klaagster gericht tegen de afwijzing van het verzoek van klaagster om haar baby […] bij zich te mogen laten verblijven in detentie formeel en inhoudelijk gegrond;
- draagt de Directie op om binnen een termijn van twee weken na dagtekening van deze beslissing een beslissing te nemen over de wijze waarop klaagster wordt gecompenseerd en deze beslissing ter kennisname door te zenden aan de beklagcommissie;
- stelt een tegemoetkoming vast van € 10,-- in verband met de formele gebreken.
Aldus beslist door de beklagcommissie: […], voorzitter, […] en […], leden, in tegenwoordigheid van […], secretaris.
[1] Bron: https://www.commissievantoezicht.nl/dossiers/contact-ouder-en-kind/contact-ouder-en-kind/