KC 2021/019
- Datum uitspraak:
- 19/02/2021
- Artikel:
- 22 Rspog, Circulaire GVM
- Samenvatting:
- Klager heeft het risicoprofiel verhoogd en staat daarom vermeld op de GVM-lijst. Klager heeft verzocht om individueel bezoek in een aparte ruimte te ontvangen. De directeur heeft dit geweigerd en tegen deze beslissing heeft klager beklag ingediend. De directeur heeft gesteld dat er geen indicatie was bij klager om over te gaan tot deze maatregel. De beklagrechter is echter van oordeel dat de directeur, in het licht van alle feiten en omstandigheden, deze beslissing onvoldoende heeft onderbouwd. Het beklag is daarom gegrond verklaard. Klager heeft ervoor gekozen om geen bezoek te ontvangen in de reguliere bezoekzaal omdat hij dit te risicovol vond. Hierdoor heeft klager de periode dat hij in PI Nieuwegein verbleef, geen bezoek ontvangen. De beklagrechter kent aan klager een tegemoetkoming toe van €150,-.
- Uitspraak:
UITSPRAAK VAN DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ PENITENTIAIRE INRICHTING NIEUWEGEIN
De beklagrechter heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:
[…], verder te noemen klager en op dit moment verblijvende PI Leeuwarden.
Het klaagschrift is gericht tegen de weigering om klager zijn bezoek in een spreekkamer te laten plaatsvinden. Klager wordt in deze procedure bijgestaan door dhr. mr. R.I. Kool.
In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagrechter kennisgenomen van de volgende informatie:- Klaagschrift van 9 juli 2019, diezelfde dag binnengekomen bij het secretariaat;
- Verweerschrift van de directeur van 10 december 2019, binnengekomen bij het secretariaat op 12 december 2019;
- Het proces-verbaal van rogatoir verhoor van 20 februari 2020 van de Commissie van Toezicht bij PI Zutphen;
- Schriftelijke reactie van de directeur van 15, 16 en 18 februari 2021 inclusief de hieronder genoemde bijlagen;
- Beschikking GVM-maatregelen van PI Alphen aan den Rijn van 1 november 2018;
- Selectieadvies van PI Alphen aan den Rijn van 24 april 2019;
- Beschikking GVM-maatregelen van PI Nieuwegein van 2 mei 2019;
- Selectieadvies van PI Nieuwegein van 31 juli 2019;
- Selectiebeslissing van 31 juli 2019.
De beklagrechter zal op grond van artikel 62, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) als alleensprekend beklagrechter het klaagschrift afdoen. De beklagrechter acht zich daarnaast op basis van de stukken voldoende geïnformeerd. Er zal op grond van artikel 64, eerste lid, van de Pbw geen mondelinge behandeling plaatsvinden. Hoewel de wet hieraan geen gevolgen verbindt, wenst de beklagrechter op te merken dat deze uitspraak uitzonderlijk lang op zich heeft laten wachten. Dit heeft grotendeels te maken met het feit dat het proces-verbaal van rogatoir verhoor niet is opgestuurd of na het versturen in het ongerede is geraakt, de precieze oorzaak is onduidelijk gebleven.
Het standpunt van klager
Namens klager geeft de advocaat aan dat klager een verzoek heeft gedaan tot het ontvangen van bezoek in een spreekkamer in plaats van in de reguliere bezoekzaal. Klager is een aantal jaren geleden overgeplaatst van Pointe Blanche te Sint Maarten naar een penitentiaire inrichting in Nederland. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat klager op Sint-Maarten met zijn leven werd bedreigd. Er zou ‘een prijs op zijn hoofd zijn gezet‘. Om deze reden heeft klager sinds zijn aankomst in Nederland een GVM-status (gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico) en worden hem in dat kader maatregelen opgelegd waarbij geprobeerd wordt om de veiligheid van klager te garanderen. Zo wordt klager met het BOT (Bijzonder Ondersteuningsteam) van de Dienst Vervoer & Ondersteuning vervoerd. In de vorige inrichtingen waar klager verbleef is hem telkens toegestaan zijn bezoek in de spreekkamers voor ambtelijk bezoek te ontvangen. Het risico op ongewenste confrontaties tussen andere bezoekers en klager kon hierdoor worden uitgesloten. Bij de bezoekerszaal kan de veiligheid niet worden gegarandeerd. Bovendien kan van klager niet worden gevergd dat hij zijn eigen veiligheid (en die van zijn bezoeker) op het spel zet door plaats te nemen in de reguliere bezoekzaal. Door klager niet toe te staan op een afgescheiden plek in de inrichting bezoek te ontvangen wordt geen veilige situatie gecreëerd waarbij klager bezoek kan ontvangen. Hierdoor wordt het hem feitelijk onmogelijk gemaakt om zijn recht op bezoek te effectueren. Dit is een ontoelaatbare inbreuk op artikel 38, eerste lid, van de Pbw. Op grond van de jurisprudentie van de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) dient het bezoekrecht effectief te zijn. Hiervan is in dit geval geen sprake. De inrichting stelt klager voor de onmogelijk keuze om een afweging te maken tussen zijn eigen veiligheid en het genieten van bezoek. Enig alternatief is door de inrichting niet aangeboden. Verzocht wordt het beklag gegrond te verklaren, de directie opdracht te geven een nieuwe beslissing te nemen en klager een tegemoetkoming toe te kennen voor de tijd dat hij geen bezoek heeft kunnen ontvangen.
Tijdens het rogatoir verhoor geeft klager aan dat een reiniger uit PI Nieuwegein naast hem woont. Hij bedreigde klager en wilde ervoor zorgen dat er iets met mij of mijn familie zou gebeuren. Daarom werd hij naar een andere afdeling verplaatst. Klager heeft toen gezegd dat hij naar een andere inrichting overgeplaatst wilde worden. Zijn familie werd ook bedreigd en konden daarom in PI Nieuwegein niet op bezoek komen. Klager moest zijn bezoek ontvangen in de reguliere bezoekzaal. Ook de spreekkamer was te gevaarlijk omdat daar naar binnen gekeken kon worden. Klager moest ook naar de arbeid terwijl hij zich niet veilig voelde. Hij heeft daar ook rapporten voor gekregen. Klager voelde zich in PI Nieuwegein niet goed beschermd, er werd niet naar hem geluisterd. Op enig moment werd gezegd dat hij gelijk had en werd hij overgeplaatst naar een andere afdeling. De inrichting heeft hem in gevaar gebracht. Klager heeft bijna en jaar lang geen bezoek ontvangen. Door de bedreigingen is zijn bezoek bang en wilde niemand langskomen.
De advocaat betwist dat klager de status ‘verhoogd‘ zou hebben in plaats van ‘hoog‘. Tijdens de verblijven in PI Sittard en Alphen aan den Rijn werd het klager steeds toegestaan om bezoek te ontvangen in een aparte ruimte. Als zijn status ‘verhoogd‘ zou zijn, dan zou het bezoek in de reguliere bezoekzaal hebben plaatsgevonden. Ook het vervoer door het BOT is gebruikelijk voor de categorie ‘hoog‘. De inrichting heeft het voor klager onmogelijk gemaakt om bezoek te ontvangen. Van de directie mag verwacht worden dat er contact wordt opgenomen met het GRIP om na te gaan of de dreiging die klager aankaart, juist is. Dit had ook gemoeten op grond van de Circulaire beleid gedetineerden met een vlucht-/maatschappelijk risico (hierna: de Circulaire).
Het standpunt van de directie
De directeur geeft aan dat klager op de GVM-lijst is geplaatst met een verhoogde status in verband met liquidatiegevaar. In de Circulaire van 24 juli 2018 is ten aanzien van de status verhoogd opgenomen dat het toezicht in beginsel wordt uitgevoerd op grond van bijlage II. In bijlage II is opgenomen dat gedetineerden met deze status gemeenschappelijk bezoek ontvangen. Dat betekent dat een gedetineerde met deze status bezoek kan ontvangen in de reguliere bezoekzaal. Er is derhalve geen recht op individueel bezoek met toezicht. Daarnaast blijkt uit navraag bij het hoofd veiligheid dat bij klager geen noodzakelijk belang bestaat om af te wijken van de Circulaire. Dat klager in de vorige inrichting wel bezoek kreeg in een aparte ruimte, is een individuele beslissing waar klager geen rechten aan kan ontlenen. Klager wordt niet geschonden in zijn recht op bezoek op grond van artikel 38 van de Pbw. Klager kon het recht uitoefenen, maar heeft op grond van eigen keuzes de afweging gemaakt om daar geen gebruik van te maken. De beslissing acht de directeur niet onredelijk of onbillijk. Verzocht wordt het beklag ongegrond te verklaren.
Beoordeling
Klager heeft conform artikel 60 van de Pbw tijdig beklag ingediend tegen een door of namens de directeur genomen beslissing. Hij kan daarom worden ontvangen in zijn beklag.
Op grond van artikel 22 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (Rspog) stelt de selectiefunctionaris het risicoprofiel van een gedetineerde vast. In beginsel heeft een gedetineerde het risicoprofiel ‘normaal‘. Op basis van:- de kenmerken en achtergronden van het delict waarvan de gedetineerde wordt verdacht of waarvoor hij is veroordeeld;
- de gegevens over een eventuele eerdere detentie in binnen- dan wel buitenland, en
- eventueel overige beschikbare informatie waaronder de bevindingen van het meldpunt-GRIP na analyse van beschikbare gegevens omtrent de gedetineerde,
kan er aanleiding zijn om een gedetineerde een afwijkend risicoprofiel te geven. Hiertoe zijn er, genoemd van minst risicovol naar meest risicovol de profielen: verhoogd, hoog en extreem. Gedetineerden die een van deze risicoprofielen toegekend hebben gekregen, worden geplaatst op de GVM-lijst. Aan gedetineerden die op deze lijst staan kunnen extra maatregelen worden opgelegd door de directeur van de PI waarin zij verblijven.
Op grond van de Circulaire is het opleggen van de maatregelen naar aanleiding van de plaatsing op de GVM-lijst ter beoordeling van de directeur. Ook het uitvoeren en het toezicht op de maatregelen en valt onder de verantwoordelijkheid van de directeur. Tot slot is de beoordeling van de noodzaak tot en de bepaling van verdere beperkende maatregelen de verantwoordelijkheid van de directeur.
De beklagrechter stelt vast dat klager op 25 april 2019 is overgeplaatst van PI Alphen aan den Rijn naar PI Nieuwegein. Klager heeft in PI Nieuwegein verzocht om bezoek te ontvangen in een aparte ruimte en niet in de reguliere bezoekzaal in verband met zijn eigen veiligheid. De directeur van PI Nieuwegein heeft dit verzoek afgewezen. De vraag is of de directeur van PI Nieuwegein in redelijkheid tot deze beslissing had kunnen komen.
De beklagrechter stelt vast dat klager het risicoprofiel ‘verhoogd‘ heeft en geplaatst is op de GVM-lijst. De reden voor dit risicoprofiel is gelegen in een drietal indicaties namelijk criminele organisatie, liquidatiegevaar en mediagevoeligheid. Klager is op 27 oktober 2014 overgeplaatst van de gevangenis van Pointe Blanche op Sint Maarten naar Nederland op grond van de Onderlinge Regeling Detentiecapaciteit (ORD)[1] op grond van dringende redenen van veiligheid. De veiligheid van klager was in detentie op Sint Maarten niet langer te waarborgen doordat er sprake is van liquidatiegevaar richting klager. Daarnaast ging ook van klager zelf een risico uit. Klager is betrokken bij een bendeoorlog tussen twee rivaliserende bendes. Tussen deze twee bendes heeft in 2011 een confrontatie plaatsgevonden op straat waarbij vijf doden zijn gevallen en ook omstanders gewond zijn geraakt. Klager was één van de schutters. Op 11 september 2014 heeft klager in Pointe Blanche geprobeerd om de vermeende leider van één van deze bendes om het leven te brengen met een vuurwapen. Als represaille is klager aangevallen met onder meer kapmessen welke aanval hij heeft overleefd. Naar aanleiding van deze gebeurtenissen is klager overgeplaatst naar Nederland.
Ook in detentie in Nederland blijkt er een reële dreiging uit te gaan richting het leven van klager. Klager is in september 2016 al eens overgeplaatst van PI Leeuwarden naar PI Sittard omdat hij was aangevallen door een medegedetineerde. De reden voor overplaatsing van PI Alphen aan den Rijn naar PI Nieuwegein was een incident dat heeft geleid tot oplegging van een ordemaatregel aan klager in verband met zijn veiligheid. De directeur van PI Alphen aan den Rijn heeft tijdens het hoorgesprek geconstateerd dat klager verwond was aan zijn oog, maar klager wilde niets verklaren over het voorval. Klager is hierop in verband met veiligheidsredenen met spoed overgeplaatst naar PI Nieuwegein.
De beklagrechter overweegt dat in de Circulaire bij de status ‘verhoogd‘ individueel bezoek niet als maatregel is opgenomen. Vermeld is gemeenschappelijk bezoek en advies opvragen bij het GRIP omtrent het bezoek. Uit de Circulaire blijkt echter ook dat de beoordeling van de noodzaak tot en de bepaling van verdere beperkende maatregelen ter beoordeling van de directeur is.
Uit de GVM-beschikking van PI Alphen aan den Rijn blijkt dat klager in deze inrichting, dus tot het moment dat hij werd overgeplaatst, individueel bezoek onder toezicht ontving. Klager wenste de maatregel van individueel bezoek voort te zetten in PI Nieuwegein omdat hij zowel vreest voor zijn eigen veiligheid als de veiligheid van zijn bezoekers. In het selectieadvies van 24 april 2019 dat ten grondslag lag aan de overplaatsing naar PI Nieuwegein is in rapportage van het personeel te lezen dat klager vreest voor de veiligheid van zijn vriendin en dat dit soms leidt tot paniek bij hem. De directeur van PI Nieuwegein heeft het verzoek tot individueel bezoek afgewezen omdat er geen indicatie zou zijn om af te wijken van de maatregelen zoals vermeld in de Circulaire. Waarom die indicatie er niet was en welke afweging daarin is gemaakt, is niet duidelijk geworden. Gelet op de hierboven geschetste achtergrond van feiten en omstandigheden en het feit dat klager in verband met een concrete dreiging in PI Alphen aan den Rijn is overgeplaatst naar PI Nieuwegein en hij in die inrichting wel individueel bezoek ontving, is de beklagrechter van oordeel dat de beslissing tot weigering van het individuele bezoek onvoldoende is onderbouwd. De beslissing van de directeur is onredelijk en onbillijk en het beklag zal daarom gegrond worden verklaard.
De gevolgen van de bestreden beslissing kunnen niet meer ongedaan worden gemaakt. De beklagrechter acht daarom een tegemoetkoming op zijn plaats. Klager zag geen andere mogelijkheid dan geen bezoek te ontvangen omdat dit enkel in de reguliere bezoekzaal werd toegestaan. Klager is uiteindelijk op 31 juli 2019 alweer overgeplaatst naar een andere inrichting, omdat de afdelingsreiniger de opdracht had gekregen om klager iets aan te doen door middel van voedselvergiftiging. Klager heeft tijdens zijn gehele verblijf in PI Nieuwegein, een periode van drie maanden, geen relationeel bezoek ontvangen. De beklagrechter zal de tegemoetkoming vaststellen op €150,-.
BESLISSING
De beklagrechter:
- verklaart het beklag gegrond;
- kent aan klager een tegemoetkoming toe van €150,-.
Deze uitspraak is gedaan op 19 februari 2021 door mw. mr. N.A. Korthals, beklagrechter, bijgestaan door mw. mr. A. Knol, secretaris.
Zowel klager als de directeur hebben beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De RSJ heeft het beroep van klager, bekend onder het kenmerk 21/20194/GA, ongegrond verklaard en het beroep van de directeur, bekend onder het kenmerk 21/20046/GA, gegrond verklaard voor wat betreft de hoogte van de tegemoetkoming. De tegemoetkoming wordt vastgesteld op € 80,-. De uitspraak is niet gepubliceerd.
[1] Onderlinge regeling als bedoeld in artikel 38, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden regelende de samenwerking tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten op het gebied van de onderlinge beschikbaarstelling van detentiecapaciteit op medische gronden of in verband met dringende redenen van veiligheid.