KC 2021/034
- Datum uitspraak:
- 24/03/2021
- Artikel:
- 1, 3 RSPOG
- Samenvatting:
- Klager beklaagt zich over de beslissing van de directeur tot afwijzing van een verzoek tot plaatsing in het plusprogramma. Klager is gedetineerd op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT). Dit is een afdeling met een regime van beperkte gemeenschap waarop artikel 1 lid d RSPOG van toepassing is. Op grond van artikel 3 RSPOG komt een gedetineerde in aanmerking voor plaatsing in het plusprogramma. De directie stelt zich op het standpunt dat op de AIT een basisregime wordt gehanteerd. De AIT is kleinschalig, er is sprake van intensief toezicht, een grotere personele bezetting en het strak handhaven van regels en afspraken. Er is geen sprake van een plusprogramma omdat er geen representatieve toetsingsmogelijkheid is zoals bedoeld in het toetsingskader “stimuleren en ontmoedigen”. De beklagcommissie is van oordeel dat nu de PI Leeuwarden niet is aangewezen als een uitgebreid beveiligde inrichting en evenmin een afdeling in de PI als zodanig is aangewezen, de RSPOG van toepassing is op alle afdelingen in de PI Leeuwarden, inclusief de AIT. De beklagcommissie heeft begrip voor de positie van de directeur maar de beklagcommissie heeft te oordelen over de toepasselijkheid van de RSPOG-regeling op klager en de juiste toepassing daarvan. De beklagcommissie is van oordeel dat de RSPOG-regeling op klager van toepassing is, en dat een juiste toepassing daarvan mee brengt dat aan die toepasselijkheid ook daadwerkelijk inhoud wordt gegeven. De klachten worden gegrond verklaard. Omdat klager heeft aangegeven een principiële uitspraak te wensen, wordt geen tegemoetkoming toegekend.
- Uitspraak:
Beslissing van de beklagcommissie uit de Commissie van Toezicht bij bovenvermelde inrichting op de ingekomen klaagschriften van:
Dhr. […] (verder te noemen klager), verblijvende in de P.I. Leeuwarden.
Procesgang
Op 22 december 2020 is bij de secretaris van de Commissie van Toezicht het namens klager door mr. ingediende klaagschrift binnengekomen. Op 29 december 2020 is het door klager ingediende klaagschrift binnengekomen.
Op 6 januari 2021 heeft mr. aanvullende stukken voor het klaagschrift met klachtnummer LW-2020-740, ingediend.
Op 11 januari 2021 en 3 maart 2021 zijn de schriftelijke reacties, met bijlagen, van de inrichting binnengekomen.
Op 19 maart 2021 zijn de klachten behandeld ter zitting. Klager werd ter zitting bijgestaan door mr. Als vertegenwoordiger van de directie is dhr. gehoord.
De klacht
Klager beklaagt zich over de beslissing van de directeur d.d. 22 december 2020, waarbij een verzoek tot plaatsing in het plusprogramma is afgewezen. Door de advocaat van klager wordt gesteld dat de directeur nagelaten heeft om te voldoen aan de beslissing van de beklagcommissie van 4 december 2020, waarbij de directeur is opgedragen binnen 14 dagen een nieuwe beslissing te nemen omtrent het al dan niet promoveren van klager. Inhoudelijk stelt de advocaat dat klager meerdere GVM-toezichtmaatregelen zijn opgelegd en dat hij gedetineerd is op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT). Dit is een afdeling met een regime van beperkte gemeenschap waarop het bepaalde in artikel 1 lid d van de RSPOG van toepassing is. Op grond van artikel 3 van de RSPOG komt een gedetineerde in aanmerking voor plaatsing in het plusprogramma indien hij gedurende een periode van zes weken, het omschreven, gewenste gedrag heeft laten zien. Klager heeft gedurende een langere periode dan de voorgeschreven zes weken het gewenste gedrag laten zien, wat door het afdelingshoofd en de directeur recent aan hem is bevestigd. De directeur heeft in zijn afwijzing van 22 december 2020 gesteld dat klager vanwege herhaaldelijk ongewenst gedrag is geplaatst op de AIT. Door klager wordt betwist dat zijn gedrag in detentie aanleiding is geweest voor zijn plaatsing op de AIT. Klager is vanuit de EBI te Vught eerst geplaatst op een reguliere afdeling in de PI Roermond. De afdeling in de PI Roermond werd als te groot ervaren voor de handhaving van de GVM-toezichtmaatregelen. Ook klager gaf de voorkeur aan een kleinere afdeling. Klager is vervolgens geplaatst op de AIT in de PI Leeuwarden. Klager heeft ook niet de wens op geplaatst te worden op een andere afdeling dan de AIT. Klager verzoekt om een langer verblijf op de AIT met meer interne vrijheden, behorende bij het plusprogramma. Door klager wordt gesteld dat hem wel toezeggingen zijn gedaan maar dat daar geen gevolg aan wordt gegeven. De advocaat van klager verzoekt de beklagcommissie klager te compenseren en een beslissing te nemen die in de plaats treedt van de beslissing van de directeur nu de directeur zich niet gehouden heeft aan de termijn die door de beklagcommissie in haar vorige beschikking is genoemd.
Het standpunt van de directeur
Op 22 december 2020 is het besluit tot afwijzing van het verzoek van klager tot plaatsing in het plusprogramma opgesteld. De opstelling en de uitreiking was beoogd op 18 december 2020, maar heeft vanwege administratieve redenen 4 dagen later plaatsgevonden en daarvoor biedt de directeur zijn excuus aan. In het besluit van 22 december 2020 staat beschreven dat klager herhaaldelijk ongewenst gedrag heeft laten zien hetgeen aanleiding zou zijn geweest tot plaatsing op de AIT. Van dergelijk gedrag is echter geen sprake en de directeur corrigeert deze foutieve beschrijving in het besluit van 22 december 2020. Het besluit tot plaatsing van klager op de AIT is gebaseerd op de motivering zoals weergegeven in het besluit van de selectiefunctionaris van 7 november 2019. Deze motivering is nog steeds van kracht. Op grond van het vorenstaande kan het verzoek van klager tot promovering naar het plusprogramma niet worden gehonoreerd. Op grond echter van het positieve gedrag van klager op de AIT is toekenning van meer interne vrijheden wel geïndiceerd en inmiddels is hiertoe overgegaan. Op de AIT wordt een basisregime gehanteerd. De kleinschaligheid van de afdeling in combinatie met het specifieke karakter verhoudt zich niet met een verblijf binnen een reguliere grotere afdeling in de PI Leeuwarden. Op de AIT is er sprake van intensief toezicht, een grotere personele bezetting en het strak handhaven van regels en afspraken. Vanwege dit regime vertonen de gedetineerden een hoge mate van gewenst gedrag maar dit is niet representatief voor een verblijf binnen een reguliere grotere afdeling. Op de AIT is er geen sprake van een plusprogramma omdat er geen representatieve toetsingsmogelijkheid is zoals bedoeld in het toetsingskader “stimuleren en ontmoedigen”. Wel bestaat de mogelijkheid om, indien een gedetineerde langere tijd gewenst gedrag laat zien en zijn risicoprofiel het toelaat, intern/extern te worden overgeplaatst naar een reguliere, grotere afdeling, zodat het toetsingskader wel kan worden toegepast. De directeur verzoekt de klachten ongegrond te verklaren.
De beoordeling van de klacht
De beklagcommissie overweegt het navolgende:
De bestemming van de PI Leeuwarden is bij ministeriele beschikking vastgesteld. Middels de Ministeriële Bestemmingswijziging van 10 februari 2020, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020, is aan de PI Leeuwarden de volgende bestemming toegekend:
1.1. Van het perceel worden de afdelingen A en D met bijbehorende voorzieningen aangewezen als: - huis van bewaring, - inrichting voor mannen, - inrichting met regime van beperkte gemeenschap alsmede als inrichting met een normaal beveiligingsniveau.
1.2. Van het perceel worden de afdelingen B en C met de bijbehorende voorzieningen aangewezen als: - gevangenis, - inrichting voor mannen, - inrichting met een regime van beperkte gemeenschap alsmede als - inrichting met een normaal beveiligingsniveau.
1.3. Van het perceel worden de afdelingen E en Z met de bijbehorende voorzieningen aangewezen als: - huis van bewaring en gevangenis, - inrichting voor mannen, - inrichting met een regime van beperkte gemeenschap alsmede als -inrichting met een normaal beveiligingsniveau.
De onder 1 genoemde afdelingen worden tezamen aangeduid als Penitentiaire Inrichting Leeuwarden.De hieruit te trekken conclusie is dat voor de gehele penitentiaire Inrichting Leeuwarden, en dus ook voor de op de afdeling E daarvan ondergebrachte AIT, waar klager verblijft, en normaal beveiligingsniveau geldt.
De Regeling Selectie, Plaatsing en Overplaatsing van Gedetineerden (RSPOG) geldend van 1 oktober 2020 tot heden, vermeldt onder hoofdstuk Ia. Promoveren en degraderen:
Artikel 1b. Uitgesloten van dit hoofdstuk- Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gedetineerden aan wie de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders onherroepelijk is opgelegd.
Artikel 1e. Uitgesloten van promotie of het plusprogramma
Uitgesloten van promotie of het plusprogramma zijn gedetineerden:- tegen wie het openbaar ministerie een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders vordert;
- die zijn geplaatst in een Justitieel Medisch Centrum als bedoeld in artikel 19 RSPOG of in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum als bedoeld in artikel 20c RSPOG;
- die zijn geplaatst in een uitgebreid beveiligde inrichting of afdeling als bedoeld in artikel 5 RSPOG, een extra beveiligde inrichting als bedoeld in artikel 6 RSPOG of een Terroristen Afdeling als bedoeld in artikel 20a RSPOG.
Uit de selectiebeslissing van 7 november 2019 blijkt dat klager door de selectiefunctionaris is geselecteerd voor “het Gevangenis man regiem van de penitentiaire inrichting Leeuwarden”.
Gelet op de bestemmingsbeschikking van de PI Leeuwarden in samenhang met de RSPOG is er van een uitzonderingssituatie zoals bedoeld in artikel 1.b. en 1.e. RSPOG in casu geen sprake. De beklagcommissie is derhalve van oordeel dat, nu de PI Leeuwarden niet is aangewezen als een uitgebreid beveiligde inrichting en evenmin een afdeling in de PI Leeuwarden als zodanig is aangewezen, en er derhalve sprake is van een normaal beveiligingsniveau, de RSPOG van toepassing is op alle afdelingen in de PI Leeuwarden, inclusief de AIT.
De beklagcommissie realiseert zich dat het voor de directeur moeilijk, zo niet onmogelijk is om binnen de afdeling AIT van de PI Leeuwarden het in het beklag besloten liggende vraagstuk op te lossen. Enerzijds is het RSPOG van toepassing op alle afdelingen van de PI Leeuwarden, de Afdeling Intensief Toezicht, waar klager verblijft, niet uitgezonderd. Dat op klager een aantal extra toezichtmaatregelen in het kader van zijn GVM-status van toepassing is, doet daaraan niet af, nu de directeur aangeeft dat binnen het AIT-regime een beoordeling ingevolge de RSPOG-regeling überhaupt niet mogelijk is. Het gedrag van klager voldoet volgens de directeur wel aan de normen voor promotie naar het plusprogramma. Maar daarbij stelt de directeur dat het goede gedrag van de klager niet verifieerbaar uit hem zelf komt, maar onvermijdelijk is door het intensieve toezicht dat de afdeling AIT kenmerkt. Om die reden kan goed gedrag van een gedetineerde, in casu van klager, op een Afdeling Intensief Toezicht per definitie niet leiden tot plaatsing in het plusprogramma.
Dit begrip voor de positie van de directeur laat echter onverlet, dat de beklagcommissie heeft te oordelen over de toepasselijkheid van de RSPOG-regeling op klager en de juiste toepassing daarvan ten aanzien van klager. In het licht van het hiervoor in de laatste volle alinea op p. 3 reeds overwogene, is de beklagcommissie van oordeel dat de RSPOG-regeling op klager van toepassing is, en dat een juiste toepassing daarvan mee brengt dat aan die toepasselijkheid ook daadwerkelijk inhoud wordt gegeven.
Gelet op al het voorgaande zal de beklagcommissie de klachten van klager dan ook gegrond verklaren. Mede gelet op het feit dat klager heeft aangegeven met zijn klacht een “principiële” uitspraak van de beklagcommissie te willen krijgen, zal zij de toekenning van een compensatie aan klager achterwege laten.
De beklagcommissie herhaalt ten overvloede nog het volgende. In een eerdere beslissing van de beklagcommissie over een beklag in een vergelijkbare situatie van 6 november 2020, klachtnummer LW-2020-314, heeft de beklagcommissie zich in een overweging ten overvloede de volgende opmerking veroorloofd: “Volgens artikel 5 RSPOG zijn gedetineerden die zijn geplaatst in een “uitgebreid beveiligde afdeling” uitgesloten van promotie en van het plusprogramma. Van de door art. 13 PBW gecreëerde mogelijkheid om de AIT aan te wijzen als een “uitgebreid beveiligd regime” en daarmee de discussie over promoveren en degraderen uit te sluiten, heeft de minister echter geen gebruik gemaakt.”
BESLISSING
De beklagcommissie:- verklaart de klachten van dhr. […], met klachtnummers [...], gegrond.
Aldus gedaan te Leeuwarden op 24 maart 2021 door mr. L.Ph. den Hollander, voorzitter, mevr. M. Visser en dhr. L. Diepenhorst, leden, in tegenwoordigheid van E. Heebink, secretaris.