Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2022/023

Datum uitspraak:
01/08/2022
Samenvatting:
Klager klaagt erover dat de maatregelen die in het kader van zijn GVM status aan hem zijn opgelegd niet maandelijks worden getoetst. Uit de Pbw noch uit de (nieuwe) circulaire blijkt dat de directeur een gedetineerde maandelijks dient te horen omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatrelen dan wel dat de directeur dit maandelijks schriftelijk kenbaar dient te maken aan de gedetineerde. Uit vaste jurisprudentie van de RSJ volgt echter dat dit wel wenselijk wordt geacht. De directeur heeft aangevoerd dat deze verplichting met ingang van de inwerkingtreding van de nieuwe circulaire per 8 juli 2021 is komen te vervallen. De beklagcommissie stelt vast dat de jurisprudentie op dit punt, ook na de inwerkingtreding van de nieuwe circulaire, ongewijzigd is. Ook volgt zij de uitspraak van de beklagcommissie bij de PI Leeuwarden met het kenmerk KC 2022/015 niet. De beklagcommissie is van oordeel dat de directeur ook na inwerkingtreding van de nieuwe circulaire maandelijks een inzichtelijke belangafweging dient te maken omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatregelen. Nu klager niet maandelijks is gehoord, noch klager hier maandelijks schriftelijk van in kennis is gesteld, verklaart de beklagcommissie het beklag gegrond zonder toekenning van een tegemoetkoming. De RSJ heeft klager in beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de maandelijkse toets van de noodzaak van voortduring/handhaving van de eerder opgelegde toezichtmaatregelen en het maandelijks gemotiveerd schriftelijk kenbaar maken van die beslissing, niet langer door de directeur behoeft te worden uitgevoerd.
Uitspraak:

COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE PENITENTIAIRE INRICHTING ACHTERHOEK TE ZUTPHEN


De beklagcommissie heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de commissie van toezicht ingekomen klaagschrift ingediend door


[…], verder te noemen klager,


alsmede van de schriftelijke reactie van de zijde van de directeur.


Ter zitting van de beklagcommissie van 21 juli 2022 zijn gehoord klager, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.M. Koers en (een vertegenwoordiging van) de directie.

  1. De inhoud van het beklag

Klager stelt aan de orde dat de maatregelen die in het kader van zijn GVM status aan hem zijn opgelegd niet maandelijks worden getoetst.

  1. De beoordeling ten aanzien van de ontvankelijkheid

Op grond van artikel 60, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) kan een gedetineerde beklag doen over een hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing. Het onderwerp waarover wordt geklaagd wordt aangemerkt als beslissing waartegen krachtens artikel 60 van de Pbw beklag open staat, zodat het beklag in zoverre ontvankelijk is.


Ingevolge artikel 61, vijfde lid, van de Pbw dient het klaagschrift uiterlijk op de zevende dag na die waarop de gedetineerde kennis heeft gekregen van de beslissing waarover hij zich wenst te beklagen te worden ingediend. Het klaagschrift is tijdig ingediend zodat klager in zijn beklag kan worden ontvangen.

  1. De standpunten en de beoordeling daarvan

3.1         Het standpunt van klager

Namens klager wordt ter zitting aangevoerd dat op grond van de oude circulaire Beleid gedetineerden met vlucht-/maatschappelijk risico (hierna: de circulaire) de maatregelen maandelijks getoetst moesten worden. De commissie van toezicht bij P.I. Leeuwarden heeft in een uitspraak beslist dat dit op basis van de nieuwe circulaire niet meer hoeft. De advocaat geeft aan dat zij dit niet leest in de circulaire en stelt de vraag hoe de directeur kan toetsen of de maatregelen nog nodig zijn zonder dat gesproken wordt met de gedetineerde. Bovendien benoemt de directeur in de beslissing van 9 april 2022 dat maandelijks getoetst zal worden of er aanleiding is voortijdig over te gaan tot aanpassing van de maatregelen.


3.2         Het standpunt van de directeur

De directeur heeft aangevoerd dat landelijk is besloten dat geen maandelijkse toetsings-gesprekken met gedetineerden worden gehouden. Er is intern wel maandelijks een GVM- overleg. Daarin wordt ook besproken het belang van familiebezoek voor gedetineerden met een GVM-status. In de circulaire staat niet meer dat er (maandelijks) gesprekken met de gedetineerde moeten worden gevoerd maar dat er een weging moet worden gemaakt. De gedetineerden zijn erover geïnformeerd dat zij niet langer maandelijks bezocht zullen worden door de directie voor een hoorgesprek.


3.3         De beoordeling

De beklagcommissie overweegt als volgt.

Uit de Penitentiaire beginselenwet noch uit de (nieuwe) circulaire blijkt dat de directeur een gedetineerde maandelijks dient te horen omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatrelen dan wel dat de directeur dit maandelijks schriftelijk kenbaar dient te maken aan de gedetineerde. Uit vaste jurisprudentie van de RSJ volgt echter dat de beroepscommissie het, in het kader van een inzichtelijke belangenafweging, wenselijk acht dat de directeur een gedetineerde niet alleen maandelijks hoort omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatregelen, maar ook maandelijks schriftelijk kenbaar maakt welke gronden en argumenten aan zijn afweging en beslissing ten grondslag hebben gelegen. De directeur heeft aangevoerd dat deze verplichting met ingang van de inwerkingtreding van de nieuwe circulaire per 8 juli 2021 is komen te vervallen. De beklagcommissie stelt vast dat de jurisprudentie op dit punt, ook na de inwerkingtreding van de nieuwe circulaire per 8 juli 2021, ongewijzigd is. Verwezen wordt naar uitspraken van de RSJ van 4 november 2021 (RSJ 21/23981/SGA), 29 november 2021 (R-20/8660/GA en 21/20973/GA), 28 januari 2022 (22/25431/SGA) en 10 juni 2022 (22/27686/SGA).


De beklagcommissie heeft voorts kennis genomen van de uitspraak van de beklagcommissie bij P.I. Leeuwarden van 5 mei 2022 met kenmerk KC 2022/015. Hierin is geoordeeld dat de directeur niet meer gehouden is om maandelijks een voldoende inzichtelijke belangenafweging te maken met betrekking tot de opgelegde toezichtmaatregelen en een gedetineerde daarvoor te horen of schriftelijk aan de gedetineerde kenbaar te maken welke argumenten aan zijn belangenafweging ten grondslag hebben gelegen. Hiervoor zou met de per 1 augustus 2021 inwerking getreden circulaire van 8 juli 2021 (kenmerk 3399954) niet langer een wettelijke grondslag aanwezig zijn.


De beklagcommissie volgt deze lezing niet en zoekt aansluiting bij hetgeen hieromtrent door de beroepscommissie is overwogen. De beklagcommissie is van oordeel dat de directeur ook na inwerkingtreding van de nieuwe circulaire maandelijks een voor de gedetineerde voldoende inzichtelijke belangafweging dient te maken omtrent de voortduring van de noodzaak van de maatregelen. Vast staat dat klager hieromtrent niet maandelijks is gehoord, noch is klager hier maandelijks schriftelijk van in kennis gesteld. De beklagcommissie zal het beklag op grond van het voorgaande gegrond verklaren. Zij ziet geen aanleiding om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen.

  1. BESLISSING

De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond.


Aldus gegeven op 1 augustus 2022 door de beklagcommissie, bestaande uit dhr. mr. D. Vergunst, voorzitter, mw. mr. M.G. Pekkeriet-Bischop en dhr. mr. G.R.G. Nijpels, leden, in tegenwoordigheid van mw. M. Gort, secretaris.

De RSJ heeft in het beroep onder kenmerk 22/28768/GA op 14 april 2023 klager niet ontvankelijk verklaard.