KC 2023/025
- Datum uitspraak:
- 28/09/2022
- Samenvatting:
- Klager heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de directeur waarbij de eerder opgelegde toezichtmaatregelen verlengd zijn. Klager betoogt dat er geen sprake is van liquidatiegevaar en dat er onvoldoende concrete feiten zijn om de maatregelen te rechtvaardigen. Hij acht de maatregelen ook disproportioneel en vraagt om versoepeling. De directeur stelt dat er nog steeds liquidatiegevaar bestaat en dat de maatregelen ter bescherming van de klager zijn genomen. Klager stond sinds […] op de GVM-lijst met een "hoog" risicoprofiel, waarbij toezichtmaatregelen werden opgelegd. Op 13 […] werd het risicoprofiel gewijzigd naar "verhoogd". Op […] werden de toezichtmaatregelen grotendeels verlengd, uitsluitend gebaseerd op het (risico op) liquidatie- of bedreigingsgevaar. De beklagcommissie concludeert dat de directeur toezichtmaatregelen kan opleggen als dat nodig is voor de handhaving van orde en veiligheid, maar dat een gedegen belangenafweging met schriftelijke verslaglegging vereist is. Aangezien de maatregelen langer duren, moet de onderbouwing zwaarder wegen. De verlengingsbeslissing van […] bouwt voort op de eerdere beslissing en beweert een "heersende liquidatiedreiging". Een e-mailbericht van de officier van justitie van […] ontkracht echter het gemelde gevaar. Het GRIP-rapport van […] bevestigt geen concrete dreiging. De beklagcommissie verklaart de klacht gegrond, vernietigt de beslissing van […] en kent de klager een tegemoetkoming toe van €100. Het gebrek aan concrete informatie over liquidatiegevaar rechtvaardigt de opgelegde toezichtmaatregelen niet. Directeursberoep tegen gegrondverklaring van beklag tegen GVM-maatregelen. Voldoende aannemelijk dat er sprake is van een reëel liquidatiegevaar. Ondanks dat het OM niet bekend was met een concreet gevaar, is er een voortdurende dreiging. Maatregelen zijn voldoende gemotiveerd. Beroep gegrond.
- Uitspraak:
DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ PENITENTIARE INRICHTING ARNHEM
De beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij Penitentiarie Inrichting Arnhem heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:
[…], verder te noemen klager.
De klacht is op […] namens klager ingediend door mr.[…]Nadien heeft klager zijn klacht ingetrokken voor zover deze betrekking heeft op individueel sporten en luchten.
De directeur heeft op […]een schriftelijke reactie gegeven.
Op […] is de zaak behandeld door de beklagcommissie in aanwezigheid van klager, […] als waarnemer voor mr. […] en de directeur […] De behandeling is voor bepaalde tijd aangehouden tot […].
Na de zitting van […] heeft de directeur desverzocht de volgende stukken in afschrift aan de beklagcommissie doen toekomen:
Oorspronkelijke beslissing GVM-maatregelen[…]; Beslissing voorzitter RSJ […];
Verweer directeur d.d. […];
Ordemaatregel afzondering i.v.m. Covid-19 d.d. […] 1; en diverse GRIP-rapporten.
Brief aan beklagcommissie d.d. […];
Een e-mailbericht van de directeur aan de beklagcommissie d.d. […]
Op […] is de behandeling voortgezet.
Het standpunt van klagerHet beklag richt zich tegen de beslissing van de directeur van […], gerectificeerd bij beslissing van […], waarbij de aan klager bij beslissing van […] opgelegde toezichtmaatregelen zijn verlengd.
Het standpunt van de directieKlager heeft zich op het standpunt gesteld, zakelijk weergegeven, dat geen sprake is van liquidatiegevaar en dat ook onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden zijn gesteld die de oplegging van de maatregelen rechtvaardigen. Daarnaast is klager van oordeel dat de opgelegde maatregelen disproportioneel zijn. Subsidiair zou klager graag zien dat een aantal van de opgelegde maatregelen vervalt of in ieder geval wordt versoepeld.
De directeur heeft zich op het standpunt gesteld, zakelijk weergegeven, dat er nog altijd gevaar voor liquidatie bestaat en dat de maatregelen op dit gevaar zijn gebaseerd en ook zijn aangewezen.
De beoordelingKlager is op […] op de GVM-lijst geplaatst met het risicoprofiel "hoog".
Bij beslissing van […] zijn hem toezichtmaatregelen opgelegd. De grondslag voor deze maatregelen was voortgezet crimineel handelen in detentie, liquidatiegevaar of bedreiging in detentie van of door gedetineerde en ondermijning van gezag van directie en personeel in de inrichting.
De toezichtmaatregelen zijn opgelegd voor de periode van […] tot […].
Op […] is het risicoprofiel van klager gewijzigd (verlaagd) naar "verhoogd".
Bij beslissing van […] zijn de toezichtmaatregelen voor het overgrote deel verlengd. Aan de verlenging is uitsluitend het (risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde ten grondslag gelegd. Van een verdenking van voortgezet crimineel handelen en van gezagsondermijning is niet langer sprake.
In de bestreden beslissing is opgenomen dat in het Operationeel Overleg is besproken dat "de indicatie (risico op) liquidatie of bedreiging in detentie van of door de gedetineerde opportuun blijft" en voorts dat de maatregelen zijn opgelegd om· klager te beschermen tegen de heersende liquidatiedreiging.
De beklagcommissie stelt bij haar beoordeling voorop dat de directeur - indien dit noodzakelijk is in verband met de handhaving van de orde en veiligheid in de inrichting - aan een gedetineerde die is geplaatst op de GVM-lijst toezichtmaatregelen kan opleggen. Alvorens hiertoe te beslissen dient de directeur een eigen belangenafweging omtrent de noodzaak van die toezichtmaatregelen te maken. Gelet op het ingrijpende karakter van de toezichtmaatregelen moet die belangenafweging voor de gedetineerde inzichtelijk zijn en worden onderbouwd met schriftelijke verslaglegging (vgl. RSJ 16 januari 2014, 13/2402/GA). Naarmate de maatregelen langer duren, gaat de eis van een deugdelijke onderbouwing zwaarder wegen.
Op […] beschikte de directeur niet over een GRIP-rapport ten aanzien van klager. Wel beschikte de directeur kennelijk over mondelinge informatie. Deze mondelinge informatie is later neergelegd in het GRIP-rapport van […]. In dit rapport wordt geen liquidatiegevaar vermeld. Waar de directeur het in de beslissing van […] vermelde liquidatiegevaar op baseerde, is ook ter zitting van de beklagcommissie niet duidelijk geworden.
De in bezwaar bestreden verlengingsbeslissing van […] bouwt voort op de beslissing van […]. Volgens de directeur is sprake van een "heersende liquidatiedreiging". Die dreiging zou, kort gezegd, bestaan omdat klager niet heeft verklaard over […].
De advocaat van klager heeft een e-mailbericht van de officier van justitie van […] overgelegd. De officier van justitie schrijft in dit e-mailbericht: "In verband met het door u gemelde enig gevaar kan ik aangeven dat het ons niet bekend is."
In het GRIP-rapport van […] is het volgende opgenomen: "In de mail van 7 december 2021 werd geschreven: 'In verband met het door u gemelde enig gevaar kan ik aangeven dat het ons niet bekend is'. Volgens het OM is ook helder hoe dit bericht gewaardeerd moet worden, namelijk het is ons niet 'bekend'.
Wat het OM betreft is deze situatie niet veranderd. […] is op de hoogte van de plannen, heeft hierop geadviseerd en heeft dus kennis van relevante informatie voor […], waarin de belangen van […] centraal staan wat betreft de communicatie, maar ook met betrekking tot de geplande uitbraak met geweld. […] heeft daarover nog niet verklaard. Dat maakt hem nog steeds kwetsbaar vanwege zijn wetenschap van deze voor […] belangrijke informatie."
Naar het oordeel van de beklagcommissie levert een en ander onvoldoende grondslag op voor de bestreden beslissing. Weliswaar heeft het GRIP in het rapport van […] doen weten dat de situatie ten aanzien van het liquidatiegevaar volgens het Openbaar Ministerie niet is veranderd maar, nog daargelaten hoe deze mededeling zich verhoudt tot het hiervoor genoemde GRIP rapport van […] en het voornoemde e-mailbericht van de officier van justitie van […] aan de advocaat van klager, uit dit GRIP-rapport blijkt niet dat er op enig moment bij het GRIP concrete, verifieerbare en betrouwbaar geachte informatie, in welke vorm dan ook, over de gestelde dreiging is binnengekomen. Dat klager gevaar zou lopen te worden geliquideerd omdat hij geen verklaring over zijn medeverdachte heeft afgelegd is door het GRIP noch de directeur concreet onderbouwd.
Bij deze stand van zaken is naar het oordeel van de beklagcommissie geen sprake van voldoende concrete feiten en omstandigheden op grond waarvan de toezichtmaatregelen redelijkerwijs mochten worden opgelegd.
Dit betekent dat de bestreden beslissing niet in stand kan blijven en dat de klacht gegrond zal worden verklaard.
BESLISSING
Verstaat dat de klacht voor zover deze betrekking heeft op het individueel luchten en sporten is ingetrokken.
Verklaart de klacht gegrond en vernietigt de beslissing van de directeur van […] waarbij aan klager toezichtmaatregelen zijn opgelegd.
Kent aan klager een tegemoetkoming toe van € 100.
Aldus gegeven op 28 september 2022 door […] (voorzitter), […] en […], leden (leden), bijgestaan door de secretaris mw […]
De RSJ heeft het beroep onder kenmerk 22/29792/GA op 8 mei 2023 gegrond verklaard.