UITSPRAAK VAN DE BEKLAGCOMMISSIE VAN DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ PENITENTIAIRE INRICHTING NIEUWEGEIN
1. De procedure
De alleensprekende beklagrechter heeft kennisgenomen van de klacht van:
[…], verder te noemen klager.
De klacht is gericht tegen het niet aanbieden van passende arbeid en het insluiten tijdens de arbeidsuren.
De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klager heeft een kopie daarvan ontvangen. De klacht is behandeld op de beklagzitting van 14 maart 2024, in PI Nieuwegein, waarbij aanwezig waren:
- klager;
- plv. vestigingsdirecteur PI Nieuwegein, E.P.
- juridisch medewerker PI Nieuwegein, mw. M.S.
De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de in bijlage 1 genoemde informatie. De beklagrechter heeft de klacht aangehouden en de directie verzocht om binnen drie weken na de beklagzitting een gesprek te laten plaatsvinden met klager, zijn mentor, MD, hoofd arbeid en eventueel een afdelingshoofd. Vervolgens verzocht de beklagrechter antwoord op de volgende vragen:
- Wat is er in de afgelopen vier maanden gebeurd om klager passende arbeid aan te bieden? Is er reden compensatie aan te bieden voor de afgelopen tijd dat hij ingesloten is geweest tijdens arbeidsuren?
- Wat zijn de mogelijke oplossingen voor klager als het gaat om arbeid? Maar ook wat is er mogelijk tijdens sport? Wanneer kan dit worden aangeboden?
- Waar is klager toe in staat qua andere activiteiten en hoe kan hij daarbij worden geholpen?
- Hoe gaat de komende tijd worden gemonitord of klager passende activiteiten aangeboden krijgt?
De beklagrechter heeft van de directie geen terugkoppeling ontvangen binnen de gestelde termijn. De beklagrechter zal uitspraak doen op basis van de huidig beschikbare informatie.
2. De standpunten in de beklagprocedure
Het standpunt van klager
Klager kan niet naar de arbeid vanwege ernstig oogletsel. Klager stelt dat hij vanaf 31 oktober 2023 niet meer betaald kreeg. Klager heeft aangegeven dat hij graag wil werken op de afdeling, maar er is nog niks geregeld. Klager wordt ingesloten tijdens het arbeidsblok en kan op dat moment geen televisie kijken, omdat hij heel wazig zicht heeft. Klager heeft het gevoel dat hij daardoor dubbel wordt gestraft.
Ter zitting benadrukt klager dat het hem niet gaat om de uitbetaling, maar dat hij een structurele oplossing wil voor de invulling van de uren tijdens het arbeidsblok. Klager heeft zich ervoor ingespannen om een oplossing te vinden. Hij heeft al een aantal keer met de MD overlegd, zij gaven aan dat het bij de arbeidsmeester was gelegd en dat deze voor klager verder zouden kijken. Hier heeft hij tot op heden niets over gehoord. Klager vindt de insluiting tijdens de arbeidsuren extra belastend, omdat hij door zijn beperkte zicht aan weinig activiteiten kan deelnemen en ook op zijn cel weinig kan doen.
Het standpunt van de directeur
Na informatie te hebben ontvangen van de arbeid blijkt klager inmiddels alle dagen doorbetaald heeft
gekregen. Klager heeft een periode doorgebracht in het Penitentiair Ziekenhuis, hierdoor is middels een correctie een doorbetaling achteraf gedaan. Tijdens zijn verblijf elders was zijn dossier met bijbehorende gedetineerdenrekening niet beschikbaar in PI Nieuwegein, maar in de Pl waar hij op dat moment verbleef.
De directeur heeft ter zitting aangevuld dat in PI Nieuwegein geen arbeidsongeschiktheidsstatus wordt gehanteerd, maar dat wordt uitgegaan van arbeidsbeperktheid. De directeur heeft medisch gezien geen inzicht in welke arbeid klager zou kunnen verrichten. In PI Nieuwegein is er geen celarbeid.
3. De beoordeling
Wat is het juridisch kader?
Op grond van artikel 47 lid 1 van de Pbw kan de gedetineerde in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan de in de inrichting beschikbare arbeid.
Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ rust op de directeur ten aanzien van een gedetineerde die als gevolg van structurele omstandigheden, zoals langdurige of permanente arbeidsongeschiktheid, niet aan de arbeid kan deelnemen, een inspanningsverplichting de gedetineerde niet alleen in staat te stellen zich gedurende de arbeidsuren buiten zijn cel op te houden, maar hem tijdens die uren zoveel mogelijk een alternatief programma aan te bieden.
[1] Uit de jurisprudentie van de RSJ volgt ook dat gedetineerden die structureel niet kunnen deelnemen aan de arbeid niet ingesloten mogen worden in hun cel tijdens het arbeidsblok.
[2]
Wat is er gebeurd?
Klager wordt tijdens de arbeidsuren ingesloten. Hij stelt dat hij niet kan deelnemen aan de reguliere arbeid vanwege zijn oogletsel en hij stelt dat hij openstaat voor alternatieven. Klager heeft overleg gehad met de MD en zou nog een terugkoppeling ontvangen van het personeel van arbeid over de mogelijkheden tot aangepaste arbeid. Deze terugkoppeling heeft klager tot op heden niet ontvangen. De directie heeft de stellingen van klager onweersproken gelaten.
Heeft de directie deze beslissing mogen nemen?
De beklagrechter stelt voorop dat zij het betreurt dat zij geen reactie van de directeur heeft ontvangen naar aanleiding van het op zitting gedane verzoek aan de directie zo snel mogelijk een gesprek te laten plaatsvinden met als onderwerp de arbeids(on)geschiktheid van klager. Naar het oordeel van de beklagrechter zijn er voldoende aanknopingspunten die aanleiding gaven om klager te onderzoeken op zijn geschiktheid voor deelname aan arbeid. Het is eveneens voldoende aannemelijk geworden dat klager inspanningen heeft verricht om mee te werken aan een oplossing voor passende arbeid. Klager wordt echter tijdens de arbeidsuren ingesloten.
De stelling van de directeur dat er in PI Nieuwegein niet wordt gewerkt met de term arbeidsongeschikt, maar arbeidsbeperkt, is in beginsel te volgen. Echter is het dan wel van groot belang om vast te stellen in welke mate een gedetineerde arbeidsbeperkt is. In het geval van klager speelt dit des te meer, omdat hij door zijn oogletsel ook niet kan deelnemen aan bijvoorbeeld voetbal of invulling kan geven aan het moment bij de bibliotheek. Hij is hierdoor al op verschillende momenten ingesloten tijdens activiteiten. Het is de beklagrechter helaas niet duidelijk geworden in hoeverre de medische dienst klager geschikt acht om deel te nemen aan enige vorm van arbeid die in PI Nieuwegein kan worden aangeboden. Ook heeft de beklagrechter niet vernomen in hoeverre aangepaste arbeid aan klager is aangeboden in het verleden en in hoeverre dit kan worden aangeboden in de toekomst. De beklagrechter gaat er daarom van uit dat er in het verleden geen aangepaste arbeid aan klager is aangeboden. Dat de beklagrechter niet kan beoordelen of klager al dan niet terecht is ingesloten tijdens de arbeidsuren zonder dat hem aangepaste arbeid is aangeboden komt naar het oordeel van de beklagrechter voor rekening van de directie.
Nu op grond bovenstaande naar voren komt dat klager arbeidsbeperkingen heeft en niet aannemelijk is geworden dat klager passende arbeid is aangeboden, wordt de beslissing van de directeur om klager gedurende het arbeidsblok in te sluiten in zijn cel als zodanig onredelijk en onbillijk aangemerkt dat de beklagrechter de klacht gegrond zal verklaren. De beklagrechter acht het gezien de situatie van klager van groot belang om te onderzoeken welke mogelijkheden er voor klager zijn om de arbeidsuren op een passende manier in te vullen. De beklagrechter draagt de directie op om deze mogelijkheden binnen twee weken na heden te onderzoeken en met klager te bespreken.
Conclusie
De beklagrechter verklaart de klacht gegrond, vernietigt de beslissing van de directeur, en draagt deze op om binnen twee weken na heden een nieuwe beslissing te (doen) nemen met inachtneming van de beslissing van de beklagrechter.
Tegemoetkoming
De beklagrechter ziet reden om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen voor het ondervonden nadeel. Zij stelt de tegemoetkoming vast op € 100,00.
4. De uitspraak
De beklagrechter verklaart de klacht gegrond, vernietigt de beslissing van de directeur, kent een tegemoetkoming toe van € 100,-. De beklagrechter draagt de directie op om binnen twee weken na heden een nieuwe beslissing te (doen) nemen met inachtneming van de beslissing van de beklagrechter.
Deze uitspraak is gedaan op 30 april 2024 door mw. mr. A.C. van der Hulst, beklagrechter, bijgestaan door mw. mr. M.B. Jong, secretaris.
[1] Vgl. onder andere RSJ 2 februari 2015, 14/3586/GA, en RSJ 21 februari 2018, 17/1269/GA.
[2] Vgl. bijvoorbeeld RSJ 21 september 2020, R-19/4279/GA.