Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2024/008

Datum uitspraak:
19/06/2024
Artikel:
34 lid 1 Bvt, 32 lid 1 Bvt
Samenvatting:
Klaagster is het niet eens met de beslissing om haar af te zonderen. Op zitting heeft zij een tijdlijn overlegd, waaruit blijkt dat alles al veel eerder is gestart. Het gaat over een situatie in september 2023, vervolgens een stap naar februari 2024 en dan uiteindelijk 15 maart 2024. En dat heeft allemaal betrekking op deze situatie. Klaagster meent dat zij op 15 maart 2024 een afzonderingsmaatregel heeft gekregen, omdat op de kliniekraad (KR) is gezegd dat klaagster ingesloten zou moeten worden. De directie geeft aan dat in de KR naar voren kwam dat er aanleiding was om klaagster in te sluiten. De reden die is opgenomen in de afzonderingsmaatregel is niet juist, maar had moeten zijn de ruis in huis rondom drugs. De beklagcommissie is van oordeel dat ruis in huis onvoldoende is geweest om klaagster af te zonderen. De kliniek heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat klaagster in staat is geweest contacten met medepatiënten te onderhouden terwijl zij tijdens de bewuste afzonderingsperiode alleen op de individuele afdeling Nijenoord heeft verbleven en geen activiteiten buiten die afdeling heeft ondernomen. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en stelt een tegemoetkoming vast van €50,-.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE VAN DER HOEVEN KLINIEK TE UTRECHT

Beslissing van de beklagcommissie uit de commissie van toezicht bij de Van der Hoeven Kliniek, inzake het klaagschrift van:

[…], verder te noemen klaagster.

Het klaagschrift is gericht tegen de beslissing d.d. 15 maart 2024 om klaagster af te zonderen.

Het hoofd van de inrichting heeft schriftelijk gereageerd en klager heeft van deze reactie kennis kunnen nemen.

De klacht is behandeld ter zitting van 5 juni 2024 in het bijzijn van klaagster, haar raadsvrouw mr. H.E. Berman, het plaatsvervangend hoofd van de inrichting […] en de juridisch medewerker […].

De beklagcommissie heeft kennisgenomen van de volgende informatie:

  • Klaagschrift van 20 maart 2024, door de beklagcommissie ontvangen op 20 maart 2024;
  • Reactie van de kliniek op het klaagschrift van 31 mei 2024;
  • Aanvullende email van de raadsvrouw d.d. 4 juni 2024;
  • Hetgeen op de zitting van 5 juni 2024 is besproken.


Alle betrokkenen hebben kennis genomen van bovenstaande stukken. Deze stukken worden bekend verondersteld en zullen hieronder niet herhaald worden.

De beoordeling
Wettelijk kader
Artikel 34 lid 1 Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) bepaalt dat het hoofd van de instelling bevoegd is een verpleegde af te zonderen of te separeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 32, eerste lid: a. de bescherming van de maatschappij tegen de gevaarlijkheid van de verpleegde voor de veiligheid van anderen dan de verpleegde of de algemene veiligheid van personen of goederen; b. de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling of c. de afwending van ernstig gevaar voor de gezondheid van de verpleegde.

Standpunt klaagster
Klaagster stelt dat zij nooit van drugshandel is beschuldigd en ook niet van gebruik van drugs. Wanneer dat de reden voor afzondering is geweest, dan klopt het helemaal niet. Volgens klaagster is zij ingesloten vanwege een telefoon die in september 2023 gezien zou zijn. Zij heeft toen gezegd dat de staf  misschien maar eens moet kijken naar al die andere patiënten. Klaagster is daar die avond op teruggekomen, toen zij al was ingesloten. Dit kan dus niet de reden zijn voor insluiting.

Klaagster is ook pas op 14 maart 2024 weer uit de afzondering gekomen. De afzonderingsperiode liep van 4 februari tot 14 maart 2024. Ze verbleef niet op de afdeling Twijnhuis 2 maar op de afdeling Nijenoord. Zij is ook niet meer teruggegaan naar Twijnhuis omdat daar zoveel gebeurd was. Er was veel onrust met drugs, een SD kaart en een vechtpartij op 29 februari 2024. Klaagster verbleef niet op die afdeling dus kan geen onderdeel geweest zijn van de ruis die er destijds speelde. Vanaf 14 maart 2024 mocht zij weer zonder begeleiding door de kliniek. Klaagster heeft toen zelf aangegeven dat zij zich daar niet meer prettig bij voelde en dat nog niet wilde. Ze wilde alleen naar sport en legde haar focus op therapie. Zij was dus niet in huis en geen onderdeel van de gemeenschap.


De raadsvrouw heeft toegelicht dat de reactie van de directie pas laat is ontvangen en dus toen pas goed doorgenomen kon worden met klaagster. Zij heeft een tijdlijn gemaakt van de gebeurtenissen, waaruit blijkt dat het hele gebeuren al veel eerder start. Het gaat over een situatie in september 2023, vervolgens een stap naar februari 2024 en dan uiteindelijk 15 maart 2024. Dat heeft allemaal betrekking op deze situatie.

Klaagster meent dat zij op 15 maart 2024 een afzonderingsmaatregel heeft gekregen voor iets dat in september 2023 heeft gespeeld, alleen omdat op de kliniekraad (KR) is gezegd dat klaagster ingesloten zou moeten worden. In het verweer gaat de directie helemaal niet in op deze stelling en dit komt dus totaal niet overeen met waar de klacht over gaat.

De tijdlijn ziet er als volgt uit.

In september 2023 is er een vermoeden dat een medepatiënt een telefoon heeft. Er wordt dan ook een kamercontrole bij klaagster gedaan. Er wordt dan niets gevonden. Die medepatiënt heeft verteld dat hij de telefoon heeft gehad, maar heeft weggespoeld of aan een ander heeft gegeven.

Dan gebeurt er niets tot februari 2024. Er wordt op 3 februari 2023 naar de kliniek gebeld met de mededeling dat klaagster een telefoon zou hebben. Op 4 februari 2024 gaat men naar de kamer van klaagster. Daar wordt geen telefoon aangetroffen, maar wel een personeelslid. Dan is de volle focus vervolgens daarop en klaagster wordt afgezonderd op de afdeling Nijenoord.

Vervolgens was er heel veel aan de hand op de afdeling Twijnhuis 2 met drugs en een SD kaart en uiteindelijk zelfs een vechtpartij op 29 februari 2024. Klaagster wordt hierover bevraagd. Klaagster heeft dan aangegeven dat zij het vermoeden heeft dat een medepatiënt een telefoon heeft. Die telefoon wordt ook aangetroffen bij de betreffende medepatiënt en die wordt drie weken in de herstelkamer geplaatst. Er is veel herrie en er zijn allerlei controles maar bij klaagster wordt niets aangetroffen. Geen telefoon, geen drugs. Zij verblijft nog steeds in afzondering vanwege het personeelslid.

Dan komen op 12 maart 2024 een hoofd behandeling, de teamleider en een personeelslid naar klaagster om te praten over de roddel van een telefoon. Nu heeft een medepatiënt gezegd dat hij een telefoon met haar heeft gedeeld. Klaagster geeft aan dat zij al twee keer eerder is beschuldigd van het hebben van een telefoon maar dat er nooit iets is aangetroffen. Ze wordt niet afgezonderd. Op 14 maart 2024 vindt er wederom een gesprek hierover plaats. Weer wordt zij niet afgezonderd. Op 15 maart 2024 is er een KR waarin gevraagd wordt waarom klaagster niet is afgezonderd. Veel patiënten waren hier boos over, en vervolgens wordt klaagster alsnog afgezonderd. Er wordt gezegd dat dit is voor de telefoon. Dan zegt klaagster “wat een onzin, want iedereen loopt hier te dealen’. Dat laatste wordt dan vervolgens als reden opgenomen voor de afzondering. Ze is vervolgens vijf dagen afgezonderd geweest, terwijl er op dat moment geen reden voor afzondering was. De telefoon was een oud verhaal en bovendien bij meerdere controles nooit gevonden. De drugs ging over anderen, dus daar kan klaagster niet voor afgezonderd worden. Zij lijkt alleen afgezonderd te zijn omdat anderen in de KR vragen waarom zij niet wordt afgezonderd. De KR is alleen een adviesorgaan, maar kan geen beslissing tot afzondering nemen. Die verantwoordelijkheid ligt bij de directie.

De beslissing is op grond van de feiten en omstandigheden en de tijdlijn moeilijk te rijmen. Het verzoek is dan ook om de klacht gegrond te verklaren en aan klaagster een compensatie toe te kennen.

Standpunt kliniek
De kliniek stelt ter zitting dat het feit dat klaagster medepatiënten noemt in verband met handel en of gebruik van drugs drugshandel nooit aanleiding mag zijn voor de afzondering van klaagster.

In de KR is gesproken over de situatie in huis en dat er drugs in huis was. Bij die bespreking kwam naar voren dat er ook aanleiding was om klaagster in te sluiten. Daarna is de informatie van klaagster gekomen over de medepatiënten. De reden die is opgenomen in de afzonderingsmaatregel is niet juist. De reden had moeten zijn de ruis in huis rondom drugs. Er was veel aan de hand met een telefoon en drugs en veel beschuldigingen over en weer. Er was sprake van veel criminele activiteiten.  

De tijdlijn die de raadsvrouw schetst klopt. Het enige verschil is dat de raadsvrouw uitgaat van afzondering door het vermoeden van een telefoon, terwijl de reden voor afzondering ruis in huis moest zijn. De naam van klaagster wordt genoemd bij de ruis in huis. En die ruis heeft betrekking op drugs en niet op de telefoon.

De situatie is wel heel ongelukkig geweest, omdat klaagster in eerste instantie niet is ingesloten en later toch wel. Daarvoor wordt excuus gemaakt aan klaagster. Er was echter zoveel onduidelijkheid en ruis dat uiteindelijk toch deze beslissing is genomen. Die beslissing is wel door de staf genomen, maar de route is niet goed gegaan, waardoor het lijkt alsof de beslissing door de KR is genomen.

Vaststelling en beoordeling
De beklagcommissie stelt vast dat op 15 maart 2024 een beslissing tot afzondering in eigen kamer is genomen in het belang van de handhaving van de orde of veiligheid in de kliniek. Als reden en toelichting wordt genoemd dat klaagster is ingesloten omdat zij verschillende personen noemt in verband met handel en of gebruik van drugs. Deze verhalen moeten nog gecontroleerd worden en van haar wordt verwacht om de informatie zo concreet mogelijk te maken. Ter zitting is door de kliniek aangegeven dat deze reden onjuist is geweest. De reden was dat er ruis in huis was, waarbij ook de naam van klaagster werd genoemd.

Klaagster is van mening dat de reden was dat een medepatiënt had gezegd dat zij een telefoon zou hebben gedeeld met een medepatiënt. Hierover zijn op 12 en 14 maart 2024 gesprekken met haar gevoerd, maar klaagster is toen niet afgezonderd. Pas nadat het besproken is op de KR en daar kritisch werd gereageerd op het feit dat klaagster niet werd ingesloten, is alsnog de beslissing door de staf genomen om klaagster af te zonderen.


De beklagcommissie overweegt allereerst dat de reden voor afzondering onjuist is weergegeven op de schriftelijke beslissing. Het feit dat klaagster aangeeft dat andere patiënten zich bezig houden met handel of gebruik in drugs is geen reden om haar af te zonderen.

Indien de reden wel juist was weergegeven, dus dat het ging om ruis in huis dan wel het vermoeden dat klaagster een telefoon deelde met een medepatiënt, was dit naar het oordeel van de beklagcommissie tevens onvoldoende geweest om klaagster af te zonderen. Het vermoeden van aanwezigheid van een telefoon had al gespeeld in september 2023 en ook in februari 2024. Beide keren is er controle gedaan en niets bij klaagster aangetroffen. Daarnaast was zij van 4 februari 2024 tot en met 14 maart 2024 afgezonderd op de afdeling Nijenoord. De ruis in huis speelde zich met name af op Twijnhuis 2. De kliniek heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat klaagster in staat is geweest contacten met medepatiënten te onderhouden terwijl zij tijdens de bewuste afzonderingsperiode alleen op de individuele afdeling Nijenoord heeft verbleven en geen activiteiten buiten die afdeling heeft ondernomen. Het is de beklagcommissie niet duidelijk geworden op welke wijze klaagster dan betrokken zou zijn geweest bij de genoemde ruis in de kliniek. De beklagcommissie is dan ook van oordeel dat de beslissing om klaagster af te zonderen van 15 tot 20 maart 2024 onvoldoende is onderbouwd en het beklag dient gegrond te worden verklaard.

Er wordt aan klaagster een tegemoetkoming toegekend van het standaardbedrag van de RSJ van €10,- per dag, te weten vijf dagen.

BESLISSING
De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en stelt een tegemoetkoming vast van €50,-.

Aldus gedaan door dr. mr. J.R. Niemantsverdriet, voorzitter van de beklagcommissie, drs. H. van der Klok en drs. B. Koevoet, leden van de beklagcommissie, bijgestaan door mr. S.E. Braam-van Toll, secretaris en ondertekend door de voorzitter en de secretaris, op 19 juni 2024.

Er is door klager beroep ingesteld bij de RSJ onder kenmerk 24/41457/TA.