Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2024/009

Datum uitspraak:
02/07/2024
Artikel:
artikel 1 eerste protocol EVRM, artikel 46 Pbw
Samenvatting:
Klager is vanuit detentie in Duitsland in de inrichting geplaatst. Klager had op dat moment contant geld bij zich, dat hij in Duitsland in detentie had verdiend. Dit geld is door de inrichting bij binnenkomst op de geblokkeerde rekening van klager gestort. Klager wil dit geld echter uitvoeren/overmaken aan zijn dochter. De directie heef dit geweigerd omdat volgens de directie geld op de geblokkeerde rekening niet mag worden toegevoegd aan de rekening-courant van klager. Het geld wordt bewaard voor klager tot hij de inrichting verlaat. Of de dochter van klager moet eerst met bonnen aantonen dat zij uitgaven heeft gedaan ten behoeve van klager. Deze beslissing is enkel mondeling medegedeeld aan klager. De beklagcommissie overweegt dat met het oog op de toets of een externe transactie van de geblokkeerde rekening is toegestaan in het licht van de geldende wet- en regelgeving, van de gedetineerde mag worden verlangd dat hij vooraf aangeeft hoeveel, naar wie en met welk doel hij extern wenst over te maken, waarna de directeur dient te beoordelen of in het concrete geval sprake is van indicaties voor voortgezet crimineel handelen op grond waarvan de directeur de externe financiële transactie zou kunnen weigeren. Daarbij dient de directeur alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en daartoe een belangenafweging te maken die voldoende is gemotiveerd. De beklagcommissie is van oordeel dat de beslissing van de directeur in dit licht onvoldoende is gemotiveerd. De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond, vernietigt het besluit en draagt de directeur op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Uitspraak:

DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE PENITENTIAIRE INRICHTING KRIMPEN AAN DEN IJSSEL

Uitspraak op het klaagschrift als bedoeld in artikel 60 van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw), ingekomen bij de beklagcommissie op 14 maart 2024, van de gedetineerde:

X,

verblijvende in bovenvermelde inrichting,

betreffende: rekening-courant/zak- en kleedgeld

  1. Het verloop van de procedure

1.1

De beklagcommissie heeft kennis genomen van de dossierstukken.

1.2

De mondelinge behandeling van het klaagschrift vond plaats op 3 mei 2024. Ter zitting is de behandeling van de klacht aangehouden en is de directeur verzocht nader verweer te leveren op basis van welke wettelijke regeling de directeur geld van klager op een geblokkeerde rekening meent te mogen zetten en eisen te stellen aan de opname en het gebruik daarvan en de vraag hoe zich dit verhoudt tot rechtstreeks werkend internationaal recht. Klager is vervolgens in de gelegenheid gesteld hier schriftelijk op te reageren.

  1. De standpunten van partijen

2.1

Samengevat en zakelijk weergegeven, komt het beklag op het volgende neer.

Klager komt vanuit detentie in Duitsland en had contant geld bij zich dat hij daar met arbeid had verdiend en bij aanvang van zijn detentie in PI Krimpen aan den IJssel. Hij mocht daar € 250,-- van behouden op zijn rekening-courant, maar de rest ging naar een geblokkeerde rekening. Voor klager voelt dit alsof er beslag is gelegd op zijn rekening. Klager wil het geld overmaken naar zijn dochter, zodat zij kleding voor klager kan kopen. Dit omdat klager in detentie ongeveer 30 kilo is afgevallen. Dat is hem niet toegestaan en ook mag hij geen geld van die geblokkeerde rekening halen om boodschappen te kunnen doen, ook niet wanneer zijn rekening-courant onder de € 250,-- komt. Het gaat om een bedrag van ongeveer € 2.080,--.

2.2

Samengevat en zakelijk weergegeven, komt het standpunt van de directeur op het volgende neer.

Het verzoek van klager is zowel in het MDO als in de vrijhedencommissie besproken. Hierin is besloten dat de dochter van klager eerst bonnen aan dient te leveren waaruit blijkt dat zij kleding heeft gekocht ten behoeve van klager, waarna zij dit bedrag terug zal ontvangen. Dit betreft de reden dat klager het geld niet op voorhand over mag maken naar zijn dochter. De regels met betrekking tot de rekening-courant zijn verscherpt en er mag enkel nog € 250,-- op de rekening-courant staan en het geld mag enkel van de geblokkeerde rekening gehaald worden ten behoeve van de re-integratie. Desgevraagd wordt aangegeven dat niet bekend is hoe deze regel zich verhoudt tot hogere regelgeving, in het bijzonder aangaande het recht op het volle genot van eigendom, zoals onder meer neergelegd in artikel 17 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en artikel 1 van het eerste protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Desgevraagd wordt ook aangegeven dat de thans geldende huisregels een bedrag van € 500,-- noemen in plaats van de genoemde € 250,--.

2.3

Samengevat en zakelijk weergegeven, komt het nadere standpunt van de directeur op het volgende neer.

Zoals uit het “informatieblad voor gedetineerden, rekening-courant en Telio-account’ blijkt, is het niet mogelijk om de rekening-courant aan te vullen vanaf de geblokkeerde rekening als het saldo onder de € 250,-- komt. Het geld op het geblokkeerde deel blijft van de gedetineerde en wordt voor hem bewaard totdat hij de inrichting verlaat.

Gelet hierop is de directeur van mening dat klager terecht en op goede gronden, geen geld mag overmaken van het geblokkeerde gedeelde van zijn rekening-courant naar zijn dochter ten behoeve van het kopen van kleding.

2.4

Samengevat en zakelijk weergegeven, komt het nadere standpunt van klager op het volgende neer.

Door de directeur is niet onderbouwd op basis van welke wettelijke regeling(en) de directeur het geld op een geblokkeerde rekening mag zetten en waarom het niet wordt toegestaan aan klager om dit geld – verdiend met arbeid gedurende zijn detentie in Duitsland – niet over mag maken aan zijn dochter. De voorwaarden zoals genoemd in het informatieblad hebben geen betrekking op deze casus, omdat het niet gaat om teveel gestort geld van buitenaf. Het geld was in klagers bezit en behoort feitelijk toe aan zijn fouillering en dit zou hij om die reden dan ook moeten kunnen uitvoeren.

  1. De beoordeling

3.1

Artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM bepaalt dat iedere natuurlijke of rechtspersoon recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht. De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.

Artikel 46 van de Pbw bepaalt dat:

  1. Het bezit van contant geld door de gedetineerden in de inrichting of een afdeling is verboden, tenzij in de huisregels anders is bepaald.
  2. In inrichtingen of afdelingen waar het bezit van contant geld door de gedetineerden verboden is, heeft de gedetineerde de beschikking over een rekening-courant bij de inrichting.
  3. In de huisregels kunnen nadere regels worden gesteld omtrent het bezit van contant geld en het gebruik van de rekening-courant. Deze regels kunnen een beperking betreffen van het bedrag waarover de gedetineerde ten hoogste in contanten of door middel van zijn rekeningcourant mag beschikken.

In de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) bij artikel 46 van de Pbw (Kamerstukken II, 19954/95, 24263, nr. 3, p. 90) is het volgende opgenomen: De hoofdregel ten aanzien van het bezit van contant geld is, in overeenstemming met de bestaande praktijk, dat het in de inrichtingen is verboden. Beloning van arbeid en betaling van aankopen geschiedt via een rekening-courant tussen de inrichting en de gedetineerde. (…) Met het oog op voorkoming van situaties waarin gedetineerden blijk geven over enorme geldbedragen te beschikken, in contanten of op hun rekening, kan een beperking hierop ingevolge het derde lid worden aangebracht. Deze beperking kan ook betreffen een verbod om tussen gedetineerden onderling geld over te maken.

In artikel 4.5.8 van de Huisregels is – voor zover hier van belang - opgenomen: Het is niet toegestaan in de inrichting over contant geld te beschikken. U krijgt daarom bij binnenkomst in de PI een rekening-courant, waarop maximaal een bedrag van € 500,-- mag staan. U geeft bij binnenkomst uw geld af aan de visitatieafdeling. Zowel uzelf als een medewerker van de visitatieafdeling tekenen voor ontvangst en afgifte. De financiële administratie beheert vervolgens uw geld en houdt voor u, gedurende de tijd dat u in PI Krimpen aan den IJssel verblijft, een rekening bij.

Wekelijks ontvangt u een overzicht van uw rekening met daarop alle mutaties (bijboekingen en afboekingen). Het saldo van uw rekening geeft aan wat u die week in de winkel kan/mag besteden. Op uw rekening-courant mag maximaal een bedrag van € 500,-- staan. Als het maximaal toegestane saldo is bereikt, worden de overige euro’s voor u in de kas bewaard tot uw vertrek.

In artikel 4.5.10 van de Huisregels is – voor zover hier van belang – opgenomen onder het kopje ‘uitvoeren van geld via de bank’: Dit kunt u doen door middel van een speciaal formulier aan te vragen bij de piw’er van uw afdeling. Op dit formulier geeft u aan om welk bedrag het gaat, voor wie het bestemd is en om welk IBAN-nummer het gaat. Bij voldoende geld op uw rekening zal de financiële administratie voor de verdere afwikkeling zorgen. U kunt alleen externe financiële transacties laten verrichten als dit voor re-integratie noodzakelijk is. Zoals voor boetebetalingen, collegegeld, schuldenaflossing, paspoortverlengingen, inschrijvingsgeld voor een huurwoning etc. Uw verzoek voor een externe financiële transactie zal via de casemanager in het MDO worden besproken.

3.2

In artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM is het ongestoord genot van eigendom vastgelegd en deze bepaling is aan te merken als een rechtstreeks werkende bepaling. Een Staat mag wetten toepassen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang.

Dit is geschied in artikel 46 van de Pbw. Daarin zijn beperkingen gesteld aan het ongestoord genot van eigendom als hierboven bedoeld. Dit artikel is aan te merken als een wet in formele zin ter uitvoering van de noodzaak om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang als bedoeld in artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM.

Blijkens de MvT is dit artikel bedoeld ter voorkoming van situaties waarin gedetineerden blijk geven over enorme geldbedragen te beschikken, in contanten of op hun rekening, zodat hierop een beperking ingevolge het derde lid in de huisregels kan worden aangebracht.

De directeur heeft zich op het standpunt gesteld, althans zo begrijpt de beklagcommissie, dat hieraan uitvoering is gegeven door de artikelen 4.5.2.1 en 4.5.10 van de Huisregels. Daarbij heeft de directeur gewezen op het informatieblad voor gedetineerden van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) van december 2023.

3.3

Blijkens voornoemd juridisch kader is het aan de Staat om de noodzaak in overeenstemming met het algemeen belang aan te tonen om beperkingen te stellen aan het ongestoord genot op eigendom. Blijkens artikel 46 van de Pbw en de MvT daarop is dat gelegen in de noodzaak om te voorkomen dat gedetineerden over enorme geldbedragen, in contanten of op hun rekening-courant, beschikken. De directeur verwijst in het verweer naar artikel 4.5.2.1 van de Huisregels. Niet gesteld, noch gebleken is dat dit op klager ziet, nu dit artikel enkel ziet op gedetineerden welke vallen onder de sanctieregeling terrorisme 2007-II. Wel ziet de beklagcommissie dat artikel 4.5.8 een gerechtvaardigde uitwerking van het derde lid van artikel 46 Pbw betreft en het recht op ongestoord genot van eigendom als zodanig niet aantast. Met dien verstande dat in de huisregels een bedrag van maximaal € 500,-- is opgenomen als maximum bedrag waarover de gedetineerde mag beschikken op zijn lopende rekening-courant en niet een bedrag van € 250,--. Het informatieblad voor gedetineerden van DJI is niet aan te merken als regelgeving op grond waarvan het maximum bedrag op € 250,-- of andere beperkingen mogen worden gesteld. Daartoe zullen de Huisregels moeten worden aangepast en daarvan is thans geen sprake.

3.4

De vraag die vervolgens in het onderhavige geval beantwoord moet worden is of artikel 4.5.10 van de Huisregels een toegestane uitwerking is van het derde lid van artikel 46 van de Pbw bezien in het licht van artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM. In artikel 4.5.10 van de Huisregels worden beperkingen gesteld aan externe transacties. Deze beperkingen zien op de noodzaak voor re-integratie voor externe financiële transacties. De directeur heeft zich onder verwijzing naar het informatieblad voor gedetineerden van DJI op het standpunt gesteld dat deze eis is gesteld ter voorkoming van voortgezet crimineel handelen. Dit kan op zich worden aangemerkt als een regulering van het gebruik van eigendom en is in overeenstemming met het algemeen belang. Met het oog op de toets of een externe transactie van een geblokkeerd deel van de rekening-courant in dit licht is toegestaan mag van de gedetineerde worden verlangd dat hij vooraf aangeeft hoeveel, naar wie en met welk doel hij extern wenst over te maken, waarna de directeur dient te beoordelen of in het concrete geval dan sprake is van indicaties voor voortgezet crimineel handelen op grond waarvan de directeur de externe financiële transactie zou kunnen weigeren. Daarbij dient de directeur alle relevante feiten en omstandigheden in aanmerking te nemen en daartoe een belangenafweging te maken die voldoende is gemotiveerd.

3.5

Klager heeft aangevoerd dat hij het geblokkeerde deel van zijn rekening-courant, zijnde ongeveer € 2.080,--, wenst over te maken naar zijn dochter om spullen zoals kleding voor klager te kopen, omdat hij in detentie 30 kilo is afgevallen. De directer heeft dit bij monde van de casemanager mondeling geweigerd na bespreking in het MDO en in de vrijhedencommissie met de enkele verwijzing naar de huisregels en dat de dochter van klager eerst bonnen dient aan te leveren waaruit blijkt dat zij kleding voor klager heeft gekocht, waarna zij dit bedrag terug zal ontvangen. Dit kan gelet op het voorgaande niet worden aangemerkt als een voldoende motivering. Dit standpunt miskent dat het aan de directeur is om de beoordeling, zoals in voorgaande alinea is opgenomen, te maken en deze voldoende inzichtelijk te motiveren met inachtneming van de relevante feiten en omstandigheden van het geval alvorens beperkingen in het kader van het algemeen belang te stellen aan het ongestoord recht op eigendom. Daarvan is niet gebleken.

3.6

Het beklag is hierom gegrond en het besluit wordt vernietigd. De directeur wordt in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

  1. De beslissing

De beklagcommissie,

verklaart het beklag gegrond en vernietigt het besluit;

draagt de directeur op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Deze uitspraak is gegeven door de beklagcommissie, bestaande uit mr. J. van Dort, voorzitter, F. Dekkers en mr. N.T. van Kan, leden, in tegenwoordigheid van E.J. van Beuzekom, secretaris, op 2 juli 2024.