Opnieuw zoeken

Sla inhoud over

KC 2024/014

Datum uitspraak:
30/07/2024
Artikel:
18 lid 2 Rtvi
Samenvatting:
Klaagster heeft een klacht ingediend omdat de directeur van de inrichting niet zelf heeft beslist op haar verzoek tot kort re-integratieverlof, maar dit naar de selectiefunctionaris heeft doorgestuurd. Dit zorgde voor een lange wachttijd op een beslissing. De beklagcommissie stelt vast dat de directie in haar aanvankelijke verweer onjuiste informatie gaf en tijdens de zitting onterecht aangaf dat er nieuwe GRIP-informatie was, terwijl het om reeds bekende informatie uit augustus 2023 ging. Volgens de beklagcommissie is de directeur bevoegd om zelfstandig te beslissen over het verlofverzoek. De argumenten van de directie om dit naar de selectiefunctionaris door te sturen, worden niet als gerechtvaardigd beschouwd, omdat de situatie van klaagster niet is veranderd ten opzichte van eerdere aanvragen. Omdat de directie nog steeds geen beslissing heeft genomen binnen een redelijke termijn, verklaart de beklagcommissie de klacht gegrond. De directeur wordt opgedragen om binnen twee weken alsnog een beslissing te nemen, maar er wordt geen tegemoetkoming aan klaagster toegekend.
Uitspraak:
 
UITSPRAAK VAN DE BEKLAGCOMMISSIE UIT DE COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ DE PENITENTIAIRE INRICHTING NIEUWERSLUIS
 
De beklagcommissie heeft kennisgenomen van het bij het secretariaat ingekomen klaagschrift van:
 
[…], verder te noemen klaagster, op dit moment verblijvende in PI Nieuwersluis.
 
Het klaagschrift is gericht tegen het feit dat niet is besloten op klaagsters verzoek tot re-integratieverlof, maar dat deze is doorgezonden naar de selectiefunctionaris. Klaagster wordt in deze procedure bijgestaan door mr. T.S. van der Horst.
 
De directeur heeft schriftelijk gereageerd. Klaagster heeft van deze reactie kennis kunnen nemen. De klacht is op de beklagzitting van 12 juni 2024, in aanwezigheid van klaagster en haar raadsman en namens de directie dhr. […] en […(juridisch medewerkers).
 
In het kader van de behandeling van deze klacht heeft de beklagcommissie kennisgenomen van de volgende informatie:
-        klaagschrift gedateerd en binnengekomen bij het secretariaat op 30 april 2024;
-        verweerschrift van de directeur van 2 mei 2024;
-        het verhandelde ter zitting van 12 juni 2024;
-        het aanvullend verweerschrift van de directeur van 12 juni 2024, binnengekomen bij het secretariaat op 14 juni 2024;
-        schriftelijke reactie op het verweerschrift van mr. T.S. van der Horst van 18 juni 2024.
 
Standpunt klaagster
Klaagster is het niet eens met het feit dat de directeur niet zelf heeft besloten op haar verzoek tot kortdurend re-integratieverlof. Haar verzoek is voorgelegd aan de selectiefunctionaris. Klaagsters heeft een eerder kortdurend re-integratieverlof mogen genieten, wat zonder problemen is verlopen. Ze is dan ook van mening dat de directeur van de inrichting op grond van artikel 18 lid 2 onder b van de Rtvi bevoegd is om te beslissen over haar verzoek en het zodoende niet noodzakelijk was om haar verzoek aan de selectiefunctionaris voor te leggen. Klaagster stelt door deze werkwijze van de inrichting onnodig vertraging te hebben opgelopen. Zij eist te een passende tegemoetkoming.
 
Ter zitting hebben klaagster en haar raadsman het volgende toegevoegd.
Klaagster heeft zich tijdens haar detentie altijd goed gedragen en ziet niet in wat nu de onderliggende reden is van de beslissing om de selectiefunctionaris te vragen om te beslissen in plaats van om advies te vragen met een -niet noodzakelijke- vertraging tot gevolg. Bij de eerste verlofaanvragen is gebleken dat de nabestaanden van het slachtoffer geen wensen hebben met betrekking tot het verlof van klaagster.
 
Naar aanleiding van de schriftelijke aanvulling op het verweerschrift van de directeur heeft de raadsman van klaagster het volgende toegevoegd.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vertegenwoordiging van de directie te kennen gegeven dat er recente GRIP-informatie beschikbaar was die mede aanleiding gaf om de selectiefunctionaris te laten beslissen over het verzoek van klaagster. Uit de schriftelijke aanvulling op het verweerschrift is gebleken dat dit gaat om informatie uit augustus 2023, die zodoende al bekend was bij het verlenen van de eerste verloven van klaagster. De verwijzing naar een incident tijdens de terechtzitting heeft betrekking op een incident tijdens de zitting in 2018, maar het incident had enkel betrekking op de hoofdverdachte in de zaak en niet op klaagster. Klaagster is van mening dat de directeur onzorgvuldig heeft gehandeld.   
 
Standpunt directie
Het standpunt van de directie dat is opgenomen in het verweerschrift, mondeling is toegelicht ter zitting en de schriftelijke aanvulling naar aanleiding van de beklagzitting wijkt van elkaar af en wordt zodoende apart van elkaar opgenomen.
 
Het standpunt van de directie in het verweerschrift.
De directeur is op grond van artikel 18 lid 2 onder b Rtvi bevoegd om te besluiten op verzoeken om kortdurend re-integratieverlof van gedetineerden met een gevangenisstraf langer dan twee jaar, indien het eerste re-integratieverlof zonder incidenten is verlopen. Op grond van artikel 3 lid 5 Rtvi vraagt de directeur de selectiefunctionaris om advies in geval hij bevoegd is te beslissen op een verzoek. De directie begrijpt dat het vervelend is dat klaagster lang moet wachten op haar beslissing, maar de wachttijd voor de beoordeling bij de selectiefunctionaris is nu eenmaal lang. Dit ligt buiten de macht van de directie.  
 
Ter zitting is het volgende verweer gevoerd door de vertegenwoordiging van de directie.
In eerste instantie is de selectiefunctionaris gevraagd om advies te geven met betrekking tot het verzoek tot kortdurend re-integratieverlof. Gelet op het feit dat er sprake is van een gemiddeld tot hoog risico op recidive, klaagster gedetineerd is voor een levensdelict en er geen zicht is op de belangen van nabestaanden is gekozen om de selectiefunctionaris te laten beslissen op het verzoek. Er zou GRIP-informatie binnengekomen zijn, waardoor besloten is dat de directeur de beslissing niet zelf zal nemen.
 
Naar aanleiding van de zitting heeft de directie een schriftelijke aanvulling op het verweerschrift aangeleverd.
De directie betreurt de foutieve informatie die in het eerdere verweer stond. De selectiefunctionaris is vanaf het begin benaderd om een beslissing over het verzoek te nemen. Dit is altijd zo geweest. Het eerste verlof van klaagster is aangevraagd als een incidenteel verlof, maar deze aanvraag is door de selectiefunctionaris omgezet naar een re-integratieverlof. Dit verzoek is op andere gronden toegewezen dan waar de eerste aanvraag op zag. Gelet hierop heeft de directie ervoor gekozen om wederom een beslissing aan de selectiefunctionaris te vragen. In de GRIP-informatie, van 23 augustus 2023, wordt aangegeven dat sprake is van een ernstige dreiging, onder andere omdat de nabestaanden niet in zicht zijn en een incident heeft plaatsgevonden bij een rechtszitting. Klaagster is op de hoogte van deze informatie. De directeur heeft een afgeleide bevoegdheid om te beslissen, maar de minister verliest  zijn beslissingsbevoegdheid nooit.[1]
 
Beoordeling
Klaagster heeft conform artikel 60 tweede lid van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) tijdig beklag ingediend. Volgens vaste jurisprudentie van de RSJ kan beklag worden ingesteld tegen de weigering of verzuim om te beslissen.[2] Klaagster kan zodoende worden ontvangen in haar beklag.
 
De beklagcommissie stelt dat de klacht ziet op het feit dat de directeur niet zelfstandig een beslissing heeft genomen op het verzoek tot kortdurend re-integratieverlof, maar deze ter beoordeling heeft doorgestuurd naar de selectiefunctionaris. Klaagster wacht zodoende al lange tijd op een beslissing.
 
De beklagcommissie constateert dat het verweer van de directie ter zitting en de schriftelijke aanvulling op het verweerschrift volledig afwijken van het eerder schriftelijk verstrekte verweer. De beklagcommissie vindt het zeer ernstig dat zij aanvankelijk verkeerd is geïnformeerd en dat het eerste verweer zoveel feitelijke onjuistheden bevat. Tevens is klaagster angst aangejaagd nu ter zitting onterecht is aangevoerd dat sprake zou zijn van nieuwe GRIP-informatie, terwijl het ging om informatie uit augustus 2023 die ook bij klaagster al maandenlang bekend was en geen beletsel was voor de toekenning van eerdere kortdurende re-integratieverloven.
 
De beklagcommissie is van mening dat de directeur op grond van artikel 18 lid 2 Rtvi bevoegd is om te besluiten op het verzoek tot kortdurend re-integratieverlof van klaagster. De door de directie aangevoerde argumenten om de aanvraag door te sturen naar de selectiefunctionaris ter beslissing worden door de beklagcommissie niet als een gegronde reden hiervoor gezien. Ten opzichte van de eerdere verlofaanvragen is de situatie van klaagster niet gewijzigd, de GRIP-informatie was al bekend bij de PI en klaagster en ook het feit dat de nabestaanden geen reactie gaven was al bij de eerste aanvraag het geval. Gelet op het feit dat de directie op het moment van de beklagzitting nog steeds niet heeft beslist op de aanvraag van klaagster, en dit dus niet binnen een redelijke termijn heeft gedaan, is sprake van een weigering of verzuim om te beslissen. De beklagcommissie zal de klacht zodoende gegrond verklaren. Zij draagt de directeur op om alsnog een beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst, en met inachtneming, van deze beslissing. De beklagcommissie ziet op het moment geen aanleiding om aan klaagster een tegemoetkoming toe te kennen.  
 
BESLISSING
De beklagcommissie verklaart het beklag gegrond en draagt de directeur op om alsnog een beslissing te nemen binnen een termijn van twee weken na ontvangst, en met inachtneming, van deze beslissing.
 
Aldus gegeven op 30 juli 2024 door dhr. mr. drs. H.E. Trouw, voorzitter, en mw. mr. J.W.H. van der Goes-Petter en mw. dr. J. Reef, leden, bijgestaan door mw. R.M. Appels, secretaris.


[1] RSJ 1 juni 2022, 21/23867/GV
[2] RSJ 1 september 2023, 23/31635/GA